Risico is eigen aan innovatie, ook in EU

Nieuws | de redactie
1 juli 2008 | Jan van den Biesen, vice-president van Philips Research, is benoemd in de expertgroep die Europa tot een samenhangende ‘onderzoeksruimte’ moet maken, de ERA. “Het huidige systeem in Brussel lijkt in zichzelf gevangen te zitten en verlamd te worden door de politieke noodzaak om fouten te voorkomen in plaats van risico’s te beheersen. Economisch gezien leidt dit tot buitenproportionele transactiekosten.” Het Ierse ‘no’ maakt het allemaal nog onzekerder of de voorziene verbetering met de ERA er nog gaat komen. En wat wil Sarkozy nu?

“Begin deze maand heb ik de eerste ERAB vergadering gehad, grotendeels in aanwezigheid van Europees commissaris Janez Potocnik. Ik verwacht dat de ERAB een heel interessant gremium wordt, zowel vanwege de uitdagende taak als de zeer diverse samenstelling. Welke onderwerpen op de agenda komen is nog niet besloten. Wel is duidelijk dat wij ons allen gedreven voelen om van Europa een betere plek te maken voor onderzoek,” zo zegt Van den Biessen tegen Neth-er.

“Voor mijzelf zie ik daarbij een rol weggelegd om vanuit het bedrijfsleven het belang van onderzoek en innovatie als bron voor het Europese  concurrentievermogen te benadrukken. Wat mij daarnaast zeer aanspreekt is de recente suggestie van de Expert Group ERA Rationales om het Europese onderzoek meer te richten op de grote uitdagingen waarmee Europa geconfronteerd wordt, zoals vergrijzing, gezondheid, milieu en energiebesparing.

Meer focus daarop zou het draagvlak voor Europees onderzoek bij publiek en politiek sterk vergroten. Mijns inziens zou de insteek daarbij meer dan in het verleden vanuit de vraagzijde moeten zijn: Hoe kunnen we de grote maatschappelijke problemen oplossen met behulp van wetenschap en technologie, en wat zijn daarvoor de meest effectieve beleidsinstrumenten?”

De laatste jaren wordt kennisoverdracht van kennisinstellingen naar de industrie (valorisatie) van steeds hoger belang geacht. Recentelijk heeft de EC daar een aanbeveling over uitgebracht. Hoe zie je deze ontwikkeling en welke rol is voor de ERAB hierin weggelegd?

Onderdeel van die aanbeveling van de Commissie is de IP Code of Practice, een kort en krachtig stuk met zeer nuttige uitgangspunten voor effectieve samenwerking en kennisuitwisseling tussen kennisinstellingen en bedrijven. De basis hiervoor is eigenlijk begin 2005 gelegd in het gezamenlijke Responsible Partnering initiatief van de European Industrial Research Management Association, de EUA, de European Association of Research and Technology Organisations   en ProTon als koepelorganisaties voor industrieel onderzoek, universiteiten, onderzoeksinstituten en kennisoverdracht.  Het behelst een aantal concrete gedragsregels voor de samenwerking tussen kennisinstellingen en bedrijven.

Voortbouwend op de IP Code of Practice willen deze organisaties in een update van het Responsible Partnering handboek later dit jaar nader ingaan op de indirecte staatssteun die zich mogelijk kan voordoen als bedrijven samenwerken met kennisinstellingen. De nieuwe Europese staatssteunregels zijn in dit opzicht helaas nog niet duidelijk genoeg, waardoor overheden, bedrijven en kennisinstellingen mijns inziens onnodig terughoudend zijn in het opzetten van effectieve samenwerkingsverbanden. Daarom komen de Europese koepelorganisaties met een aantal praktische aanbevelingen. Of hierin een rol voor de ERAB is weggelegd, valt nu nog niet te zeggen.

Inmiddels zijn er vijf Joint Technology Initiatives gelanceerd. Je bent zelf nauw betrokken geweest bij de ontwikkeling van het concept van de JTIs. Hoe zie je de ontwikkeling van de verschillende JTIs en worden de huidige JTIs voldoende (integraal) gecoördineerd?

Inderdaad ben ik sinds begin 2004 van zeer nabij betrokken geweest bij het opzetten van de JTI op het gebied van Embedded Systems, genaamd ARTEMIS. Ook de oprichting van de JTI op het gebied van nano-electronica, ENIAC, heb ik goed kunnen volgen, omdat zij hadden besloten om de opzet van ARTEMIS te volgen. De besluitvorming rond de JTIs voor innovatieve medicijnen en voor luchtvaart en recent de JTI voor brandstofcellen en waterstof heb ik meer op een afstand gevolgd, omdat deze inhoudelijk niet direct aansluiten op de activiteiten van Philips. Het was een moeizaam traject, want ook binnen de Commissie was er vrijwel geen relevante ervaring met het gebruik van Artikel 171 uit het Europees Verdrag, dat als juridische basis dient voor alle JTI’s.

Een integraal gecoördineerde en geharmoniseerde aanpak voor alle JTI’s was overigens niet aan de orde, omdat ARTEMIS en ENIAC een extra uitdaging hadden ten opzicht van de  overige 3 JTI’s, namelijk het rechtstreeks betrekken van lidstaten in de juridische structuur. Op vrijwel dezelfde gebieden als die van ARTEMIS en ENIAC werken een groot aantal lidstaten immers al jaren succesvol samen in het kader van Eureka, het intergouvernementele initiatief voor Europese innovatie, zij het met toenemende financieringsproblemen. Door de beste elementen van de EUREKA-aanpak en de aanpak van de kaderprogramma’s te combineren zijn we er samen met de EC en een aantal lidstaten, waaronder ook Nederland, uiteindelijk in geslaagd om met een totaal nieuwe aanpak van industriële onderzoeksprogramma’s op Europees niveau te komen. Hierin worden publieke en private krachten gebundeld op basis van pan-Europese strategische onderzoeksagenda’s.

Na evaluatie door experts worden de projectvoorstellen in een gezamenlijk besluit geselecteerd door vertegenwoordigers van de EC en de betrokken lidstaten. Deelnemers in de uitverkoren projecten krijgen cofinanciering van de Europese Commissie via ARTEMIS dan wel ENIAC én rechtstreeks van hun eigen overheid. Hiermee wordt op de terreinen Embedded Systems en nano-electronica een daadwerkelijke ERA tot stand gebracht. Alle betrokkenen zijn vastberaden om deze nieuwe formule tot een succes te maken. Projectvoorstellen voor de eerste ronde kunnen tot begin september worden ingediend.

Hoe zou het volgende kaderprogramma, het Achste kaderprogramma (KP8), er in grote lijnen uit moeten zien in het licht van de evaluatie van het Zesde kaderprogramma en de eerste ervaringen met het Zevende kaderprogramma?

Voordat  serieus over ‘KP8’ kan worden gepraat, moet eerst de eindevaluatie van KP6 en de tussentijdse evaluatie van KP7 worden afgewacht. Overigens zijn wij in het algemeen positief over de gang van zaken in KP7. Dit is mede te danken aan de grote mate van continuïteit ten opzicht van KP6, waardoor de kinderziektes in de beginfase van KP6 konden worden voorkomen. Toch kan en moet het allemaal nog veel beter en vooral eenvoudiger. Daarvoor zijn doorbraken nodig, zeker ook als de Commissie meer van haar huidige taken efficiënt wil kunnen uitbesteden.

Met de invoering van het nieuwe Hervormingsverdrag, nu onzeker vanwege de Ierse afwijzing, zal er voor het eerst een juridische basis komen voor de ERA. Maar op grond van onze moeizame ervaringen bij het oprichten van de JTI’s binnen de complexe institutionele randvoorwaarden van de Unie vragen wij ons soms toch af of Europa wel over de juiste instrumenten beschikt om een echte ERA te creëren. Het huidige systeem in Brussel lijkt in zichzelf gevangen te zitten en verlamd te worden door de politieke noodzaak om fouten te voorkomen in plaats van risico’s te beheersen. Economisch gezien leidt dit tot buitenproportionele transactiekosten en leveren al die controlemechanismes veel minder op dan ze kosten.

Dat is een wereld van verschil ten opzichte van de High Trust aanpak die EZ wil gaan hanteren in de nieuwe Omnibus, het Kaderbesluit EZ-subsidies. Als Europa echt een betere plaats voor onderzoek en innovatie wil worden, dan moeten we zeker ook kijken naar gunstigere institutionele randvoorwaarden. Misschien moet de regelgeving wel worden aangepast om een zekere mate van aanvaardbaar risico toe te laten, want risico is nu eenmaal eigen aan onderzoek en innovatie. Ik zie het als een belangrijke taak voor de ERAB om dit aan de orde te stellen.

Eén van de pijlers onder de Lissabon strategie is de ERA. Vanaf juli is Frankrijk de nieuwe voorzitter van de EU. Er wordt gesuggereerd dat Frankrijk een ‘Lissabon plus’ beleid wil gaan doorvoeren, dat een impuls aan de huidige strategie moet geven. Hoe zie je de toekomst van deze strategie in verhouding tot de ontwikkelingen van de ERA?

Er lijken inderdaad Franse plannen te zijn voor een ‘Lissabon plus’ beleid, als onderdeel van een bredere strategie als Europees antwoord op de globalisering. Ik heb begrepen dat kennis en innovatie in dat ‘Lissabon plus’ beleid weer dezelfde centrale rol moeten gaan spelen als in 2000 de bedoeling was, en dat lijkt me een goede zaak. Begin juli hoop ik er meer over te horen, als ik spreek op een conferentie die het Franse Voorzitterschap organiseert over de Lissabon strategie en het genereren van economische groei uit kennis.

De ERA kan een cruciale bijdrage leveren aan het realiseren van de Lissabon strategie. Het Centraal Planbureau heeft vorige maand een interessante studie naar buiten gebracht, die aantoont dat het economisch effect van het verhogen van de uitgaven aan onderzoek en ontwikkeling (R&D) in het kader van de Barcelona-doelstelling van 3 % zou verdubbelen als de lidstaten dat gezamenlijk zouden doen in plaats van afzonderlijk. Dat  is een ijzersterk argument voor de ERA.

[interview met Nether-nieuws]






«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK