Boerka in HO buiten verbod
Overigens erkent het kabinet dat de voorstellen niet gebaseerd (kunnen) zijn op een concreet onderzocht of ingeschat maatschappelijk fenomeen ten aanzien van de onderwijssector: “Hoeveel personen in Nederland gelaatsbedekkende kleding dragen, is niet bekend. Hierover zijn geen betrouwbare cijfers voorhanden.”
Wat betreft het hoger onderwijs gaan de bewindslieden er vanuit dat hier primair relaties met volwassenen aan de orde zijn en dat hogescholen en universiteiten zich desgevraagd en desgewenst op artikel 7.57h van de WHW kunnen beroepen voor eigen verbodsmaatregelen.
De minister schrijft de Kamer hierover onder meer: “Voor de sector hoger onderwijs gaat de wettelijke verplichting om een verbod op gelaatsbedekkende kleding in te stellen niet gelden. Dit heeft te maken met de redenen voor het instellen van het verbod. Die liggen primair in het verlengde van het pedagogisch-didactische klimaat waarbij ouders moeten weten dat hun kinderen bij de uitvoering van hun (gedeeltelijke) leerplicht niet met bedekte gezichten worden geconfronteerd. Bij hoger onderwijs gaat het in principe om volwassenen die zich uit eigen beweging naar een instelling begeven.
Instellingen voor hoger onderwijs hebben overigens de juridische middelen om eigenstandig te besluiten een verbod op gelaatsbedekkende kleding in te stellen. In dit verband wijzen wij op artikel 7.57h van de WHW: vaststellen van huisregels en ordemaatregelen met betrekking tot ‘de goede gang van zaken in de gebouwen en terreinen van de instelling’.“