De globalisering voorbij

Nieuws | de redactie
12 september 2008 | Het manifest “Linking Knowledge Worldwide” van de Nuffic is een dapper initiatief. Het gaat tegen de tijdgeest van regionalisering en provincialisme in. Toch biedt het nog geen volledige road-map naar de gedroomde top. Robert Veenstra, Martin Giesen en Klaas-Wybo van der Hoek (College van Bestuur van Stenden) worden warm van de oproep, ondanks én dankzij het sterk idealistische gehalte ervan.

De nadruk van deze oproep ligt op de verbetering van het imago van het Nederlandse Hoger Onderwijs (HO). Concreet is in ieder geval het voorstel om een sociaal leenstelsel in te voeren voor buitenlandse studenten. De gedachten moeten wel verder gaan dan het algemene globaliseringsverhaal. Als het Nederlandse HO echt internationaal wil worden, dient het er intensief mee bezig te gaan. Het is als Olympische topsport: alle details moeten kloppen. Een “beetje internationalisering” is even onmogelijk als een “beetje zwanger”. De Stenden-leiding meent dat internationalisering van het Nederlandse HO alleen maar beklijft, als er aan drie condiciones sine qua non wordt voldaan: een kosmopolitische metropool, de internationale standaardindeling en een universitas economica. En in ieder geval zal de kleine kwaliteit op orde moeten komen.

Top

De Nuffic zorgt voor reuring in het debat over de internationalisering van het Nederlandse Hoger Onderwijs. Er komt zelfs een stevige paginagrote advertentiecampagne aan te pas met de oproep ‘Linking Knowledge Worldwide, opnieuw urgentie voor internationalisering van hoger onderwijs.’ Deze campagne ontleent haar kracht vooral aan de ondertekening door CEO’s zowel uit het bedrijfsleven als het onderwijs. Een informatiekaart met een pro- en contra-boom ondersteunt de Oproep. Deze boom is opgezet naar aanleiding van verschillende denksessies.

Internationalisering wordt breed opgevat: als inkomende en uitgaande mobiliteit van studenten en staf, als de aanpassing van inhoud en structuur van curricula en als samenwerking tussen instellingen. Opmerkelijk is dat het Nuffic-initiatief tot nu toe helaas nog weinig reacties heeft losgemaakt. Het begrip kosmopolitisch valt sterk op in de Oproep. Het staat en klinkt erg aantrekkelijk, maar het wordt niet verder uitgewerkt. Is het een soort internationalisering-plus, worden er competenties of kwaliteiten van studenten, docenten of zelfs organisaties mee bedoeld?

De reizen van Habibie

Volgens het initiatief moet de internationalisering ons land helpen tot grote Olympische hoogte te stijgen, vooral op economisch gebied. Wij moeten immers meedoen met de mondiale kenniseconomie. Een voorbeeld uit de geschiedenis illustreert nog eens het grote belang van de internationalisering van het (Nederlandse) Hoger Onderwijs. Of ook hoe je de boot kunt missen.

De voormalige president Bacharuddin Jusuf Habibie van Indonesië begon zijn reizen naar Europa steevast in Duitsland. Gezien de traditionele band tussen Indonesië en Nederland mocht je verwachten dat hij eerst in Nederland zou landen. Omdat in Habibies jeugd het beeld van Nederland in zijn vaderland niet zo positief was, lag het niet voor de hand een Nederlandse universiteit te kiezen. Hij studeerde in Aken Luchtvaarttechniek. In Hamburg werkte hij voor het lucht- en ruimtevaartconcern Messerschmitt-Bölkow-Blohm. De latere president was directeur van een vliegtuigfabriek in Indonesië. Van 1978 – 1998 was hij minister voor Technologie en Research. Het is niet verwonderlijk dat Duitsland het nodige profijt heeft gehad van zijn vooraanstaande Indonesische alumnus.

Mamahotel

Wij lijken – nog steeds of weer – ver weg van de top. Het aantal buitenlandse studenten (instroom) in Nederland ligt onder het Europese gemiddelde: 5,2% om 7,2%.In vergelijking met andere Europese landen is ook de uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten de laatste jaren niet verbeterd. Nederland staat op de 14de plaats in een veld van 21 landen. Met 2,3% uitgaande studenten zit ons land onder het Europese gemiddelde.

Dit zijn de resultaten van enkele decennia internationaliseringsbeleid met de nodige programma’s en miljoenen in het Hoger Onderwijs. Daar waar de beleidsmakers en bestuurders dit beleid predikten en implementeerden, zijn de universiteiten en hogescholen sterker geregionaliseerd dan ooit. We kunnen spreken van de internationaliseringsparadox. Menig bestuurder van een HO-instelling kan smeui-ig verhalen van zijn eigen studententijd met de Limbo’s, Frizo’s en al die andere o’s. Vandaag de dag kan hij een passerpunt op de kaart zetten: het overgrote deel van zijn studenten woont binnen een straal van 30 kilometer van zijn universiteit en hogeschool. De meesten vertoeven er geriefelijk in hun “all inclusive” Mamahotel.

En met de studieprestaties zitten we bepaald niet aan de top. Uit onderzoek in Maastricht blijkt dat de Nederlandse studenten lagere cijfers halen dan hun Duitse collega’s. De Nederlanders studeren ook trager. Bekend is ook het verhaal van de hogere scores van buitenlandse studenten aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Amsterdam. Dat was de reden om het programma geheel in het Engels aan te bieden. Het resultaat: een stijging van het rendement met 8%. Menige opleiding weet haar onderwijsvraagfactor nog op peil te houden dankzij haar buitenlandse studenten.

Er wordt vaak beweerd dat het Problem Based Learning (PBL)-onderwijs van Stenden cultureel gebonden is. Het zou vooral niet geschikt zijn voor de verlegen en bescheiden Aziatische studenten. Uit onderzoek blijkt dat onze Aziatische studenten het in hun eerste jaar inderdaad moeilijker hebben en slechter presteren dan hun West Europese collega’s. Na drie jaar hebben de Aziatische studenten echter hun achterstand ingelopen en doen zij het zelfs een tafje beter.

Als we eerlijk kijken naar de huidige praktijk van de internationalisering in vele Nederlandse HO-instellingen, kunnen we nog lang niet spreken van de Olympische top. Nieuw aangekomen buitenlandse studenten lopen verloren op Schiphol rond, er is veel papierwerk voor verblijfsvergunningen, de bewegwijzering hangt in de gebouwen in puur Hollands, fatsoenlijke en betaalbare huisvesting is een uitdaging, er bestaan voor hen wel heel veel kastjes en muren. In de kleine kwaliteit van de internationalisering is the moment of thruth meedogenloos. En – om in Olympische termen te blijven – in topsport maken de details het verschil.

Voluptas et utilitas

“Voluptas et utilitas”  zijn vanaf de Middeleeuwen sleutelbegrippen in het debat van de voor- en tegenstanders van het reizen van jonge mensen: plezier en profijt. Vanaf die tijd ontwikkelde de Grand Tour zich: de educatieve studiereis die jongelui tot mensen “van de wereld” moest maken. Vooral de welgestelde families in Engeland stuurden in de zeventiende en achttiende eeuw hun zonen langs de betere universiteiten op het continent. De reis eindigde meestal in de ontluikende Renaissance van Italië. Familie, vrienden, kennissen en vrienden van kennissen waren onderweg de gastheren en beschermengelen van de jonge wereldontdekkers.
Zo was de Grand Tour niet alleen het voertuig van de im- en export van een nieuw wereldbeeld, nieuwe kennis en kunst, maar ook de wegbereider voor de internationalisering van het moderne onderwijs.

Het is daarom niet geheel toevallig dat onze multinational Stenden The Grand Tour®  als icoon gebruikt voor haar internationaliseringsconcept. Onze studenten kunnen op de Stenden-sites op een veilige manier mensen “van de wereld” worden. De “utilitas” in de klassieke Grand Tour werd in hoge mate immaterieel en ideologisch bepaald. De ervaringen van de Grand Tour hielpen zijn alumni vaak wel in de carrière, maar de opbrengsten werden eerder in termen van status, vorming (het verwerven van goede manieren) en persoonlijke groei dan in economisch gewin beschreven.

Tegen de stroom

De Grand Tour van enkele eeuwen geleden riep ook weerstand op. Tot in stukken van William Shakespeare werden Grand Touristen op de hak genomen. Soms werden ze beschreven als zij-ige Italianen met wufte kledij en maniertjes, soms zelfs als verraders van de eigen cultuur en tradities. Niet te ontkennen valt dat er uit de achttiende eeuw ook verhalen zijn over ontspoorde Grand Touristen: dronken Engelse “hooligans” in Rome en het losgeslagen Venetië. Onzekerheid en angst voor het vreemde blijven echter van alle tijden en alle plaatsen.

Stond in de klassieke Grand Tour-tijden de algemene vorming centraal, in het Nuffic-initiatief staat vooral het profijt van de natie en de samenleving centraal. De moderne internationalisering zou ’s lands economie economisch competitiever dienen te maken. De mondiale “battle of brains”  is voor ons onontkoombaar. Er is een tekort aan werkers in bepaalde sectoren, zoals de bèta- en technische vakken. Het aanlokken van buitenlandse studenten wordt ook voorgesteld als een probaat middel tegen de vergrijzing in het Avondland.

Aan de benaderingswijze van de Oproep ligt kortom een sterk optimistisch, zo niet idealistisch wereldbeeld ten grondslag: als een land gastvrij is voor buitenlandse studenten en andere kenniswerkers, zal het door hen in de mondiale kenniseconomie beter doen. De Nuffic-oproep is een reactie op de huidige anti-globalistische tijdgeest. De tegenkrachten worden bij name genoemd: “traditionalisme, geslotenheid en fundamentalisme. Ook in Nederland, zeker na 9/11 en de moord op Van Gogh. Maar begrip en respect kunnen soelaas bieden. Door interactie in plaats van isolatie, door samenwerking in plaats van segregatie.” (pag. 3). Internationaliseerders in het Hoger Onderwijs hebben vandaag de dag tegen een maatschappelijke hoofdstroom in te roeien. De klassieke Grand Tour behoorde daarentegen enkele decennia lang tot de maatschappelijke hoofdstroom. Hij riep op bepaalde momenten een tegenreactie op.

Sine qua non

Aan de idealen van de Nuffic-oproep ligt het dus niet. Het grote gebaar is gemaakt: het Nederlandse Hoger Onderwijs kan en moet kosmopolitisch worden. Willen wij het gedachtegoed laten werken, dan moeten wij de  globaliseringdiscussie voorbij. Dat globalisering in het algemeen grote gevolgen heeft weten we. Algemene termen en duidingen van ontwikkelingen en trends zijn niet voldoende. We moeten nu uitvinden hoe het Hoger Onderwijs precies moet reageren op globalisering  Een keuze voor internationaal, ja zelfs kosmopolitisch Hoger Onderwijs heeft grote consequenties. Die doen denken aan de onderneming die een Grand Tour van een paar eeuwen terug was.

Overheden en instellingen zullen activiteiten op het gebied van internationalisering, wellicht hun gehele handelen, moeten beschouwen als multinationale activiteiten. HO-instellingen die kiezen voor dat kosmopolitische ticket, zullen zich dienen te ontwikkelen tot multinationals.  Zij zullen op zoek moeten naar een goed trainingsschema om de Olympische top te halen. Imagocampagnes (“Positionering en reputatiemanagement”) en Neso-kantoren in den vreemde helpen zeker, maar niet genoeg. Er zullen ook andere concrete en werkzame maatregelen getroffen moeten worden. Daarbij zijn Europa, de Nederlandse overheid, de Hoger Onderwijsverenigingen, de individuele universiteiten en hogescholen aan zet.

Het voorstel om een sociaal leerstelsel in het leven te roepen voor internationale studenten is een goede stap. Er zal veel meer moeten gebeuren. Andere feller begeerde A-merk-landen voor het internationaal onderwijs (met name de VS en UK) kennen een interessant beurzenstelsel voor toptalent. Daar kan een sociaal leenstelsel niet tegenop. Voor de uitgaande studenten heeft natuurlijk een maatregel als de meeneembare studiefinanciering al een positief effect op de mobiliteit van de Nederlandse studenten.

Nederland als A-merk

Om als Nederland en Nederlandse instelling naar de A-markt toe te groeien zijn nog vele maatregelen nodig: van grote beleidsmatige lijnen tot de kleine kwaliteit. Wij zullen daarvoor de belangrijkste voorwaarden voor een optimaal internationaliserings-klimaat moeten identificeren. Wij kunnen daarbij leren uit historisch onderzoek naar de Grand Tour (o.a. “The Grand Tour in the Eighteenthe Century” van Jeremy Black,1992 en “The evolution of the Grand Tour” van Edward Chaney, 2000), onderzoek naar actuelere vormen van internationalisering (o.a. “Internationalization of higher education in the United States of America”, 2002 van Hans de Wit en “De Europese integratie als bron van onderwijsinnovatie” van Gerrit Hendrik Oonk, 2004) en de best practices heden ten dage.

Deze bronnen leren dat voor een internationalisering van kennis- en cultuurontmoetingen en –uitwisselingen aan drie vitale voorwaarden voldaan moet worden: een kosmopolitische metropool, de internationale standaardindeling en een universitas economica. En natuurlijk moet de basiskwaliteit –de kleine kwaliteit voor internationalisering-  op orde zijn.

Studenten en kenniswerkers worden aangetrokken door plaatsen en regio’s waar een nieuwsgierig, open en creatief klimaat heerst. De Oproep verwijst hiervoor o.a. naar onderzoek van Richard Florida en Italiaanse economen. Gedachten moeten schuren, experimenten moeten opgezet kunnen worden, vernieuwingen moeten een kans krijgen. Noem het Parijs van de jaren 50 en 60. Denk aan Londen, New York, Los Angeles en Amsterdam in de sixties. Zeg Berlijn in de jaren 20. Sillicon Valley is aangehaald. Neem nu Shanghai, Barcelona of Berlijn. Kunst- en cultuurbeleid kunnen hier veel bereiken, vooral investeringen in gebouwen en de openbare ruimte sturen sterk. Deze steden kenden in de genoemde perioden vele bouwputten.

Alles moet kloppen

Een kosmopolitische metropool blijkt maakbaar. Je moet wel willen én durven. Nederland kunnen wij in dit verband als een soort stadsstaat beschouwen. Richard Florida is zeker niet alleen van toepassing op regio’s en steden, maar ook op Hoger Onderwijs-instellingen zelf. Een geïsoleerde opleiding in het Engels – terwijl de gehele omgeving van de hogeschool of universiteit strak blijft vasthouden aan de inlandse taal, zeden en gewoonten – helpt je niet op weg naar de internationaliseringstop. Sterker nog: een aantal voorbeelden heeft negatief gewerkt op de ontwikkeling van de internationalisering. Kiezen voor kosmopolitische internationalisering moet tot in de kleinste details uitgedacht en uitgevoerd worden. Alles moet kloppen.

Studenten vergelijken. Het Nederlandse onderwijsstelsel wordt beoordeeld op de indelingen van de A-markten. Het zijn landen met Engels als native language. Het zijn landen met hoogwaardig onderwijsen icoon-scholen als Oxford, Cambridge, MIT, Stanford en Harvard. Deze landen kennen eveneens een eenduidig hoger onderwijs-stelsel met associate’s, bachelor’s, master’s en PhD’s-degrees. Het binaire systeem van Nederland wekt verwarring en achterdocht op de buitenlandse markten: twee soorten bachelors en masters? Bij de één professoren, bij de ander alleen associate professoren (lectoren) zonder dat  deze aan een leerstoel geassocieerd zijn? Bij de één masters tegen uitverkoopprijzen, bij de ander normale fees?

Het binair taboe

Nederland zal pas echt kans maken op een Olympische plak, als de binariteit – Wetenschappelijk Onderwijs en Hoger Beroeps Onderwijs in gescheiden, aparte instellingen – verdwijnt. Bij voorkeur wordt dit verschil bij wet opgeheven. Zo’n maatregel kan een revolutie in de rustige polder veroorzaken. Een polderiaanse oplossing kan zijn dat de binariteit oplost in een wat groter aantal Carnegie-achtige categorieën. Het is erg jammer dat de Nuffic-oproep alleen het zegenrijke werk van het Bolagnaproces en de Lissabonagenda noemt, maar het taboe van de binariteit in Nederland niet doorbreekt.

Maatregelen die voortkomen uit de economische noodzaak van een land of een instelling, zullen het beste beklijven. Uit de meeste jaarverslagen van HO-instellingen valt op te maken dat internationalisering wordt afgemeten aan het aantal studenten dat “op uitwisseling” gaat. Vaak zijn uitwisselingen afhankelijk van extra subsidies. De universiteiten en hogescholen aan de grens met Duitsland hebben een sterkere business-case met internationalisering: hun reguliere Duitse studenten verbreden via de bekostiging hun structurele inkomstenbasis. De cijfers wijzen bovendien uit dat deze ondernemender studenten de kwaliteit en de resultaten van het onderwijs omhoog stuwen. Er zijn Honoursprogramma’s die gewild zijn onder de buitenlandse studenten, maar die van de Nederlandse studenten het predikaat “uitsloverij voor studjes” krijgen.

HO- instellingen die hun internationalisering duurzaam in stand willen houden, zullen zich moeten ontwikkelen tot een “universitas economica”. Zolang de schoorsteen niet op eigen kracht van de internationale activiteiten rookt, zal internationalisering afhankelijk zijn van enthousiaste idealisten. Zij ontwikken zich in hun avonduren tot kosmopolieten. Dan moeten wij accepteren dat het blijkbaar alleen gaat om het meedoen en niet om te winnen.

Gelukkig willen de ondertekenaars met hun Oproep winnen. En wie wil er nu verliezen? Daarvoor staat er te veel op het spel. Er moet nog  veel gebeuren. Heel veel. Daarom dient er zowel een betere trainingsaccomodatie gebouwd te worden, als een strakker trainingsschema ontworpen en gevolgd te worden. De top is ver weg. Deze lijkt met een stevige, maar realistische ambitie bereikbaar. Daarvoor zijn goede maatregelen vereist. Geduld en uithoudingsvermogen zijn daarbij bondgenoten.








«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK