Hbo behoeft eigen kwaliteitszorg

Nieuws | de redactie
27 juni 2008 | In een recent interview met ScienceGuide stelt UvA-rector Dymph van den Boom, dat de hogescholen niet zelf een systeem van kwaliteitszorg voor onderzoek op moeten zetten, maar vooral moeten aansluiten bij de universitaire praktijk en vanuit die positie verder moeten gaan.  Henk Pijlman, voorzitter Hanze hogeschool, dient haar van repliek.

Het praktijkgerichte onderzoek van de hogescholen heeft voor een belangrijk deel een andere oriëntatie dan het universitaire onderzoek. Hogescholen hebben alle reden om zelf aan een systeem van kwaliteitszorg voor onderzoek te werken De onderzoeksfunctie van de hogescholen richt zich primair op oplossingen voor en innovatie in de beroepspraktijk. Tegelijkertijd wordt het onderwijs verrijkt en up to date gehouden. Centraal staat een model van interactie en coproductie met de praktijk.

Kennis is geen “product” dat vanuit hogescholen naar de praktijk gebracht wordt, maar een gezamenlijk proces van vragen formuleren, oplossingen verzinnen om zo tot innovatie te komen. De in de praktijk aanwezige kennis wordt ook voor vol aangezien. In de woorden van Gibbons: meer Mode 2 dan Mode 1. Deze werkwijze vraagt om een manier van evalueren en beoordelen die verder gaat dan de gebruikelijke op wetenschappelijke publicaties en peer review gerichte universitaire benadering.

In het brancheprotocol kwaliteitszorg onderzoek (BKO) van de hogescholen staan vier contexten centraal: het domein kennis en onderzoek, het domein beroepspraktijk, het domein onderwijs en het domein samenleving. In de evaluaties wordt gekeken op welke wijze het onderzoek aan de hogescholen impact heeft binnen de genoemde domeinen. Stakeholders uit de genoemde domeinen worden uitdrukkelijk bij dit proces van evaluatie betrokken. Het gaat hier dus om gecontextualiseerde kwaliteitszorg.

Het universitaire protocol (het SEP) richt zich tot nu toe slechts op één domein: het wetenschappelijke. Het tellen van A-tijdschriftartikelen en het oordeel van slechts één soort stakeholder: de wetenschappelijke peer, zijn een uitstekend middel om de op het wetenschappelijke domein gerichte activiteiten van een onderzoeksgroep te beoordelen, maar ook niet meer dan dat.

Onderzoek moet deugdelijk en valide zijn. Op dat terrein kunnen hogescholen hun licht opsteken bij de universiteiten en daar veel van leren. De hogescholen zijn echter van mening dat onderzoek ook direct relevant moet zijn voor de praktijk, voor het onderwijs en de samenleving in bredere zin. Het door Van den Boom genoemde ERIC (evaluating research in context) initiatief, waar ook de HBO-raad aan deelneemt,  bouwt verder op de ervaringen met de Sci_Quest methode. Het wordt op dit moment nog niet breed door de universiteiten omarmd. De geplande aanvulling op het te vernieuwen SEP lijkt eerder een beleidspleister dan een paradigmawisseling.

Ik ben het eens met Van den Boom eens dat hogescholen en universiteiten veel aan elkaar hebben en veel van elkaar kunnen leren. Dit moet dan natuurlijk wel gebeuren vanuit een benadering waarbij helder is welke visie op onderzoek men hanteert.

Henk Pijlman, voorzitter van het College van Bestuur van de Hanzehogeschool Groningen en bestuurslid van de HBO-raad (portefeuille onderzoek)




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK