SER laat weinig heel van OCW-plannen

Nieuws | de redactie
24 juni 2008 | De SER is uitermate kritisch over het HO-beleid van het kabinet. Zowel de grote lijn ervan als de uitwerking op kleinere aspecten -zoals de intakegesprekken- geeft de raad fors tegengas.  Beleidspunten van OCW als internationalisering, relatie tot de arbeidsmarkt, differentiatie en excellentie en participatie beoordeelt de SER als ‘weinig concrete handvatten’,  ‘aanknopingspunten ver te zoeken’, ‘tijdrovend’. Rinnooy Kan en zijn raad maken “zich zorgen over hoe het kabinet de genoemde ambities wil realiseren.”

Zo wijst de raad op het punt dat UU-voorzitter Van Rooy op ScienceGuide al onderstreepte: de tijdelijke middelen voor extra R&D lopen binnenkort af. Daarom moet duidelijkheid komen over de FES-gelden en moet het werk van de commissie- Chang serieus genomen worden. Scherp stelt de SER dat hij “zijn steun herbevestigt aan de ambities van de Kennisinvesteringsagenda van het Innovatieplatform.” Dit in lijn met de kritische kanttekeningen over de stilstand daarvan door KNAW-president Robbert Dijkgraaf in zijn ‘editorial’ op ScienceGuide.

Diepe kloof
Kroonlid Theo Bovens licht dit nog nader toe en zegt dat “de financiële middelengroei voor het hoger onderwijs en onderzoek domweg veel te laag is. Het komt niet eens in de buurt van de door de SER voorgestelde kennis- en investeringsagenda.” Volgens hem gaapt “een diepe kloof tussen middelen en doelen en tussen idee en uitvoering als het om de Lissabon-agenda gaat.” Ook daarom acht hij de instelling van een commissie essentieel die razendsnel gaat adviseren over de invoering van een leven lang leren, conform zijn betoog eerder op ScienceGuide .

Bij het accent op excellentie in het beleid van minister Plasterk is de raad onmiskenbaar sceptisch. Hij wijst op de vrees voor spanning met de participatieagenda, op de OESO-review en werkt het grote belang van de participatie  uitvoerig en indringend uit. “Om de ambitie van 50 procent hoger opgeleiden te halen, zijn forse inspanningen nodig. Dat vraagt om extra investeringen in het realiseren van een brede basis. Eerder wees ook de OESO op het belang van het verbeteren van het differentiatiebeleid, dat inspanningen vraagt over de hele breedte van het hoger onderwijs. De raad verzoekt u erop toe te zien dat aandacht voor het stimuleren van excellentie volop samengaat met het stimuleren van een kwalitatief goede, brede basis in het hoger onderwijs en onderzoek en vice versa en hierover zo nodig afspraken te maken met de instellingen. Permanente aandacht is nodig voor een grotere deelname aan en een hoger rendement van het HO.”

Absolute prioriteit wil de SER aan reductie van de uitval geven en dus niet aan stimulering van individuele excellenten. Ook moet meer gedaan worden om “ruimer in te zetten op verbeteringen van de mogelijkheden op latere leeftijd hoger onderwijs op maat te kunnen volgen. Daarbij moet gedacht worden aan open, flexibel hoger onderwijs, waarbij meer gehaald kan en moet worden uit de mogelijkheden van e-learning, werkplekleren en andere onderwijsvormen die maatwerk mogelijk maken.”

Bijzonder tijdrovend
De verbetering van de match tussen student en opleiding bij de instroom acht de SER een goede gedachte, maar de intakegesprekken die OCW voorstelt in plaats van selectiemechanismen krijgen een negatieve recensie: “daarbij past de kanttekening dat de uitwerking mogelijk bijzonder tijdrovend en arbeidsintensief is. Uit oogpunt van efficiency beveelt de raad aan te starten met enkele pilots en daarbij lering te trekken uit goede voorbeelden die ook nu al bij enkele universiteiten in praktijk worden gebracht.”

Hard is het oordeel over de visie van de minister op internationalisering: “Het hoger onderwijs nog te sterk nationaal georiënteerd. De strategische agenda erkent de noodzaak van meer stimulansen voor internationalisering, maar bevat weinig concrete handvatten.” Ook zijn goede voornemens rond kennismigratie weinig concreet gemaakt. De raad “constateert dat de verdere uitwerking van het arbeidsmigratiebeleid nog niet tot besluitvorming heeft geleid. Hij dringt aan op een versnelling van dit proces, gezien het belang hiervan voor het bedrijfsleven.”

WO-bachelor voor de klas, einde fixus geneeskunde
Meest kritisch is de SER over het ontbreken van visie en voorstellen om de verbinding tussen hoge onderwijs en arbeidsmarkt te versterken en verbeteren. Minister Plasterk lijkt hier zijn huiswerk gewoon over te moeten doen volgens de raad: “Concrete aanknopingspunten ter versterking van de verbinding tussen onderwijs en arbeidsmarkt zijn volgens de raad ver te zoeken in de strategische agenda. Hij zou graag zien dat de minister bij de verdere uitwerking komt met voorstellen die gericht zijn op een goede verbinding tussen met name het hbo en de arbeidsmarkt.”

Heel concreet is de suggestie die de SER doet om het tekort aan docenten te helpen oplossen: wo-bachelors zouden al een tweedegraads bevoegdheid moeten kunnen halen in hun studie, zodat zij voor de klas kunnen. Ook moet veel gedaan worden om de educatieve masters in het hbo te stimuleren. Ook ziet de SER aanleiding te bezien of de numerus fixus in de medische opleidingen heroverwogen zou moeten worden, gezien de verwachte grote tekorten in de zorg. Ook is van belang dat wordt nagegaan hoe voor vrouwen (70 % van de instroom in de opleidingen! een langere loopbaan in de medische wereld kan worden gestimuleerd.

Lees heel het advies hier.








«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK