‘Verpleegkundigen mogen wel wat meer zelfvertrouwen hebben’

Nieuws | de redactie
20 oktober 2008 | Een initiatief van VU en INHolland om samen onderzoek te gaan doen leidde tot een serie promotieprojecten rond GGZ-verpleegkunde. Onderzoeksleider prof. Aartjan Beekman is enthousiast: “Vroeger faciliteerden verpleegkundigen de behandeling, nu worden ze zelf behandelaar. Daar is onderzoek voor nodig”.


Vijf promotietrajecten rond GGZ-verpleegkunde gaan de VU en INHolland de komende tijd samen doen. Aartjan Beekman, hoogleraar psychiatrie, trekt dit project samen met lector Berno van Meijel. Op zijn werkkamer in Amsterdam-Buitenveldert vertelt Beekman dat het voorstel van INHolland daartoe bij hem in goede aarde viel: “Naar het werk van verpleegkundigen is nog heel weinig onderzoek gedaan. Lange tijd gebeurde daar ook weinig. Dus als INHolland met een goed idee komt, vinden ze bij ons een vruchtbare bodem. Komt er iets uit die beroepsgroep zelf, dan moeten we dat koesteren.

We willen het verpleegkundige beroep op verschillende manieren aantrekkelijker te maken. Een manier is om gepromoveerde verpleegkundigen te kweken. Een andere manier is functiedifferentiatie. Hoe zorg je voor aantrekkelijke functies voor hen die carrière willen maken, terwijl je tegelijkertijd een goede plek wilt bieden aan mensen die het zo wel best vinden?

Je kunt ook werken aan taakherschikking. Er is wel consensus onder artsen over wat ze zelf mogen doen: kom niet aan mijn vak. Maar ze hebben het ook allemaal erg druk, dus waarom zou je dan star doen over taakverdeling? Verpleegkundigen mogen best wat zelfbewuster zijn. Anderzijds: als je hoger op het paard gaat zitten, moet je wel wat te bieden hebben. Hun evidence-based praktijk is toch erg mager. Claim je dat iets goed is, dan moet je dat wel aannemelijk maken, je moet iets van onderzoek gedaan hebben. Dat komt wel, maar is er nog maar in heel beperkte mate.

Wil je al die dingen tegelijk aanpakken, dan doe je daar echt een tijd over. Zo ontwikkelt een vak zich. En op een gegeven moment hoop je dat dat autonoom wordt, dat er voldoende mensen in het vakgebied zijn om dit te trekken. Als je leiding mag geven aan een instelling waar heel veel verpleegkundigen werken, dan wil je er natuurlijk – als opleidingsinstelling – ook heel graag zijn voor verpleegkundigen. Heb je verbinding met de academie, dan ben je ook in de positie om dat te doen. We hopen als spinoff dat verpleegkundigen bij het VUmc komen werken”.

Kunt u voorbeelden geven van hoe het vak van verpleegkundige mede door onderzoek verandert?

“Onlangs hebben we onderzoek gedaan naar collaborative care. Verpleegkundigen treden daarbij op als care-managers. In het onderzoek ging het om de eerste lijn, maar het kan ook in de tweede lijn. De regie van de behandeling ligt bij dokter: als er medicatie voorgeschreven moet worden of veranderd, als er een verwijzing moet worden gegeven of er een grote cesuur nodig is in de behandeling, dan moet de arts dat doen. Maar de dagelijkse gang van zaken wordt door de verpleegkundige gedaan. Dat is zeer kosteneffectief. Verzekeraars houden daar ook van. Bij chronische ziekten werkt dat zeer goed. Verpleegkundigen krijgen daarmee een heel andere rol. Nu is die rol vaak niet goed gedefinieerd. Ik vind dan ook dat verpleegkundigen in klinieken vaak te weinig zelfstandig kunnen optreden.

Je zou in de psychiatrie een opleiding voor IC-verpleegkundige moeten hebben. Nederland is kampioen in het separeren van mensen. Daar was onlangs nog veel ophef over, en wat mij betreft terecht. Wil je dat veranderen, dan moet je bij de verpleegkundige teams zijn. Zij beslissen namelijk tot separatie als ze zich onveilig voelen.  Een opleiding tot IC-verpleegkunde voor de psychiatrie zou daarom kunnen helpen. Waarbij je trouwens ook naar andere factoren moet kijken zoals gebouwen. Wil je zo’n opleiding tot IC-verpleegkunde beginnen, dan moet je wel weten wat effectief is. Ik zou daar best een promovendus op willen zetten, om daar suggesties voor te bedenken en te kijken wat echt werkt.

Zo is er in verschillende takken van sport van alles te doen voor verpleegkundige specialismen, mits je van te voren goed onderzoek verricht. Zo denk ik bijvoorbeeld ook dat de behandeling van manisch-depressieven grotendeels door verpleegkundigen gedaan kan worden. Een van de promotietrajecten die we willen doen, zal daarover gaan. Ook bij het terugdringen van suïcidaliteit spelen verpleegkundigen een belangrijke rol.

Zo zie je dat het vak van verpleegkunde ingrijpend verandert. Vroeger faciliteerden verpleegkundigen de behandeling, nu zijn ze zelf behandelaar”.

Op een steenworp afstand van de werkkamer van professor Beekman werkt  lector Berno van Meijel. Hij ziet een cultuurverandering binnen de GGZ-verpleegkunde.

“GGZ- verpleegkunde is een beroep dat vanuit traditie is ontstaan, vooral georganiseerd vanuit de dagelijkse zorg van patiënten. In de oude vorm was het niet erg kennisgestuurd. GGZ-verpleegkundigen deden hun opleiding en gingen daarna de praktijk in. Ze leerden nog wel, maar erg praktijkgericht. Nu komt de vraag boven: dat wat we doen als psychiaters en verpleegkundigen, slaat dat wel ergens op? Volstaat de kennis die vroeger ontwikkeld is of is die achterhaald? Van verpleegkundigen wordt ook steeds meer gevraagd dat ze permanent leren. Voor de moderne verpleegkundige bestaat er grote noodzaak om de vakliteratuur bij te houden of studiedagen te bezoeken. Er zijn grote groepen GGZ- verpleegkundigen voor wie dat geen gemeengoed is. Er is veel tijd nodig om dat te introduceren. Het gaat erom dat je binnen de GGZ-verpleegkunde wel een cultuurverandering inzet, want dit is wel het moderne beroepsprofiel.

Verpleegkundigen juichen deze ontwikkelingen deels toe, want er moet nog wel het een en ander gebeuren. Voor de geestelijke gezondheidszorg worden richtlijnen ontwikkeld. Verpleegkundigen lezen die en zeggen: er staat niets verpleegkundigs in. Verpleegkundigen willen hun werk ook wel terugzien in richtlijnen, liefst in de vorm van effectieve interventies voor verpleegkundigen. Er is wel een wens tot professionalisering, niet bij iedereen, maar wel heel duidelijk zichtbaar. Die wens leeft niet alleen bij verpleegkundigen zelf, maar ook bij instellingen. Raden van bestuur gaan zich realiseren: verpleegkundigen zijn de grootste groep, zij kunnen fors bijdragen aan de kwaliteitsverbetering van de zorg. Dat is wel plezierig, want dat betekent dat er meer geïnvesteerd gaat worden in onderzoek”.

In het beroep van GGZ-verpleegkunde is dus volop kennisontwikkeling en professionalisering gaande. Wat zie je daarvan terug in het onderwijs?


“Ontwikkelingen die je in het veld ziet, hebben allemaal hun weerslag in het onderwijs. Ook studenten moeten steeds meer leren om kennis actueel te houden, om kennis te vertalen naar de praktijk van alledag. Daar moet ook de aansluiting komen tussen praktijk en onderwijs.

Wat van studenten gevraagd wordt, moeten docenten nog beter kunnen. Creatief met kennis omgaan en kennis up-to-date houden,  dat moet docent een bijzonder goed beheersen. Het concept van leren leren komt heel erg naar voren. Een docent moet de student vooral leren hoe die het beste kan leren, leervaardigheden overdragen. De vergankelijkheid van kennis  komt dan ook in beeld. Op het moment van afleveren van kennis moet je tegen studenten zeggen: deze kennis heeft tijdelijke waarheid. Er zijn geen permanente waarheden. Het hbo heeft nog iets te veel de reputatie dat docenten onvoldoende vernieuwen, maar dat is nu juist de veranderende rol van de docent in het hbo”.

Hoe werken lectoraten en docenten daarbij samen?

“Een van de redenen om lectoraten in het leven te roepen was om bij te dragen aan de professionalisering van docenten. Docenten moeten dynamisch leren omgaan met kennis en zich bijscholen in vaardigheden om studenten leervaardigheden te kunnen aanleren.

Een van de problemen die landelijk geconstateerd worden is dat het met de bijscholing van docenten niet zo hard loopt als het moet. De verbinding van lectoren met het onderwijs blijft nog achter bij de bedoelingen. Dat ligt aan de ene kant aan lectoraten die wellicht onvoldoende doen om bij docenten uit te komen. Voor een deel ligt het ook aan de onderwijsorganisatie die als het ware niet zo goed vragen aan de lectoraten kunnen stellen. Want er moet wel een vorm van vraagarticulatie zijn. De vraag van docenten en het aanbod van lectoren komen dus nog niet goed bij elkaar.

Het hbo-onderwijs kent veel ervaren docenten die al heel lang in het onderwijs zitten. Voor hen is het een grote cultuuromslag als er plotseling een stel lectoren de hogeschool komt binnenzeilen die deels met heel andere dingen binnenkomen dan zij gewend waren. Nu was dat wel de bedoeling van de lectoraten, om het gesloten systeem wat open te breken. Een andere complicerende factor is dat het onderwijs een zeer dynamisch bedrijf is. Het primaire proces bestaande uit colleges, roosters en stages etc. vergt veel van docenten. Het contact met lectoren is iets wat daarbij lijkt te komen, terwijl ze hun handen vol hebben om het dagelijkse proces rond te krijgen. Al deze dingen samen maken dat het niet vanzelf gaat”.

Het lectoraat GGZ-verpleegkunde is onderdeel van het Research and Innovation Center  (RIC) Quality of Life van de hogeschool INHolland. Hoe gaat het met dat RIC?

“Het doel van de RIC’s is lectoren onderling sterk te verbinden en om onderwijs en lectoren sterk met elkaar te verbinden. In plaats van dat het allemaal losse eilandjes zijn, ga je kijken naar dwarsverbanden. Dat betekent dat lectoraten aan de ene kant hun eigen programma doen, en aan de andere kant naar mogelijkheden tot samenwerking zoeken.

Binnen ons lectoraat zijn we onder meer bezig met een RAAK-aanvraag voor een onderzoek naar interventies bij verslaafde patiënten met een verstandelijke beperking. Doel van het project is interventies die binnen de verslavingszorg effectief zijn gebleken, aan te passen aan mensen met een verstandelijke beperking. We werken zowel samen met instellingen voor verslavingszorg als voor verstandelijke gehandicapten. Veel mensen worden vanuit het werkveld vrijgesteld om mee te helpen met dit RIC-onderzoek. Dat vind ik erg belangrijk, omdat het ook de taak is van het lectoraat om het werkveld de hogeschool binnen te halen. Zo vindt er kennisontwikkeling en kenniscirculatie plaats. Ook betrekken we docenten bij het project, zodat die de kennisproducten van het project in het onderwijs kunnen uitdragen”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK