Hoger onderwijs ‘fors op achterstand’

Nieuws | de redactie
2 september 2008 | Het hoger onderwijs blijft –vergeleken bij het onderzoek- ver achter in feitelijke mondiale oriëntatie. “De markt is verbrokkeld en ondoorzichtig,” terwijl toch “alles van kwaliteit in ons métier internationaal is.” Erasmus UR-voorzitter Jan Willem Oosterwijk haalde hard uit naar de eigen sector en het overheidsbeleid rond internationalisering.

“OCW laat helaas nog op zich wachten,” zei hij droogjes. Ook de door Plasterk opgelegde Balkenende-norm is voor een “internationale top-faculty” onzinnig, zo gaf hij aan, met de ontvanger van dat norminkomen als eregast onder zijn gehoor.

De wereldwijde markt van uitnemende kenniswerkers “laat zich niet gelegen liggen” aan zoiets. “Dat is ook voor weinig discussie vatbaar.” Dit noemde Oosterwijker een voorbeeld  hoe “de publieke voorwaarden waaronder ons bestel moet functioneren ons fors op achterstand plaatsen in de ‘war for talent’ die gedomineerd wordt door privaat gefinancierde instellingen in de Angelsaksische landen.”

“Wij hebben nu eenmaal een ander business model. Je kunt niet verwachten dat een systeem dat voorziet in gemiddeld één docent op 23 studenten het kan opnemen tegen systemen met een verhouding van één op tien (in de VS). Alle waar is naar zijn geld, ook al leveren we voor ons geld heel behoorlijke waar. Wel pleit ik ervoor om ruim baan te geven in het hoger onderwijs aan alle vormen van publiek-private samenwerking die ons de mogelijkheid geeft om een kwaliteitsniveau te bieden dat uitgaat boven de publieke randvoorwaarden.”

Goede ranking en classificatie

Grote nadruk geeft Oosterwijk aan de Europese ontwikkeling van serieuze rankings en classificatie, ook om de oppervlakkigheid en de feilen in THES en Shanghai Jiao Tong te overklassen. “De diversiteit en transparantie van de markt laten nog veel te wensen over; een gemeenschappelijke typologie en een hoogwaardige, betrouwbare ranking zijn hard nodig. Wij worden graag beoordeeld op onze kwaliteit; het is dan ook te betreuren dat voor bijvoorbeeld de ranking van de Times Higher Education Supplement de score op imago zeer zwaar meetelt; dat er – ik verwijs nu naar de Jiao Tong ranking – te weinig rekening wordt gehouden met het samenstel van opleidingen en disciplines waardoor appels met peren worden vergeleken; en dat er – en dit geldt voor veel rankingen – sprake is van een sterke gerichtheid op Angelsaksische landen. In het verbeteren van de rankingen ligt derhalve ook voor de EUR een grote uitdaging, waar met de andere universiteiten kan worden opgetrokken. Daarbij moeten wij ons in Brussel blijven hard maken voor een goede Europese classificatie van het hoger onderwijs.”

Het hoger onderwijs zelf moet zich wat dit aangaat ook transformeren en willen transformeren. Bij verbale verzekeringen van volop bezig zijn met kwaliteit en internationalisering kan het niet blijven. Oosterwijk gelooft zulke verzekeringen ook niet erg, zo liet hij blijken. “Zo vanzelfsprekend die internationale maatstaf is voor onderzoekactiviteiten, voor onderwijsactiviteiten is die dat nog lang niet. Ook daar verandert de wereld maar is de mobiliteit beperkt. De markt is nog verbrokkeld en ondoorzichtig. Voor het locale beroepsonderwijs is dat nog te billijken maar niet voor ons onderwijs dat jong toptalent moet voorbereiden op een werkzaam leven in overheid, bedrijfsleven en wetenschap waar de internationale dimensie dagelijks aan gewicht wint. Hoe kan Nederland zich positioneren als ‘Portal to Europe’ en zo proactief inspelen op de globaliseringskansen, zoals het Innovatieplatform ons voorspiegelt, als wij zelf geen leeromgeving bieden die werkelijk internationaal is.”

Alle beetjes

De hand ging daarbij in eigen boezem, conform het Nuffic-manifest. Ook EUR- studenten beweren graag veel kosmopolitisme in hun studie te willen bedrijven, maar maken van de ruime mogelijkheden nauwelijks gebruik. Ook niet bij de opzet via de minoren in het nieuwe major-minor studieconcept. De instroom van buitenlands talent vlakt bovendien af. De al vaak aangekondigde versoepelingen van de immigratiebepalingen doet Oosterwijk zuinig af met: “alle beetjes helpen.”

Hij sprak de premier zelfs direct er op aan dat er eindelijk een ontkokering van OCW, Justitie, BuiZa, OS en de organen in het kennisveld en de bedrijven doorgezet wordt op deze beleidsterreinen. “Belangrijk om nu aan te gaan pakken is het beurzenstelsel, de visumaanvraagprocedure en de te beperkte bijverdienregelingen. Er ligt, kortom, ook een forse beleidsopgave op nationaal niveau. Die reikt over de traditionele scheidslijn van de departementen. Ik pleit dan ook voor een ‘ontkokerde’ internationaliseringsstrategie vanuit de overheid, kennisinstellingen en het bedrijfsleven. Mogen wij naar het Innovatieplatform en naar de minister-president in het bijzonder kijken voor de broodnodige impulsen aan zo’n strategie?”














«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK