‘Ik vind het een wereldprestatie’

Nieuws | de redactie
18 juni 2008 | Het extra geld van OCW voor aandacht aan allochtone studenten biedt anderhalf uur begeleiding op jaarbasis "Alle beetjes helpen, denk ik dan maar." Aldus HR-voorzitter Jasper Tuytel, "maar hier spreekt wel uit dat men het probleem dus niet echt begrijpt. Dit is een enorme opdracht waar we voorlopig en structureel nog tenminste een generatie werk aan hebben. Het lijkt of Plasterk die grote lijnen en grootstedelijke vraagstukken eigenlijk ook niet ziet." Tuytel schetst de omvang, complexiteit én zijn optimistische fascinatie hierbij. "Tien, vijftien jaar geleden was het ondenkbaar dat je zoiets deed. Hogeschool en bedrijven waren toen nog sterk gescheiden werelden."


De Hogeschool Rotterdam kiest bij al haar activiteiten -opleidingsaanbod, onderzoek, kennisontwikkeling – voor Rotterdam.Dat klinkt op het eerste gehoor eigenlijk als een beperking, alsofde hogeschool met haar rug naar de rest van Nederland wil gaanstaan. Kijken we naar het ambitieuze werk van bijvoorbeeld jullielectoraten, dan klinkt iets heel anders door. Wat wil dat ‘kiezenvoor Rotterdam’ nou eigenlijk zijn?

Dat zegt dat we de hogeschool zien als het laboratorium voor deverbinding van het onderwijs en samenleving. Die moeten verbondenworden rond de thema’s die in zo’n stad als deze thuis zijn. Diezoek je dus samen op. Dat zijn hier in Rotterdam natuurlijk thema’sals de haven, de gezondheidszorg, maar ook de creatieve industrie,de verbetering van stadswijken.

De manier van aanpakken van zulke thema’s moet ook echt Rotterdamszijn. Dus maken we concrete afspraken, sluiten convenanten met allemogelijke bedrijven en organisaties hier. Zij leggen bij dehogeschool opdrachten neer voor het helpen oplossen van concreteproblemen of vragen. En dat doen we dan innovatief, vanuitverschillende disciplines, maar wel graag een beetje praktisch. Wezijn daarin pragmatisch, want ook als je iets innovatief aanpakt,moet het wel werken.

Je moet als hogeschool niet alleen wat mooie ideeën of dromenafleveren, mensen moeten ermee aan de slag gaan. Daarom wil ik ookdat we zulke opdrachten het liefst met anderen doen, zowel anderenbinnen de hogeschool als andere organisaties en bedrijven in dezeregio. Mijn voorkeur gaat uit naar interdisciplinair werken bijzoiets. Daar leert iedereen gewoon het meeste van.

Zo’n aanpak maakt het nodig dat studenten – en ook docentenvermoedelijk – meer competenties en kennis moeten aanspreken enverwerven dan klassieke onderwijsprocessen in het hbo. Luktdat?

Het onderwijs wordt veel echter voor ze. En je leert alleeninterdisciplinair te werken door het te doen, door opdrachten in depraktijk samen uit te voeren. We hebben een convenant met hetVerbond van Uitvinders. Daarin worden CE-studenten ingeschakeld omhun leden te helpen bij het vertalen en vermarkten van hun vondst.Zoiets bood dat verbond vroeger niet aan, maar met zulke studentenkan dat nu wel.
moesten onze studenten met mbo’ers aan werken. Een heel mooiproject in diezelfde sfeer was de volledige herinrichting van eenpand in de Beijerlandsestraat in Rotterdam Zuid.DaarOokweer volledig interdisciplinair: studenten design, communicatie,techneuten, noem maar op. Zij moesten leren leiding geven aan diembo’ers, planning maken, reflectie, ‘verkopen van je verhaal’,leren begrijpen wat de bewoners wilden en dat vertalen in concretestappen.

We hebben met een veelheid van partijen overeenkomsten om zo methen te werken. Kijk maar naar het Ideale Haven-project, waar jullieal over schreven. Maar ook met het Rotterdam Climate Initiative vanRuud Lubbers, met heel veel ICT-bedrijfjes, met Gemeentewerken hetgrote ingenieursbureau van de gemeente. Dat laatste zet heel veelopdrachten uit en ze zijn ook heel slim daarbij. Ze benutten dat omtijdens de studie talenten te spotten die ze daarbij tegenkomen bijons. Ziekenhuizen, banken, stadswijken doen dat ook. Het grote Pactop Zuid-project wordt zo helemaal gemonitord vanuit de hogeschooldoor een grote rol van onze lectoraten op dat terrein.

Zulke convenanten leveren zelf natuurlijk weer nieuwekennisvragen en thema’s op

Voortdurend! Niet alleen concrete opdrachten, maar ook complexethema’s waar nieuwe lectoraten of kenniskringen uit ontstaan. Envragen die wij dan weer terugvertalen naar de inhoud van debetreffende opleidingen in de hogeschool. Dit versterkt onsonderwijsmodel, omdat dat uitgaat van concrete opdrachten uit eenreële beroepspraktijk en serieuze vraagstukken die daar aan de ordekomen.

We hebben soms veel meer vragen uit de praktijk dan we meteenaankunnen. Het informatiecentrum bijvoorbeeld werkt aan zo’n zeven-tot achthonderd opdrachten uit de ICT-sector, vaak van kleinebedrijven. Dat levert wel veel nieuwe knowhow en relaties op vooronze opleidingen. Ook daar dus: het onderwijs wordt veel’echter’.

Er is een klein bedrijf dat tussen Dordrecht en Rotterdam met 6boten heen en weer vaart. Ze wilden besparen op het energieverbruiken hebben 6 projectgroepen studenten gevraagd daar ideeën voor uitte maken, elke boot een. Dan krijg je natuurlijk een hele variëteitaan dingen, prachtig was dat. En al twee van die oplossingen wordennu direct in zo’n boot toegepast. Zo’n ervaring is voor studentengoud waard.

Het ontwikkelen en onderhouden van zo’n veelvoud aan relatiesmet de omgeving om het hbo heen is niet iets dat een klassiekeonderwijsinstelling met docenten als professionals van oudsher inhaar organisatie had opgenomen. 

Tien, vijftien jaar geleden was het ondenkbaar dat je zoiets deed.Hogeschool en bedrijven waren toen nog sterk gescheiden werelden.Deze aanpak is daarom een grote, nieuwe factor geworden in deorganisatie van de hogeschool. Het is soms a hell of a job, hoor,om dat voor elkaar te krijgen. Het is heus niet zo dat alles alleenmaar lukt. Het hbo van nu is echt diepgaand veranderd vergelekenmet vroeger, vanwege die rol als kenniscentrum en de eisen die ditstelt, aan je organisatie, je medewerkers en studenten.

Wat opvalt, is dat de hogeschool ook in fysieke zin steedsverder verandert. Jullie gaan onderwijsaanbod organiseren opplekken waar vroeger nooit hoger onderwijs locaties verzonnenzouden zijn. In oude wijken, op haventerreinen langs deMaas.

Je moet de plekken gaan zoeken waar je als kenniscentrum van nuecht aanwezig wilt zijn, ook moet zijn. Die nieuwe locatie op hetoude RDM-terrein bijvoorbeeld, daar mogen bedrijven alleen naar toeals ze kennisopdrachten meenemen. Dat wordt zo direct eenbroedplaats. We zitten ook in een oude graansilo die nu de CreativeFactory is. We hebben daar ruimte gehuurd tussen alle mogelijkecreatieve bedrijfjes. Van daaruit helpen nu studenten van ons diemensen met allerlei concrete problemen en opdrachten. Van planningvan hun bedrijfsprojecten, businessplan, tot uitvoering vanIT-activiteiten, ga zo maar door.

Dat is dus het echte beroepsonderwijs, in het hogere segment dathet hbo moet bieden. Dat is veel minder klassiek gestroomlijnd danhet geval was binnen de beperkte opleidingsdomeinen. Het vraagt ookveel meer flexibiliteit. Van de student, maar zeker ook van ons.Wat dat vereist zijn leiding leren geven, plannen, reflectie,samenwerken, creativiteit, interdisciplinair aanpakken, daarin komthet hbo-niveau echt naar voren. Wie daar echt heel goed in zijn,zijn volgens mij dan de echt excellente studenten.

Je kijkt daarbij dus minder naar de klassieke benadering van destudent die in een opleidingsdomein, een discipline hoogscoort. 

Oh, maar het is ook erg goed, als je dát kan. Maar excellent vindik iemand die van daaruit in een complexe, interdisciplinaireomgeving heel goede resultaten weet te boeken. We hebben vanuit diefilosofie ook een Sirius-aanvraag voorgelegd. Ik hoop dat men dieook wil zien tegen de achtergrond van zo’n kijk op wat excellentiein het hbo van nu is. Hbo-excellentie kent andere aspecten dan diein bijvoorbeeld het wetenschappelijk onderzoek en opleidingen diezich daar vooral op richten.

De omslag van het hbo in deze stad heeft natuurlijk ook temaken met de nieuwe werkelijkheid van de grote steden, in heelEuropa. Je zult wel moeten inspelen op een ongekende diversiteit inde bevolking en op de economische effecten van globalisering enkennissamenleving, iets anders lijkt niet goed denkbaar.

Ik vind het nog steeds ongelooflijk hoe dat onderschat wordt ook inhet onderwijsbeleid, zelfs bijna genegeerd soms. Deze hele stad isveranderd in 15 jaar, is sterk verkleurd. 60% van de 16-jarigenheeft een niet Westerse achtergrond. Niet ‘een deel’, een’minderheid’ of zoiets. Veel mensen zien niet in dat dit de nieuwerealiteit is geworden. Het biedt uiteraard kansen voor de stad,maar brengt ook de nodige problematiek met zich mee in hetonderwijs.

Voor deze nieuwe groepen jongeren is het doorstromen naar hogeronderwijs echt niet vanzelfsprekend. Veel van hen komen uit eenomgeving waar ze thuis geen Nederlands spreken. De taal en dus decodes van onze samenleving, de begrippen en waarden,cultuurkenmerken die ermee samenhangen, die krijgen ze niet alsvanzelf mee. Daar komt nog bij dat Rotterdam altijd al een stad metveel laag opgeleiden met lagere inkomens was. Daar hebben dejongeren die hier nu opgroeien ook mee te maken en dat heeft op hunpositie extra impact.

De hogeschool staat daar middenin. Dweil je met de kraanopen?

We hebben hier studenten van 100 verschillende nationaliteiten. Endie verschillen niet alleen van autochtone studenten, zeverschillen ook – soms zeer sterk – van elkaar. 8000 allochtonejongeren studeren bij ons, bijna eenderde. Zijn we als hogeschoolook trots op. Ik vind het een wereldprestatie dat we erin slagenzo’n grote instroom naar hoger beroepsniveau op te leiden. Weleveren duizenden allochtone jongeren af, zorgen dat zij kansenkrijgen. En werk vinden ze hier in de stad en de regio allemaal.Juist ons onderwijsmodel met die praktische aanpak van outsidein/inside out met reële opdrachten uit serieuzepraktijkvraagstukken werkt voor hen goed. Vaak leren ze daarontdekken dat ze veel meer kunnen en in hun mars hebben.

De nieuwste cijfers laten ook zien dat de uitval nog fors is.Niet alles lukt, je zei het zelf al.

We doen wat we kunnen daaraan. Je moet die uitval ook lerenanalyseren om er goed aan te kunnen werken. Zo speelt peer pressuresoms een rol, omdat niet elke jongere in de familie kan studeren.Als de broer dan geld verdient met een baantje, dan kan de zus inhet hbo die druk voelen. Zulke factoren moet je leren zien enaanvoelen. We zijn daar met honderden peercoaches vanuit deouderejaars studenten bijvoorbeeld heel gericht mee bezig.

Die nieuwe cijfers van de HBO-raad geven een reëel beeld van hetrendement van het hbo. Je ziet dat de grote hogescholen in deRandstad daar zwakker scoren. Wij doen het zelf nog redelijk goed,dat was enkele jaren geleden minder. Ik zag dat eerlijk gezegd blijverrast.

Om dit vraagstuk te helpen aanpakken, gaat Plasterk extra geldsteken in hogescholen als de HR, 4 miljoen nu, dit jaar. Onzeberekening is dat de Hogeschool Rotterdam daar 800.000 uitkrijgt.
 
Door dat mindere rendement in grootstedelijke hogescholen lopen wijbij de huidige outputbekostiging jaarlijks zo’n 10 tot 20 miljoen’mis’ vergeleken met collega’s met een minder zwaremaatschappelijke opdracht. Dat is ook de realiteit. Ik misgun zedat helemaal niet, het is het resultaat van zo’n typefinancieringssysteem. Maar het is wel bizar dat we de bekostigingzo opzetten, dat hogescholen met grote maatschappelijke knelpuntener extra op achteruit gaan.

Als wij van die extra 4 miljoen dus 8 ton ontvangen kan ik dat weleven doorrekenen. Dat is €100,- per jaar per allochtone student, omrendement en begeleiding te verbeteren. Een docent kost per uurzo’n €60,-. Het zou dus zo’n anderhalf uur extra aandacht zijn.Anderhalf uur op een heel jaar.

Dat soort geld verdampt dus in een extra projectje of ietsdergelijks, als je niet oppast. Wat gaat ermee gebeuren?

We voegen het toe aan een pot investeringsmiddelen die we zelf alhebben bijeengeharkt uit onze bekostiging, om alle mogelijkeactiviteiten te doen waarvan we merken dat ze echt werken. Diepeercoaches  bijvoorbeeld. Ik heb liever dat een student daarwat mee verdient en als mentor voor jongerejaars én voor talentenin het voortgezet onderwijs optreedt, dan dat hij vakken vult bijde supermarkt. Dat is ook voor de studie een zeer relevanteervaring die je kunt opbouwen. Dat geld van OCW voegen we daaraantoe. Alle beetjes helpen, denk ik dan maar.

Maar hier spreekt wel uit dat men het probleem dus niet echtbegrijpt. De omvang niet, de complexiteit niet. Het is geentijdelijk overgangsprobleem in het hoger onderwijs. Dit is eenenorme opdracht waar we voorlopig en structureel nog tenminste eengeneratie werk aan hebben. Dat besef is nog nauwelijks aanwezig.Het lijkt alsof Plasterk die grote lijnen en grootstedelijkevraagstukken eigenlijk ook niet ziet.

Met zo’n gebrekkig besef ontstaan ook allerlei rare discussies inde marge. De taal/rekentoets bij de PABO’s bijvoorbeeld, daarirriteert ook de opstelling van de HBO-raad mij. We zouden nu eenuitzondering kunnen krijgen van een jaar bij de manier vantoepassen daarvan, vergeleken bij de andere PABO’s. Dan mis je tochwaar het om gaat op dit punt.

Als koepel moet de HBO-raad bij zoiets wel kijken naar hetgeheel van de lerarenopleidingen.

Dat is wel zo, maar ik vraag ook aandacht voor de realiteit in debasisscholen. Daar is het nodig om veel allochtone docenten tehebben, want zo kun je bouwen aan een veel betere band en contactmet de ouders. En die is absoluut noodzakelijk om de kinderen veelbeter te laten ontwikkelen in de school, in de begeleiding thuis.Dan zeg ik: jaag dus niet 85% van de allochtone leraar-in-opleidinghier weg door een starre opzet met zo’n toetsing. We willen erextra energie in steken dat zo’n taal/rekentoets goed kan werken,maar dan moet wel kunnen in de realiteit die hier bestaat, binnende aanpak van de propedeuse die bij onze studenten blijkt tewerken.

Binnen de HBO-raad spelen meer moeilijke dilemma’s. De AlgemeneVergadering wees het convenant met OCW af dat extra’s moestopleveren voor inspanningen bij kwaliteit en rendement. 

Dat vind ik eigenlijk niet zo erg. De hogescholen verschillen sterkin opzet, omvang, maatschappelijke positie dat je de vraag moetstellen of dit soort brancheafspraken nog wel inhoud kunnen hebben.En als ze dan ook nog weinig extra middelen opleveren, zeker voorhogescholen met grote maatschappelijke opdrachten, dan heeft hetweinig zin. Het schiet ook niet erg op als de dingen waar deminister van OCW zelf het heft in handen zou moeten nemen buiten deafspraken blijken te vallen. En het bleek bovendien dat er geengeld was voor dingen als de masters, waar wij nu al jaren aanwerken, dus was het toch allemaal wat mager.

Ik zag liever dat de minister duidelijk aangeeft wat zijn ambitiesnu zijn bij belangrijke thema’s en wat hij daar voor over heeft.Daar kunnen we dan direct met hem afspraken over maken en die moetje niet voor elke instelling op dezelfde manier willen invullen. Ikwil afgerekend worden op de doelen die wij als hogeschool in dezestad afspreken en dat wij ze zullen bereiken.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK