‘We verlaten twee ivoren torens tegelijk’

Nieuws | de redactie
4 juni 2008 | Wat wordt het echte antwoord op Dijsselbloem vanuit het onderwijsbeleid zelf? ScienceGuide sprak met Liesbeth van Welie (OCW) en prof Henriette Maassen van den Brink (UvA) over hun nieuwe instituut, dat die beantwoording moet helpen formuleren. “Men heeft de mond vol over evidence based beleid. Op alle mogelijke terreinen, zeker niet alleen bij het onderwijsbeleid. Dat roept bijna vanzelf de vraag op of dit niet een tikje modieus aan het worden is”.

Maassen van den Brink wil die vraag serieus beantwoorden met het TIER, waarin drie universiteiten samenwerken. “Want voordat je al te snel concludeert dat het een modeverschijnsel zou zijn, moet je ook vaststellen dat evidence based beleid nog nergens echt gepraktiseerd wordt”. Zij prijst daarom het ministerie van OCW om de durf hier wel concreet stappen in te zetten.

“De directie Kennis liet het daar niet bij zitten en nam tenminste het initiatief om nu zo’n maatschappelijk topinstituut tot stand te brengen”. Het verbaasde haar dat zulke onderzoeksinstellingen op allerlei terreinen opgericht werden met steun van OCW, “maar waarom niet voor het onderwijs zelf?” Voor die voorzet kreeg zij al snel steun van toenmalig onderwijsminister Maria van der Hoeven. Secretaris-generaal Koos van der Steenhoven zette het idee door.

Met het nieuwe instituut wordt voor het eerst een structurele lijn gelegd tussen onderzoeksprogrammering en –evaluatie en de ontwikkeling van onderwijsbeleid. Directeur onderzoeksprogrammering bij de directie Kennis van OCW, Liesbeth van Welie, zegt: “Er is nu de link gelegd naar NWO, naar de standaarden waarlangs onderzoek op dat niveau geëvalueerd wordt. Dit maakt ook dat de vertaling van onderzoeksuitkomsten in het onderwijsbeleid gewaarborgd wordt. We verlaten zo twee ivoren torens tegelijk. Bij het onderwijsonderzoek en het onderwijsbeleid beide”.

Is dit niet vooral het antwoord van de beleidsmakers van OCW op het rapport-Dijsselbloem?

Maassen Van den Brink: “De basis voor deze gedachte is eerder gelegd. De Onderwijsraad kwam er al mee in zijn advies over de kennisbasis van het onderwijs. En als lid van de raad neem ik ons eigen advies toch echt serieus. Dat gaf de aanzet om te gaan doen waar de raad op wees en waar anderen over spraken, maar nog geen concrete actie op hadden doen volgen.

De analyse van de commissie-Dijsselbloem is waar wat betreft het te vaak ontbreken van evidence based onderbouwing van beleidsinterventies. Maar je ziet ook een onbalans in de reacties op het onderzoek van de commissie. De nadruk ligt op een hoop negatieve beeldvorming eromheen. Het is dan ook wonderlijk dat de Kamer direct na het bespreken van het eigen rapport het besluit over gratis schoolboeken neemt, zonder enige verbinding te leggen met de analyse en aanbevelingen van Dijsselbloem en de zijnen”.

Van Welie: “Dat is voor ons reden te meer om vooral te gaan kapitaliseren op de vele goede ontwikkelingen die ook in het onderwijs aan de orde zijn. We willen met onderzoek eraan bijdragen deze duurzaam te maken en de lessen daaruit inbouwen in beleidsvoorstellen voor het geheel”.

Maassen van den Brink: “Dit past bovendien bij de gedachte dat onderwijs niet een kostenpost is, maar een investeringsobject van de samenleving. Wil je dat blijvend onderbouwen, dan moet je evidence hebben over de impact en het rendement van je investeringen in zo’n maatschappelijk goed. Dat versterkt de legitimatie om daar nog meer voor over te hebben en laat het onderwijs zich echt ontplooien als motor van de kenniseconomie”.

Daarin hoor ik de Amsterdamse input in de onderzoeksopzet. Wat gaan Maastricht en Groningen als profiel inbrengen?

Maassen van den Brink: “Groningen doet al veel met een evidence based benadering. Dat kunnen we nu koppelen aan het onderwijseconomische zwaartepunt bij de UvA. Maastricht brengt haar Teachers Academy- invalshoek in, dus het accent op de lerarenopleidingen samen met het hbo”.

Dat element lijkt te ontbreken in de opzet: wel drie universiteiten, maar geen lectoraal onderzoek. Is dat een gemiste kans?

Maassen van den Brink: “Dat is een misverstand. Via de Universiteit Maastricht en de Teachers Academy betrekken we de lectoraten en lerarenopleidingen van Fontys erbij. En de UvA werkt op dit terrein juist nauw samen met de HvA-lectoraten. Ook dat wordt een belangrijk aspect. We willen wel een instituut opzetten dat zich kan meten met internationale onderzoeksstandaarden en de eisen die bij visitaties daaraan gesteld worden.

Uitgangspunt blijft het verrichten van onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek. Dus we gaan kijken welke resultaten van welke onderzoeken er werkelijk toe doen en wat de waarde van de verschillende uitkomsten voor de ontwikkeling van onderwijsbeleid is. Zo is de causaliteit in deze zaken eigenlijk maar matig onderzocht bij beleidsevaluaties. Dat vind ik nogal wat.”

Van Welie: “In dat verband willen we ook de monitoring van beleid en beleidsuitvoering serieus gaan bekijken. Beleidsvoornemens en de effecten ervan worden veelal niet erg integraal bijgehouden en gemonitord. Op dat punt kunnen we bijvoorbeeld veel leren van hoe men dit in Vlaanderen heeft ontwikkeld.”

Zijn beleid en onderzoek nota bene in het onderwijs niet uit elkaar gegroeid?

Van Welie: “Ja, het is toch opvallend dat ze juist hier worlds apart werden? En niet alleen in ons land. We merken nu al dat internationaal belangstelling bestaat voor de aanpak die wij voorstellen. Zo heeft Columbia University in New York belangstelling voor samenwerking met ons en komt Henry Levin van daar bij ons langs.

Wat we beter moeten leren is om te gaan met de grote ‘tijdsverschillen’ tussen R&D, onderwijs en beleid. Ze denken in heel andere dimensies als ze willen weten of dingen ‘goed gaan’ of ‘werken’. Daarmee om kunnen gaan wordt een belangrijk thema.”

Maassen van den Brink: “Zo moet je leren hoe je cohorten van leerlingen/studenten leert volgen en de zinnige vragen daarbij stelt en blijft stellen. Ook kun je veel betere scenario’s helpen maken voor de komende vragen die het beleid op zijn bordje krijgt.”

Van Welie: “Spannend om zoiets te doen, want op deze manier was dat ook voor OCW echt iets nieuws.”

Maassen van den Brink: “Het gaat dan om concrete beleidsvragen als ‘hoe nu verder met collegegelden? Differentiatie, hoe, waarom, waar? Wat zijn leerstandaarden eigenlijk? Van wie, voor wie zijn ze? Hoe monitoren we ‘Rinnooy Kan’ goed? Hoe leren we of financiële prikkels op docentenkwaliteit überhaupt werken?”

Van Welie: “We gaan een nulmeting doen en over 2 jaar een eerste evaluatie van de eerste uitkomsten en van de concrete overdracht daarvan naar beleidsvorming. We willen dat dit serieus gaat gebeuren.”

Maassen van den Brink: “De belangrijkste eerste punten van aandacht voor ons instituut zie ik daarom als de volgende: de leerstandaarden, ik noemde ze al; het meten van het effect van onderwijsinvesteringen op het sociaal kapitaal, buiten de onderwijssector gezien; de realiteit van de effecten van de experimenten ten aanzien van de witte en zwarte scholen.”

De crux zal zijn hoe u dit als een duurzame beleidsverandering tot stand weet te brengen.

Van Welie: “O, beslist. De aandacht voor een evidence based beleid is geen graduele aanpassing, eerder een systeemsprong. We beogen dit zichtbaar en duurzaam te laten worden in de relaties tussen het onderzoek en de beleidsdirecties van OCW. Die duurzaamheid in de werkrelatie is cruciaal.”




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK