‘Je kunt niet de hele dag alleen maar wonen’

Nieuws | de redactie
4 juni 2008 | Hoewel tienduizenden werklozen moeilijk aan een baan te helpen zijn, hebben we de plicht hen daar bij te blijven helpen, zei Louis Polstra bij zijn installatie als lector arbeidsparticipatie aan de Hanzehogeschool. “Het is onethisch indien geaccepteerd wordt dat iemand de dag in ledigheid doorbrengt, omdat we weten dat dit een ongezonde situatie is. Onethisch, niet omdat het geld kost, maar omdat het een vorm van verwaarlozing is”.


Hardwerkend verlang ik naar die vrije dag, een dag besteed aan niks doen. Lekker luieren, alle tijd voor de hobby’s, alle aandacht voor het gezin, familie en vrienden. Wie zou dit niet willen? We kunnen  hiervan echter pas genieten omdat wij werken. De tegenstelling werk – vrije tijd is een dialectische tegenstelling. De een heeft de ander nodig om te bestaan. Zij die niet werken, hebben geen vrije tijd. Zij brengen de tijd zogezegd door met wonen. Wonen geeft geen voldoening, wonen geeft geen reden om op te staan, wonen geeft geen sociale contacten. Iets doen wel, en vooral als dit doen zichtbaar is voor anderen en door hen gewaardeerd wordt. In onze samenleving is de mooiste vorm van iets doen betaald werk.

De doelstelling van het lectoraat Arbeidsparticipatie is het terugdringen dan wel het voorkomen van werkloosheid, en dan in het bijzonder van burgers die een moeilijke positie hebben op de arbeidsmarkt: burgers die jarenlang in de bijstand zitten, werklozen met complexe problemen, kwetsbare werkenden.

Bij de aanvaarding van het lectorschap heb ik vaak moeten uitleggen wat een lector is en doet. Nog los van mijn specifieke lectoraat. Dit is de gelegenheid om antwoord  te geven op de vraag waarvoor het lectoraat arbeidsparticipatie staat. Een existentiële vraag die past binnen onze joods-christelijke traditie. Zo staat in Oude Testament te lezen: ‘En de HEERE God riep Adam, en zeide tot hem: Waar zijt gij?’, Genesis 3, regel 9 in de Statenbijbel. Even verder in Genesis 4, regel 9; ‘En de HEERE zeide tot Kain: Waar is Habel, uw broeder? En hij zeide: Ik weet het niet; ben ik mijns broeders hoeder?’ Vrij vertaald: waar sta je in het leven en hoe sta je ten opzichte van de ander? Deze vragen komen op vele plekken terug. Het zijn vragen die gesteld worden tijdens een assessment voor een baan, in coachingsgesprekken, tijdens de loopbaanbegeleiding. Maar ook bij het opstellen van een ondernemingsplan of het schrijven van een nieuw missiedocument komen ze aan de orde. Volgens Andries Baart begint methodiekontwikkeling met een mensvisie. Zelfs in onderzoek gaat het om deze vragen. Zo stelt methodoloog en expert op het gebied van handelingsonderzoek Ben Boog dat alles begint met de morele positie van de onderzoeker, vandaaruit worden standpunten ingenomen ten opzichte van de ontologie en epistemologie, pas daarna gaat het om de onderzoeksdesign en -methoden.

Waarvoor sta ik als lector Arbeidsparticipatie? Ik sta voor arbeid voor zoveel mogelijk mensen. Ik sta voor onderzoek. Ik sta voor onderwijs. Arbeidsparticipatie, onderzoek, onderwijs; drie werelden, drie arena´s die ik met het lectoraat wil verbinden. Daarmee heb ik nog niet veel inhoudelijks gezegd.

Arbeidsparticipatie

In december 2007 waren er volgens het CBS bijna 275.000 bijstandsgerechtigden jonger dan 65 jaar en 192.000 mensen met een WW-uitkering. Bijna een half miljoen mensen staan werkloos aan de kant. Terwijl de bedrijven schreeuwen om arbeidskrachten. Daarnaast ontvingen bijna 850.000 Nederlanders een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het is verleidelijk om vanuit een economisch perspectief naar werkloosheid en werkgelegenheid te kijken. Er zijn immers enorme bedragen mee gemoeid. Uitkeringen kosten van twee zijden geld. Geld voor de uitkering zelf en geld dat niet verdiend wordt door verminderde productiviteit vanwege openstaande vacatures. Het is daarom van groot belang dat zoveel mogelijk mensen met een betaalde baan zelfstandig in hun inkomen kunnen voorzien. Vraag en aanbod van arbeid komen samen op de arbeidsmarkt. De arbeidsmarkt is echter niet perfect. Bovendien zijn er negatieve bijwerkingen, zoals armoede bij grootschalige werkloosheid tijdens economische depressies en daarmee gepaard gaande maatschappelijke onrusten. Redenen voor de overheid om de werking van de arbeidsmarkt niet geheel over te laten aan werknemers en werkgevers of hun vertegenwoordigende organisaties

Hoewel het economisch perspectief op arbeid dominant is, is het niet het enige perspectief.

Het lectoraat Arbeidsparticipatie zet een ander perspectief naast het economische. Naast en dus niet er voor in de plaats, want dat zou een ontkenning van de maatschappelijke realiteit inhouden. Dit andere perspectief is het zorgperspectief.

Zorg moet daarbij worden opgevat als werkwoord en in de breedste zin van het woord. Ik heb het dus niet over zorg als sector of als beroep, maar meer zorg als uitdrukking voor betrokkenheid. Het is zorgen voor elkaar. Het is zich verbinden en verbonden voelen met de ander. De een doet dit voor jou en jij doet dat, zonder dit gelijk in economische termen uit te drukken.

Vanuit dit perspectief verricht iedereen arbeid als hij een zinvolle bijdrage levert aan het welzijn van de ander. Onze samenleving legt daarbij sterk de nadruk op een betaalde baan. En terecht want dat houdt onze economie draaiend. Maar arbeid kan ook zorg voor de omgeving of mantelzorg zijn voor hen die geen betaalde baan kunnen verwerven. In arbeid drukken we dus ook zorg voor elkaar uit.

In het zorgperspectief op arbeid krijgt het begrip verantwoordelijkheid ook een andere invulling en dat heeft nogal wat consequenties voor een sociale dienst.  In de zorgethiek wordt gesproken over relationele autonomie in tegenstelling tot het atomische autonomiebegrip van het neo-liberaal gedachtegoed. De burger is niet alleen op de wereld, maar afhankelijk van anderen. Juist in deze afhankelijkheid verwerft hij zijn autonomie. De burger is altijd verbonden met de ander. Of hij het wil of niet. Dit houdt samen leven in. Die afhankelijkheid is niet beknellend. De filosoof Levinas heeft het over het gijzelaarschap. Het is de ander die je gijzelt in het appèl dat hij op je doet. Je verwerft je vrijheid door dit appèl te beantwoorden, door voor de ander te zorgen, net zoals jij door een ander wordt verzorgd.

Zich actief bemoeien met de klant, hoewel deze hier niet altijd positief tegenover staat, is een uiting van de betrokkenheid, van zorg voor de klant. Het is onethisch indien geaccepteerd wordt dat iemand de dag in ledigheid doorbrengt, omdat we weten dat dit een ongezonde situatie is. Onethisch, niet omdat het geld kost, maar omdat het een vorm van verwaarlozing is. Een bijstandsklant opgeven, bestempelen als ongemotiveerd, als niet-plaatsbaar, terugleggen in de kaartenbak is de binding met deze klant verbreken. Het is dan niet verwonderlijk de klant zich niet meer verbonden voelt met de sociale dienst. Sociale diensten hebben wat dit betreft een belangrijke maatschappelijke opdracht om uitsluiting en marginalisering te voorkomen. Te lang is de sociale zekerheid een maatschappelijke parkeergarage geweest, een term overgenomen van Marlieke de Jonge. Ze bood de bijstandsgerechtigde weliswaar bescherming tegen armoede, maar tegelijkertijd verhinderde ze deelname aan het maatschappelijk verkeer.

Dit betekent nogal wat voor sociale diensten, maar ook voor de andere partij die verantwoordelijk is voor arbeidsreïntegratie van haar klanten: het UWV. Zij moeten de verbinding herstellen met de burger, maar ook verbinding leggen met de werkgever. Zij zijn immers intermediair. Dit vraagt om specifieke sociaal-agogische en juridische kennis, maar ook het kunnen pendelen tussen beide posities en dus het kunnen omgaan met ethische vraagstukken. Vanuit het lectoraat Arbeidsparticipatie is het initiatief genomen voor een experimenteel project waarin deze kennis wordt ontwikkeld.

Onderzoek

Behoort het ontwikkelen en initiëren van een project werk tot de activiteiten van een lectoraat? Het past binnen de formele beschrijving van wat een lectoraat inhoudt: onderzoek, kennisontwikkeling en –verspreiding. Het onderzoek binnen een lectoraat wordt door het Presidium van lectoren als praktijkgericht onderzoek omschreven. Dit suggereert dat er ook zoiets bestaat als theoriegericht onderzoek dat binnen de universiteiten wordt uitgevoerd. In theoriegericht onderzoek speelt de praktijk geen rol. En bij praktijkgericht onderzoek is geen plek weggelegd voor theorie-ontwikkeling of -toetsing. Theorie en praktijk zijn echter geen gescheiden grootheden. Het zijn instrumenten om greep te krijgen op de werkelijkheid. Om in woorden te spreken van Dewey, een van de grondleggers van het pragmatisme, het gaat niet om gepraktiseerde intelligentie, maar om intelligente praktijken. Onderzoek is een manier voor de praktijk om grip te krijgen om haar omgeving. Onderzoek, volgens het pragmatisme, is bedoeld om een probleem op te lossen. Wat ‘echt’ is en wat ‘waar’ krijgt betekenis binnen deze context. Daarom kan kennis niet zomaar overal worden toegepast. Als contexten verschillen zal de uitkomst ook verschillen. Dit wil niet zeggen dat kennis, theorie irrelevant is. Integendeel, maar theorie moet zich echter bewijzen in de praktijk. Keer op keer.

Het onderzoeksobject van het lectoraat is het proces van arbeidsparticipatie. Het zijn mensen die dit proces bepalen. Dit is een door de mens gemaakte praktijk. Onze kennis van het handelen van elke persoon is ontoereikend om in wetten te vangen. Hetzelfde geldt voor de invloed van de context op de arbeidsparticipatiepraktijk. Het gevoerde beleid, regionale economie, de reïntegratieaanbieders verschillen per gemeente. Hierom is een meer complexe vorm van kennisgeneratie, van onderzoek nodig.

Binnen de deductieve-nomologische wetenschapsbenadering wordt op basis van een theorie hypotheses opgesteld, die worden getoetst in de praktijk. Dit wordt ook de context of justification genoemd. De onderzoeker die zo te werk gaat kan niet anders dan de contextgebonden variabelen negeren en er vanuit gaan dat ze statistisch elkaar uitmiddelen. Indien het verband wetenschappelijk is vastgesteld spreekt men over een evidence based praktijk. Zo werk ik samen van Klaas Kloosterman van Bureau Onderzoek en Statistiek van  gemeente Groningen in het onderzoek naar het project Energy Camp, waar we trachten vast te stellen of de deelnemende uitkeringsgerechtigden sneller een baan vinden dan niet-deelnemers. We moeten echter voorzichtig zijn met het trekken van conclusies, omdat anders de opgedane kennis een universele geldigheid dreigt te krijgen, wat in strijd is met de bovenstaande opvatting dat kennis zich in de praktijk moet bewijzen. Handelen volgens het protocol van een evidence based praktijk ontslaat de professional niet van de plicht een kritische houding aan te nemen ten opzichte van het protocol. De professional dient tegen zichzelf te zeggen: “ik ga er vanuit dat dit aan de hand is, maar het kan ook zijn dan ik het mis heb. Als mijn aanname klopt, dan moet ik dit en dit doen om het gewenste resultaat te bereiken.” De diagnose annex hypothese wordt vervolgens getoetst aan de praktijk. De bevindingen wijzen uit of de diagnose klopt of niet, of de hypothese verworpen moet worden of niet. De professional doorloopt hiermee de empirische cyclus zoals door A.D. de Groot gedefinieerd.

Van Strien zet tegenover de deductieve- nomologische wetenschapsbenadering de inductieve-ideografische benadering. De inductieve-ideografische benadering start met het bijzondere, het unieke geval. Beschrijving en vergelijking van deze gevallen leidt tot patroonherkenning. Elk patroon is een abstractie van de praktijk en heeft een theoretische lading. Bij zogenaamde rich descriptions, rijke beschrijvingen, blijft de context echter intact. Het project ‘Wat doen ze’ is hier een voorbeeld van.

Onder leiding van de docenten Willem de Jonge en Hilbrand Oldenhuis interviewen studenten klanten en ex-klanten van sociale diensten in Assen, Leeuwarden en Groningen (de sociale dienst in Emmen volgt in het najaar van 2008). Zij proberen te achterhalen welke factoren het zoekgedrag naar werk van de klant beïnvloeden. Deze informatie helpt sociale diensten om een betere diagnose te stellen.

De inductieve-ideografische benadering sluit veel meer aan bij de beroepspraktijk van sociale agogische professionals. Zij zijn gewend cases te presenteren bijvoorbeeld bij dossieroverdracht, tijdens een netwerkoverleg of ten behoeve van een indicatie. Theo Koning, een andere deelnemer aan de kenniskring, heeft hiervan gebruik gemaakt door samen met consulenten zogenaamde vignettes te ontwikkelen om deze vervolgens aan andere voor te leggen met het verzoek aan te geven hoe zij in deze specifieke situatie zouden reageren.

Onderwijs

De wereld is aan vele veranderingen onderhevig, zo ook de wereld van arbeidsreïntegratie. Wat vandaag wordt geleerd, is morgen alweer verouderd. Het belang van permanente educatie, life long learning, is de afgelopen jaren al veelvuldig benadrukt. Leren is daarmee een basiscompetentie geworden. Voor een professional is dit mijns inziens niet genoeg. Het gaat niet alleen om zich te bekwamen in het vak, het gaat ook om het verbeteren. Het opleiden van professionals die hun handelen kunnen verbeteren, is de ambitie van de Hanzehogeschool Groningen, van de Academie van Sociale Studies.

Dit vereist nieuwsgierigheid en kritisch denken. Nieuwsgierigheid maakt dat de professional het er niet bij laat zitten als de interventie niet slaagt. Het doet de professional op zoek gaan naar aanvullende kennis om te komen tot nieuwe oplossingen. Van der Peet heeft het kritisch denken in Nederland geïntroduceerd in het verpleegkundig onderwijs. Kritisch denken is te beschrijven als het onafhankelijk analyseren en beoordelen van informatie. Kritisch denken benadert informatie door begrippen te analyseren en te classificeren, door inductief en deductief te redeneren en te beargumenteren.

Nieuwsgierigheid en kritisch denken liggen dicht tegen onderzoek en leren aan. Het Kenniscentrum Arbeid wil volgend hogeschooljaar met een masterclass Arbeidsparticipatie onder leiding van de vier lectoren starten voor studenten die over deze eigenschappen beschikken.

Burgemeester en HU-lector Wallage vroeg tijdens de ondertekening van het convenant voor het lectoraat ook aandacht voor de beroepsontwikkeling van medewerkers van sociale diensten. Veel sociale diensten zijn bezig een nieuw beroepsprofiel voor consulenten werk, klantmanagers, of hoe deze professionals ook mogen heten, te ontwikkelen. Niet alle medewerkers zullen volledig matchen met dit profiel, waardoor er een behoefte aan scholing en ondersteuning ontstaat. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van de kennis die voorhanden is in Hanzehogeschool Groningen. Het lectoraat Arbeidsparticipatie kan in dit verband gezien worden als schakel tussen het werkveld en de Hanzehogeschool, waar behoefte en aanbod bij elkaar komen.

Dit samenkomen hoeft overigens niet in het klaslokaal plaats te vinden. Het kan ook een zogenaamde werkplaats zijn waar werkers enerzijds en studenten en docenten anderzijds elkaar ontmoeten om ervaring en kennis uit te wisselen tussen hogeschool en werkveld. De werkplaats organiseert op een natuurlijke wijze de kennisvermeerdering. Kenniskringleden Tinneke Boomsma en Jacqueline Rothfusz voeren samen met studenten bij het daklozenteam van de Groningse sociale dienst een dergelijk project uit met als doel een analyse te maken van het werkproces en deze te voorzien van theoretische onderbouwing. Leren kan zich aan ons voordoen in vele gedaanten.

Afsluiting

Het doel van het lectoraat Arbeidsparticipatie is het bevorderen van arbeidsparticipatie van kwetsbare burgers. Dit gebeurt door middel van onderzoek, onderzoek dat een bijdrage moet leveren aan het oplossen van praktische problemen. Onderzoek met praktische producten, die een plek kunnen krijgen binnen de hogeschoolopleidingen. De educatie beperkt zich niet echter niet tot deze opleidingen, maar staat ook ter beschikking voor de sociale diensten. Daarmee is de cirkel rond, zijn de drie arena’s met elkaar verenigd. Om te bereiken wat we willen bereiken, dat elke burger een actieve bijdrage aan de samenleving levert. Want je kunt dan wel niet de hele dag alleen maar wonen, maar je kunt wel de hele dag werken.

Louis Polstra, lector Arbeidsparticipatie van de Hanzehogeschool Groningen




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK