Van Oostrom: intensievere relatie docent-student

Nieuws | de redactie
2 september 2008 | "Het onderwijs van nu zou wel eens charismatischer kunnen zijn dan ooit." Dat stelde Frits van Oostrom tijdens de opening van het hogeschooljaar van De Haagse Hogeschool. En voegde plagerig toe: "Een land dat voetbalresultaten nog steeds lijnrecht in verband brengt met de coach en diens chemie met zijn spelers, zou in het onderwijs de persoonlijke dimensie niet zo moeten ontkennen."

De oud-president van de KNAW schetste de ontstaansgeschiedenis van het hoger onderwijs en de relevantie van dat verleden, juist in de 21e eeuw. “Als U een historicus vraagt het nieuwe cursusjaar te openen kunt U verwachten dat hij begint bij de geschiedenis van hoger onderwijs, en meer speciaal bij het begin daarvan. Want zoals Nederlands beroemdste alfa, Huizinga heeft gezegd in een van zijn vele ogenschijnlijk terloopse, maar in feite zeer diepzinnige uitspraken, de eerste zinnen van het voorwoord van Herfsttij der middeleeuwen: “Het is meestal de oorsprong van het nieuwe, wat onze geest in het verleden zoekt. Men wil weten, hoe de nieuwe gedachten en nieuwe levensvormen, die in later tijden in hun volheid stralen, ontloken zijn”. Welnu, ons hoger onderwijs, thans niet meer weg te denken uit de samenleving, was ooit wel degelijk iets fonkelnieuws. En dan gaan we natuurlijk naar de Middeleeuwen, want we hebben over de stichting van universiteiten, in de twaalfde eeuw.

Creatio ex nihilo

In deze periode maakte Europa op het gebied van kennis en cultuur grote vooruitgang, Het  twaalfde-eeuwse Europa bracht, o.a. geïnspireerd uit de Arabische wereld op veel hoger peil, grote doorbraken en innovaties tot stand: zowel de totstandkoming van grote literatuur-op- schrift in alle Europese volkstalen, als de ontplooiing van een geleerde, Latijnse, kenniscultuur aan universiteiten lijken hun weerga in de voorafgaande eeuw niet te kennen, en betekenden een ontzagwekkende sprong voorwaarts, waarvan wij tot op heden profiteren. Een universiteit als Oxford is nog altijd baken van hoger onderwijs, enorme continuïteit. Het is ongekend dat dat nog steeds bestaat. Ook deze Haagse Hogeschool is wel degelijk een achterachterkleinkind van die instelling. Natuurlijk waren er daarvoor ook scholen, maar geen hoger onderwijs aan adolescenten.

Universiteiten lijken als zodanig een creatio ex nihilo. Recent echter is de visie evenwel ten principale gekritiseerd door de Amerikaanse mediëvist Stephen Jaeger. Hij komt in zijn boek The envy of angels met een radicaal andere visie. Hij reduceert de visie op de universiteit, het hoger onderwijs, als twaalfde-eeuwse schepping uit het niets in feite tot een bronnenkwestie. Omdat de wetenschap geen schriftelijke bronnen heeft die een uitvoerige voorgeschiedenis voor de universiteit documenteren, moest zij wel aannemen dat er daarvoor een intellectueel niemandsland lag.

Maar dan slaat Jaeger een radicaal afwijkende weg in, in zo verre hij dit gebrek aan elfde-eeuwse bronnen zo te zeggen niet tot het probleem van de middeleeuwen maakt, maar als ons probleem beschouwt. Wij hebben voor de reconstructie van dit vroege geestelijk verleden immers alleen maar geschreven bronnen om staat op te maken, en die zijn er vóór de twaalfde eeuw inderdaad niet. Maar dat is niet, zo stelt hij, omdat er voor die tijd geen hoogwaardig intellectueel, academisch onderwijs plaatsvond, maar omdat in dat onderwijs het schrift een te verwaarlozen plaats innam. Ons beeld van eerst een woestenij en dan de glorie van de universiteit is dus een luchtspiegeling: het is niet het contrast tussen iets nieuws en een voorafgaand niets, maar tussen iets nieuws en daaraan vooraf iets wezenlijk anders.

Dan volgt een meeslepend en bij vlagen ontroerend beeld, uit minuscule en vaak indirecte aanwijzingen bijeengesprokkeld, van hoger onderwijs avant la lettre. Dat was nog niet het intellectuele onderwijs met boeken en collegedictaten dat de universiteit zou kenmerken, maar charismatisch onderwijs (zoals Jaeger dat noemt), waaraan geen boek te pas kwam. “The teacher is the curriculum”, zegt Jaeger met een zeer indringende formule: diens levend voorbeeld en zijn mondelinge lessen maken de vorming uit. Het was natuurlijk onderwijs in kleine kring, intens met elkaar verkerend en van gedachten wisselend. De onderwijsvorm was het gesprek, niet het college en al helemaal niet blokken uit een boek. Ook ging het niet om training in een bepaalde professie, maar om vorming voor het leven.

Socrates en Jezus

Als zodanig heeft het charismatisch onderwijs oeroude, pre-middeleeuwse wortels: beroemde leermeesters als Socrates en Jezus zijn er de belichaming van, en ook tal van leermeesters uit de Arabische traditie. Dat hun lessen soms tot ons kunnen spreken, danken wij aan leerlingen, en leerlingen van die leerlingen, die hun woorden hebben opgetekend en doorgegeven: denk aan Plato voor Socrates en de evangelisten over Jezus. Maar in de oorspronkelijke context kwam er aan dit onderwijs geen pen te pas. Jammer genoeg voor ons, die nu alleen maar om een hoekje kunnen kijken. Maar we hoeven dat niet te doen uit enige zorg over gehalte of betekenis van dit onderwijs – misschien integendeel wel niet, want voor hetzelfde geld erkent men het als onderwijs in zijn meest pure vorm: zie eens hoe eeuwenlang de overdracht van technisch kunnen heeft plaatsgevonden tussen meester en gezel die meeloopt op het werk, en nog natuurlijker: hoe eendjes leren zwemmen door de imitatie van hun moeder.

Hoe idyllisch dit beeld van zulk onderwijs moge zijn, niet te ontkennen valt dat de ontwikkeling naar intellectuele pedagogiek, dus onderwijs tussen de boeken, vele zegeningen heeft gebracht. Kwalitatief is misschien de belangrijkste dat pas toen de inhoud van het onderwijs voorwerp kon worden van discussie en kritiek buiten de kleine kring mogelijk werd. Want laten we wel zijn: charismatisch onderwijs onttrekt zich aan elke controle van buitenaf, die exclusieve relatie zorgt ook voor een enorme afhankelijkheid tussen leraar en leerling. En de grens tussen charismatisch en sektarisch, tussen leermeester en goeroe, en tussen opvoeding en hersenspoeling kan gemakkelijk worden overschreden. Wat dat betreft is de ontwikkeling naar intellectuele pedagogiek, gestoeld op publicaties – die zoals het woord al aangeeft openbaar zijn – ook een grote schrede voorwaarts naar de democratisering van kennis.

Een digitale windhoos

We danken dus aan de ontwikkeling van charismatische naar intellectuele didactiek zowel het moderne hoger onderwijs als onze kennissamenleving. Zo bezien hoeven we echt geen nostalgie te voelen voor die oude vorm van educatie. Toch heeft bij alle expansieve en positieve ontwikkelingen sedertdien het charismatisch ideaal zijn kracht behouden. Bevraag mensen maar eens naar hun onderwijsherinneringen – tien tegen één dat zij personen zullen noemen die hen wisten te boeien, en nooit een studieboek. Enkele maanden geleden heb ik de leden van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen een email gestuurd waarin ik hen vroeg om hun eigen onderwijsherinneringen met mij te willen delen. Dat leverde al binnen 24 uur een digitale windhoos aan reacties op. Binnen een week had meer dan de helft van de honderden KNAW-leden gereageerd.

Ieder op eigen wijze vertolkten zij het grote belang daarvan, en van de leraar in de eerste plaats. Een dank die zeker niet beperkt blijft tot opzichtige een-op-een relaties van het type hoogleraar chemie die zulke goede herinneringen bewaart aan zijn leraar scheikunde. Minstens zo talrijk bleken de getuigenissen van de bèta’s die werden geboeid door leraren Geschiedenis en Nederlands, of door de classicus die toespraken van Cicero opvoerde, of door de leraar Frans die alle mogelijke Franse kazen meebracht en daar hele exposé’s bij hield. Een voorbeeld als het laatste vind ik tekenend: een dergelijke lesopzet voor Frans kan zowel uitlopen op collectieve gemakzucht als op een onvergetelijke ervaring. Het is de docent zelf die het verschil maakt.

Ik maak mij sterk dat het ook bij de hedendaagse studentengeneratie nog altijd zo werkt. In Amerika is het in elk geval nog steeds zo. Enkele jaren geleden verscheen van Richard Light Making the Most of College. Students Speak their Minds – een longitudinaal onderzoek onder jonge alumni van diverse Amerikaanse universiteiten naar hun studie-ervaringen, positief en minder positief. Zo doet het boek ook tal van expliciete aanbevelingen voor optimalisering van het studieklimaat. Zo ongeveer de belangrijkste daarvan heeft juist betrekking op de charismatische dimensie van opvoeding en onderwijs. “In particular, one remarkably simple suggestion comes up over and over as students reflect on their own college experience. The suggestion builds on the obvious idea that part of a great college education depends upon human relationships. One set of such relationships should, ideally, develop between each student and one or several faculty members” (p. 85).

De afstand is groot en groeiende

Als we even aannemen dat Nederlandse studenten niet compleet verschillen van hun Amerikaanse counterparts, is er dunkt mij alle reden om deze geluiden ter harte te nemen en ons af te vragen hoe wij dienaangaande eigenlijk presteren. Mijn indruk hierover is natuurlijk geheel gevormd vanuit universiteit. Misschien is het hier anders, en zeker niet actueel en representatief. Maar per traditie is er hier al relatief weinig contact tussen docent en student, en als we niet oppassen steeds minder. De afstand tussen de gewone student en het gemiddelde staflid, en al helemaal de hoogleraren, is doorgaans groot – en groeiende.

We moeten ons niet laten bedriegen door het feit dat de omgang zoveel informeler is geworden. Studenten hoeven niet meer op te staan als hun docent de zaal betreedt, maar daarmee is de afstand allerminst verkleind. Hoe zou het ook kunnen, bij onze aantallen? In de bacheloropleiding van Harvard is de staf-studentenratio 1:8 en daarbovenop komt dan nog eens de interactie die een residential college automatisch met zich mee brengt.

Daarmee vergeleken is de cultuur in het Nederlandse hoger onderwijs veel afstandelijker, ook letterlijk: veel studenten zijn spoorstudenten. Maar dat komt ook door grootschalige organisatievormen met enorme regeldruk en formalisering, enorme afrekencultuur op alle niveaus, met deelverplichtingen en deelcertificaten. Er moet steeds meer gebeuren in steeds minder tijd. Er is sprake van een enorme versnippering en permanent tijdgebrek.

Ik ben vast iets te somber. We hebben nu gelukkig hoger onderwijs voor velen, en beroepsonderwijs is uiteraard praktijkgericht, pragmatisch en zakelijk. Het moet goed georganiseerd zijn, met heldere criteria en ook controleerbaar en niet sentimenteel. En het moderne leven geeft veel meer te doen dan onderwijs volgen, en juist daarbuiten volop persoonlijke banden. Maar ik houd vandaag toch staande  a) voor echt geslaagd onderwijs blijft de persoonlijke binding tussen docent en student cruciaal, en b) dat geldt misschien wel bij uitstek voor het HBO: vanwege de H, maar ook de B ervan.  Immers vandaag de dag is het beroepenveld snel veranderlijk: hele volksstammen die ooit opgeleid werden tot opbouwwerker in een clubhuis gaan vandaag de dag als coach met jasje dasje door het leven. Ook zijn de mensen, en zeker de jongere, nogal veranderingsgezind, kortom het is kortzichtig als we ze enkel zouden opleiden voor 1 hedendaags specifiek beroep.

‘De leraar is de methode’

Wat dat betreft is het inmiddels weer verketterde competentiegericht leren helemaal geen onzin – maar juist die competenties haal je niet uit een boekje plus werkschrift, die moet de docent voor- leven en daartoe inspireren. Dus: wel degelijk inzetten op persoonlijk contact, en op meer algemene vorming, niet alles uit een boekje of een spreadsheet of een studiegids en werkboeken en website en schriftelijke overhoring. Al dat schriftelijke materiaal en ook het internet, het kan helderheid helpen scheppen en veel extra mogelijkheden bieden, maar het kan nooit onderwijsvervangend zijn, al helemaal niet in het HBO waar studenten toch al geen boekenwurmen zijn.

Kortom: dat adagium van Jaeger voor de elfde eeuw en eerder is in zekere zin nog altijd geldig: The teacher is the curriculum, of met Poelhekke nu 100 jaar geleden: de leraar is de methode – en zeker niet andersom, zoals nu de tendens is, waarbij het boek de les dicteert. Afgelopen jaren hebben we een immense verschriftelijking van het onderwijs doorgemaakt. Nergens ter wereld zozeer als in Nederland dicteert het schoolboek de les, nergens zijn ze zo dik en zo duur en zo dwingend.  Dat is goed geweest voor de winsten van de educatieve uitgevers, maar daarmee hebben we eigenlijk de lessen uitbesteed, en het beroep van de docent uitgehold en zeker diens persoonlijke armslag en actieradius. En die van de leerlingen erbij. Én zware verschriftelijking, én minder persoonlijk: van mondelinge naar schriftelijke tentamens, en van essayvragen naar multiple choice, en voorbereiding via eindeloze recycling van oude tentamenvragen plus uittreksels.  

Maar een land dat voetbalresultaten nog steeds lijnrecht in verband brengt met de coach en diens chemie met zijn spelers, zou in het onderwijs de persoonlijke dimensie niet zo moeten ontkennen. Onderwijs blijft in essentie een charismatisch proces. Dat is het perspectief dat ik u hier zou willen meegeven op de drempel van dit nieuwe jaar, als uitdaging ook aan een management, dat temidden van alle grootschaligheid en professionaliteit scherp voor ogen moet houden dat zij managers van mensen zijn en niet van processen; als uitnodiging aan docenten om zich uit te spreken en zich niet te laten verbleken tot amanuensis van andermans boek. En ook als aansporing tot de studenten, voor het openstaan en zich inzetten voor interactie met hun docenten, want het slagen van het onderwijs is een gezamenlijke verantwoordelijkheid,  niet alleen het recyclen van studieboeken tot tentamenformulieren.

Kroongetuige uit Hollywood

Als kroongetuige toon ik U tenslotte een scene die precies verbeeldt wat ik bedoel. Hij is uit Dead poets society, een speelfilm over een high school voor Amerikaanse elitejongens, waar een nieuwe leraar Engels (gespeeld door Robin Williams) aantreedt. Voor de leerlingen, die met hun hoofd al in de wereld van het grote geld en van de echte mannen verkeren, op weg naar business school en medical school, is Engels wel het laatste vak waarop zij prijs stellen – en helemaal als dit de vorm aanneemt van zoiets nutteloos als les in poëzie. Gelukkig is er houvast van solide soort: een heel dik leerboek over literatuur, vol objectieve kennis die je kunt schematiseren en uit je hoofd kunt leren. Natuurlijk, dit is fictie, zwaar uitvergroot door Hollywood. Maar ik ben vast overtuigd dat het zo in leslokalen in de werkelijkheid ook kan gebeuren, en nog steeds: bezield en bezielend onderwijs. Iets beters kan ik U voor het nieuwe studiejaar niet toewensen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK