‘Het leren stellen van betere vragen’

Nieuws | de redactie
4 juni 2008 | Al in 2003 pleitte de Onderwijsraad voor meer accent op burgerschapsvorming in po en vo. Nu stelt de Onderwijsraad dat dit op alle onderwijsniveaus zou moeten, inclusief de universiteiten. Dit gaat in tegen de diepgewortelde opvatting dat de academie waardenvrij volwassenenonderwijs zou moeten bieden. Tegelijk werd dit thema een kernpunt in de discussie tijdens het VSNU- café van gisteren.

Frits van Oostrom definieerde daar de ziel van de academie als ‘het leren stellen van betere vragen’. De overdracht van die ziel van onderzoekers naar volgende generaties onderzoekers leek de gesprekspartners niet echt zorgen te baren. Maar of de universiteit die overdracht naar al die andere HO-deelnemers nog weet te verwzenlijken, werd openlijk betwijfeld. “Hindernis is het volume van nu. Een nauw persoonlijk contact, die zinderende omgeving van kennis en vragen stelen, kan dat nog wel?” vroeg Van Oostrom.

Durf moraliseren
UU-rector Hans Stoof pleitte daarom voor zowel ‘kleinschaligheid in grootschaligheid organiseren’ als voor een open debat over ‘minder studenten in het wo desnoods.’ Bij het groeperen van de instroom van 500 in alleen al psychologie aan de UU in groepen van 100 studenten, die in vier blokken ‘eigen docenten’ kregen, bleek men toch intensiever contact te kunnen organiseren. Het rendement was dan ook 89 %. Het kan dus wel, was zijn boodschap. Van Oostrom wees er op, dat een gebrek aan aandacht voor die bredere ontwikkeling van de student – niet alleen van de toekomstige onderzoeker – een wezenlijke reden is voor het te lage HO-rendement. “Mijn zielepijn is dat we dit ook zelf te veel hebben laten versloffen. Te veel studenten haken af, teleurgesteld, niet geïnspireerd genoeg. Als we hier meer aandacht aan gaven, zou ook de weerklank vanuit de samenleving voor wat de universiteit doet en kan groter worden.” Daarom wilde Van Oostrom ook een openlijk pleidooi voor meer ‘moralisme’ in het wo. “Durf moedig te zijn als docent. Neem dan maar het risico dat men je verwijt dat je moraliseert. We hebben nu eenmaal de opdracht te zorgen voor scholing én vorming”.

De verbinding met het advies van de Onderwijsraad is dan ook zeer opmerkelijk. Nog maar een jaar of tien geleden was het ondenkbaar om te veronderstellen dat universiteiten de taak zouden hebben om van studenten goede burgers te maken. Die taak lag immers bij ouders en scholen tot en met het voortgezet onderwijs. Universiteiten positioneerden zich als volwassenenonderwijs. Docenten veronderstelden simpelweg dat studenten goede burgers waren die ze gingen lesgeven, niet opvoeden. En zeiden dat ook nog weleens in collegezalen als ze studenten tot de orde moesten roepen die toch nog puberale trekjes bleken te vertonen.

Behoud van kernwaarden
Na 11 september 2001 kwam daar radicaal verandering in. Bij de onderwijsbegroting betoogde de PvdA bij monde van Marleen Barth, dat scholen weliswaar niet verantwoordelijk gehouden konden worden voor radicaliserende scholieren, maar toch wel een taak hadden op het gebied van burgerschapsvorming. Ze pleitte daarom voor de invoering van het vak burgerschapsvorming. De Onderwijsraad pakte de motie-Barth op, en bracht in 2003 het advies Onderwijs en burgerschap uit. Daarin stelde de Onderwijsraad voor wettelijk vast te leggen dat scholen burgerschap moeten bevorderen. Die bepaling zou dan in de plaats komen van de huidige plicht van scholen hun studenten maatschappelijk verantwoordelijkheids­besef bij te brengen. De focus lag in het rapport bij primair en voortgezet onderwijs.

De raad werkt dit nu ook uit voor het hoger onderwijs. “Gelet op hun toekomstig functioneren in de maatschappij moeten hoogopgeleiden beschikken over een relatief brede maatschappelijke en nationale oriëntatie. Daarnaast moet gedacht worden aan een extra dimensie, bijvoorbeeld in relatie tot internationalisering en globalisering. Instellingen kunnen burgerschap ook verder stimuleren door bepaalde instellingsspecifieke inhouden in het curriculum op te nemen, door zaken als een studium generale, en door studenten te activeren maatschappelijk en in verenigingsverband actief te zijn. Tevens moet, wat de universiteiten betreft, gewaakt worden voor het behoud van kernwaarden als het intellectuele debat en de kritische discussie. Deze moeten steeds gewaarborgd en gefaciliteerd worden”.

Welk burgerschap?
Het advies van de Onderwijsraad is uitdagend voor het actuele HO-debat en sluit geheel aan op de discussie in het VSNU-café. Het roept ook vragen op. Is dit pleidooi een antwoord op de verlegenheid onder hoogopgeleiden in discussies als over de islam? Wat voor burgerschap heeft de Onderwijsraad precies in gedachten? In zijn advies geeft hij met een paar pennenstreken aan welke issues ze in gedachten heeft, maar uiteindelijk kun je daarbij niet ontkomen aan het innemen van een normatief standpunt. Het gaat niet zozeer om de vraag naar burgerschap, maar om de vraag naar goed burgerschap.

Wat betreft het primair en voortgezet onderwijs kan het begrip ‘burgerschapsvorming’ gezien worden als uitdrukking van de taak om leerlingen niet alleen (algemene) kennis bij te brengen, maar ze ook in opvoedende zin voor te bereiden op hun functioneren in de samenleving. In het hoger onderwijs hebben instellingen nu al de wettelijke plicht het maatschappelijke verantwoordelijkheidsbesef onder hun studenten te bevorderen. De Onderwijsraad wil verder gaan. Over nut, noodzaak en precieze vormgeving zal nog de nodige discussie volgen voordat de eerste officiële lessen in burgerschap in het wetenschappelijk onderwijs te verwachten zijn.

Onderwijsraad, Richtpunten bij onderwijsagenda’s
















«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK