Hoe matching helpt

Nieuws | de redactie
18 november 2008 | UvA en VU zijn blij met de invoering van ‘Matching’ en digitale online assessments voor nieuwe studenten. “Late aanmelders zijn de eerste afvallers”, menen zij. Toch signaleren ze ook aantal problemen die zich in de praktijk voordoen. “Niet alle sociaal wenselijke antwoorden zijn te voorkomen.”

Tijdens het VSNU-congres ‘Studiesucces voor eerstejaarsstudenten’ presenteerden verschillende instellingen hun maatregelen om het resultaat van studenten in het propedeusejaar te vergroten. Initiatieven als docentenuitwisseling met het VO, snelle academische binding vanaf de start, studiekeuzecoaching, selectie en toetsing, herinrichting van het propedeusejaar en matching, passeerden de revue. De VU en de UvA deden over dit laatste onderwerp een boekje open en lieten zien hoe zij online assessments gebruiken om aspirant studenten te matchen met de juiste opleiding.

Ondanks universitaire voorlichtingsdagen, websites, brochures, meeloopdagen, Studiekeuze123, folders en brieven merkten Theo Bakker, beleidsmedewerker ICT & Onderwijs FGw UvA, en Willem Pool, docent M&C, dat er vaak asymmetrie in de informatie zat: het beeld dat de student van de opleiding heeft, verschilt van de daadwerkelijke opleiding. Maar ook het beeld dat de opleiding van de student heeft, blijkt geregeld niet te kloppen. Ook dr. Remco van den Berg, directeur van NOA, psychologisch adviesbureau dat nauw samenwerkt met de VU, beaamt dit. Voor beide universiteiten moest ‘Matching’ uitkomst brengen.

Online intake toetsen

De opleiding Media en Cultuur aan de UvA stuurt sinds 2005 laat elk jaar een online intake-formulier invullen door de nieuwe lading studenten. Deze assessments meten de motivatie van een student en bieden tevens de mogelijkheid studievoorlichting nogmaals te herhalen. Theo Bakker, UvA: “De assessments vragen ook naar hoe studenten zich hebben geïnformeerd over de studie en naar verschillende praktische zaken. Bijvoorbeeld of ze een ontgroening van plan zijn, wat hun verwachte studietijdsbesteding is, of ze dyslectisch zijn en of ze van plan zijn twee studies te doen.  Zo zijn we in staat om in een vroeg stadium een beeld van een student te krijgen, hoewel we niet echt naar persoonskenmerken vragen. Bijkomend voordeel is dat we eerder een emailadres van de studenten krijgen, zodat we ze, voordat ze een UvA-account hebben, al kunnen bereiken.

Remco van den Berg geeft aan dat de VU wel naar persoonskenmerken vraagt en ook competenties wil meten. “Wij kunnen vragen naar eventuele psychische problematiek van studenten. Om competenties te meten gebruiken we cognitieve capaciteitentests. Wij stellen meer achtergrondvragen dan de UvA. Wij zijn ook benieuwd naar de interesses van de nieuwe studenten.”

Casus: Media en Cultuur aan de UvA

De nieuwe aanmelders zijn bij M&C verplicht om de online assessments in te vullen. Studenten die dit niet doen wordt de toegang tot de studie ontzegd. Docent drs. Willem Pool: “Als een student de online assessment heeft ingevuld, vindt er een automatische beoordeling plaats. De meeste studenten krijgen direct een positief resultaat, maar als we factoren aantreffen die de student kwetsbaar maken voor studievertraging of zelfs studieuitval, krijgt de student een ‘pas op-brief. Pas bij een combinatie van meerdere negatieve factoren, bijvoorbeeld als iemand aangeeft 20 uur per te week te studeren en zich niet van tevoren heeft laten informeren over de studie, moet iemand op gesprek komen.”

Pool is tevreden met het intake-systeem. Van de 350 studenten die zich vorig jaar inscheven, kregen er 50 van hem een ‘pas op-brief’ en moesten er 70 op gesprek komen. Dit kostte hem in totaal zo’n 100 uur. “Maar het is het waard. We zien dat bepaalde groepen nu wegblijven en dat studenten eerder weggaan, meestal al na het eerste semester, als de opleiding niet bij ze past. Dat scheelt ons en de student tijd, moeite en geld.”

“Tijdens de intake-gesprekken die ik voer, houd ik de studenten een spiegel voor en confronteer ik ze met de factoren die tot de afspraak hebben geleid. In de hoop natuurlijk dat we moeilijkheden vóór zijn. De uitkomst van deze gesprekken vormt de agenda van de tutor van deze studenten. Deze doorwerking van de informatie naar tutoring zorgt ervoor dat het intake-proces niet geïsoleerd raakt en het geeft ons een steviger fundament waarop we het studieadvies na het eerste semester kunnen baseren. Als studenten nu ons negatieve studieadvies niet opvolgen dan zetten we ze in een aparte werkgroep waar we minimale aandacht aan besteden. We alleen willen investeren in studenten die zelf investeren. 68 studenten belanden vorig jaar in zo’n groep. Zeven daarvan schrokken zo dat ze hun stinkende best gingen doen. Zij revancheerden zich. De rest viel uiteindelijk af.”

Assessments aan de VU

De intake-assessments van de VU zijn gemaakt door NOA. Dit bureau verzorgt ook de trainingen aan de medewerkers van de VU die de intake-gesprekken afnemen. Het doel van de door NOA ontwikkelde assessments is om verkeerde studiekeuze te voorkomen en met objectieve instrumenten een beeld te krijgen van de sterke en minder sterke kanten van een student, en van zijn of haar competenties. Met deze informatie voorhanden zou een ‘intaker’ van de VU een student eventueel kunnen adviseren over een alternatieve studie. Toch gebeurt het echte ‘matchen’ volgens van den Berg zelden: “Soms hebben opleidingen nou eenmaal belang bij veel studenten.”

Ook op de VU werken ze met een geautomatiseerde rapportage met een bepaalde risicoscore. Alleen de risicogroep hoeft uiteindelijk een intake-gesprek te ondergaan,. In tegenstelling tot bij de pre-masterassessments die NOA voor de VU heeft ontwikkeld, kunnen studenten niet op basis van hun intake worden afgewezen. De motivatiemetingen zijn volgens van der Berg ook nog niet waterdicht: “Hoewel we weten hoe we een deel van het gebruik van de standaard, meest wenselijke antwoorden kunnen filteren, is dit niet allemaal te voorkomen. Ik durf wel te stellen dat over het algemeen de zekerheid waarmee een student voor een studie kiest een goede voorspelbaarheidfactor is voor de uitval. Late aanmelders zijn de eerste afvallers.”

Late aanmelders

Ook de UvA-afgevaardigden beamen dit beeld van last in, first out op onderwijsniveau. Late aanmelders zorgen sowieso voor problemen, menen zij. Het blijkt vaak erg moeilijk om met studenten af te spreken die zich pas in de laatste week voor de colleges aanmelden voor de studie. Pool: “de student die administratief onzorgvuldig is, is er juist dus één die later niet goed zal presteren. Met deze student wil je een gesprek, maar dat is bij late aanmelders lastig te realiseren. Misschien moeten we de deadline voor aanmeldingen naar voren schuiven om zo intake-gesprekken met late aanmelders makkelijk te kunnen plannen.”

Het slotwoord is aan de VU: “Wij zijn trouwens eerder begonnen dan de UvA met de invoering van intake-gesprekken”, vertelt Van den Berg. “We zagen toen heel duidelijk dat een aantal studenten hier echt geen trek in hadden en zich maar aanmelden bij de UvA. Precies wat we wilden!”




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK