Ingenieurs in de Netwerkmaatschapppij

Nieuws | de redactie
3 november 2008 | "De beeldvorming in onze samenleving van wat ingenieurs zijn en doen is gebrekkig en ijlt na vanuit dingen in het verleden. Dat is weinig inspirerend voor jonge mensen om die richting in onderwijs en loopbaan op te gaan", schrijft HAN-lector Jaap van Till. "Er zijn tal van voorstellen om bij zenders èn ontvangers van deze beelden veranderingen aan te brengen. 'De standaard ingenieur' zou meer zus of meer zo moeten worden opgeleid en anders moeten gaan acteren.

Aan die aanbevelingen is niks mis, maar het is verstandiger om niet alleen symptomen van genoemde mismatch deels aan te pakken, maar ook de drivers van ingenieurswerk en de moderne samenleving eens goed opnieuw te bekijken en dan te streven naar het plaatsen van ‘moderne ingenieurs’ in de kern van de functies die deze samenleving levensvatbaar moeten doen zijn en houden. Dan komen het aanzien en de waardering ook wel.

Analyse van successen uit het verleden

Vanuit vele noodsignalen over de huidige crises en transities in onze wereldwijd sterk verknoopte maatschappij komt steeds sterker naar voren dat de focus voor overleven daarin zal moeten liggen op werkzaamheden die echte toegevoegde waarde creëren. Dat is een reactie op de luchtbellen van de financials en de bla-bla van publiciteits- en sensatiemedia. Wat voegden die nu echt toe? Waarop is welvaart nu eigenlijk gebaseerd en hoe stimuleer je die over langere tijd en in het algemeen belang?

Die vragen werden grotendeels al beantwoord in het boek van Mokyr [1] waarin hij grondig onderzocht hoe ‘sustained wealth creation’ in het verleden in vele landen verschillend tot bloei (continued and sustained improvements) leidden en wat daar de drivers voor waren. Hij toonde helder aan dat welvaart aangedreven werd door combi’s van twee typen mensen die goed wisten samen te werken:

–          De “weters” en de “doeners”, zoals  de uitvinder van de stoommachine en de mensen die deze echt konden bouwen. Kamerlingh Onnes en zijn gereedschapmakers. In de beeldvorming lijken die knappe vaklui een bijzaak maar dat zijn ze niet. Nederland heeft een wereldnaam en zelfs een Nobelprijswinnaar op het gebied van gereedschapmaken. Het gaat om zeer sterke combinaties: mr Rolls & mr Royce, Hewlett & Packard, Gerard & Anton Philips. Koninklijke instituten werden opgericht met de expliciete bedoeling deze twee soorten kennis en skills bij elkaar te brengen.

–          Propositional knowledge (gr: epistemè) [properties of natural phenomena] en Prescriptive knowledge (gr: technè) [techniques and recipes]

–          Fiducie, geloof dat iets zal gaan werken (ondernemer-commerçant) en dat we het werkend kunnen krijgen (vernufteling-ingenieur).

–          WAT kennis, ontstaan door te onderzoeken hoe dingen zich gedragen als je ze uit elkaar haalt en HOE kennis, ontstaan door te weten hoe het werkt als je dingen construeert en in elkaar zet.

De twee soorten kennis zijn dus evenwaardig en werken pas als ze samen verbonden zijn en intensief praktisch bruikbare kennis voor visie en actie [5] uitwisselen, aan elkaar knopen en daarna elkaar cyclisch versterken in een virtueuze cirkel. Het is dus niet handig om alle uitblinkers in de tweede soort (vakkundige ingenieurs) te proberen om te bouwen naar de andere soort (bestuurders), hoewel er succesvolle voorbeelden van ingenieurs zijn die beide skills in zich verenigen.

Die ombouw zou bovendien de bestaande onbalans in aantallen van deze twee benodigde typen nog groter maken. Niet voor niks wordt er steeds meer geroepen ‘waar zijn de beta’s/ technici?’ Antwoord: ‘die zijn net zolang onder water gehouden tot ze niet meer bewogen!’ Tenminste zo voelt het aan als er weer eens gezegd wordt dat ‘alles toch al goed werkt en er alleen wat technisch onderhoud gedaan moet worden’.

Onze bedrijven en overheden zijn vergeven van een groot aantal control-bestuurskundigen / MBA’s die niet goed met onzekerheden [2] om kunnen gaan en van procesmatige projectologen zonder inhoudelijke deskundigheid. Niet verkeerd, maar bijvoorbeeld bij headhunters begint het te dagen dat men een tekort heeft aan mensen die echt weten waar ze over praten en ergens echt goed in zijn. Die slimpies verbergen nu die vakkundigheid liever als ze zien hoe gebrek aan respect en onderwaardering hun deel is als ze het wel tonen. Een goed begin voor herstel van de genoemde onbalans zou zijn begaafdheid, inventiviteit, ‘black swan’[2] innovatievisie en ingenieurswerk alhier weer aanzien te geven.

Het ging dus in de geschiedenis van welvaart, zoals beschreven in [1], om het vormen van succesvol verbonden duo’s met twee soorten elkaar versterkende kennis. Dus niet een verandering aan “de standaard ingenieur voor de toekomst” zelf, maar aan beter verbonden bijzondere ingenieurs die kunnen excelleren door zijn/haar unieke talent te koppelen aan dat van anderen en samenwerkend.

Transitie naar een nieuwe maatschappijvorm

Gaat het recept om zulke duo’s te vormen ook nu en in de toekomst werken? Mogelijk wel, maar in een wat aangepaste modernere vorm die beter past in de nieuwe vormen van werken in de zeer snel veranderende en onvoorspelbare netwerkmaatschappij. Dat is een tweede misverstand tussen ingenieurs en samenleving dat rechtgezet of eigenlijk: beter ge-updated moet worden. We leven niet meer in een industriële maatschappij die volledig gedomineerd wordt door fysieke productie en consumptie aangedreven door de maakindustrie, waarin succesvolle fabrieksingenieurs een kerntaak en glorie hadden.

We zijn nu al twee maatschappijtypen verder, maar nog steeds wordt de ingenieur gezien door de bevolking als ‘engineer’ wat in het Engels zoveel betekent als machinebestuurder en machinist, voor het geval het een trein betreft. Dat is al lang niet meer zo maar we blijven in de ogen van velen de techneuten, de fietsenmakers.

De Industriële Maatschappij is intussen overgegaan in de Diensten Maatschappij waarbij diensten de overhand hebben. De maakindustrie is in geen geval verdwenen, maar heeft zich in combinatie met de dienstverlening in internationale waardeketens geheel anders georganiseerd in combinatie met doelgroepen, merknamen, R&D, financiering, Intellectual Property behandeling, publiciteit, logistiek, en dit alles verbonden via wereldwijde netwerken. Hierin spelen ingenieurs geheel nieuwe rollen samen met economen, marketeers en financiers. Deze veel complexere en dynamischer omgeving beweegt zich nu in de richting van de Kennis- oftewel P2P Netwerk Maatschappij.

Kernrol in deze komende maatschappijvorm spelen de mensen van de zogeheten Creative Class. Deze groep hoogopgeleide mensen (in NL al ca. 30 %) is niet alleen druk bezig met routinewerk zoals in de diensten maar vooral met Nieuwe Dingen creëren. Niet alleen kunstmakers, musici en acteurs zijn creatief ! In de creative class zitten ook de wereldberoemde Nederlandse gamebouwers, couturiers en  DJ party makers. Giga industrieën zijn dat intussen. Maar ook wereldberoemde architecten, ontwerpers, ingenieurs zijn onderdeel van de creative class. Mijn stelling is dat de nieuw ingenieurs midden in de creatieve kern van deze komende p2p netwerkmaatschappij zitten en gaan zitten.

Wat kunnen we daar aan doen om dat te bevorderen: ander gedrag en functioneren

Onze toekomst hangt af van de toegevoegde waarde van deze mensen, die zij inbrengen in projecten die vaak wereldwijd zijn. Crux is dat, in verband met de haast die er is om dingen af te krijgen, er geen tijd is om met vallen en opstaan teams te formeren. Met selecteert daartoe op de benodigde gebieden de beste gespecialiseerde mensen uit de wereld, mensen met een track record om hun afgesproken inbreng volgens betrouwbare afspraak te kunnen leveren in het team. Crux voor de betrokkenen is dan dus dat ze zó goed/diep zijn dat hun inbreng hout snijdt [3] en dat zij goed met mensen van andere disciplines kunnen samenwerken en begrijpen wat die zeggen.

Dat heeft voor ingenieurs in de netwerkmaatschappij van de toekomst en nu als consequentie, dat ze niet alleen in duo’s moeten kunnen excelleren zoals vroeger, maar in teams met een aantal deelnemers die ieder op hun gebied toplui zijn. Meer dan twee zijn daarvoor nodig omdat heel veel problemen en issues complex zijn en daardoor multidisciplinair aangepakt moeten worden. En deelnemers moeten een unieke benodigde deskundigheid en aantoonbaar nuttig gereedschapkistje meebrengen, anders neemt de groep snel afscheid van je.

Voor de opleiding van deze nieuwe soort ingenieurs hoeven technische universiteiten en hogescholen niet, zoals men soms denkt, een kwartslag gedraaid te worden. Noch moeten we proberen ingenieurs als oppervlakkige algemene kenniswetenschappers (breed maar ondiep) op te leiden. Daar zit niemand op te wachten. Wel moet vanaf dag één op elke opleiding gewerkt worden in multidisciplinaire mash-up teams aan het samen oplossen van problemen, samen met docenten en externe deskundigen. De ingenieurs in spe moeten dus zelf meer specialiseren: ergens echt aantoonbaar goed in zijn en beter leren samenwerken.

Dit teamwork gaat voor een groot deel via netwerksamenwerking en via computernetwerken waarbij men elkaar op de hoogte houdt van delen en geheel. De gemeenschappelijke modellen in het netwerk zijn centraal. Vandaar de naam Netwerkmaatschappij. Zonder verbindingen via Internet kan dit niet werken. Ook dat weten en doen onze jonge mensen al lang, zie [3]. Ingenieurs kunnen hun “branding” in zulke teams nog verhogen door zich te onderscheiden in vindingrijkheid. Laat ‘ingenieur’ maar zo veel mogelijk synoniem worden met  ‘ingeniaal in denken en oplossen’ en het kunnen maken en uitleggen van denksprongen en innovaties. En ze kunnen zich onderscheiden in de architectenrol: het kunnen overzien en bundelen van complexiteit tot iets wat hanteerbaar wordt, uitvoerbaar en gedragen kan worden door velen.

Diversiteit in bijdragen via het netwerk is key. Geen ‘standaard gemiddelde ingenieur’ dus die uitwisselbaar is met elke andere, maar consequent aangekweekte verscheidenheid is kracht. Deelnemers in teams worden behalve op hun excellente skills geselecteerd op een zo groot mogelijk excentrisch verschil in invalshoek/ perspectief op het project. Dat gesynthetiseerd via het netwerk geeft beelddiepte aan alle deelnemers. Een voorbeeld kan worden genomen aan ontwikkelingshulp via distant friends – ‘weak links’ tussen clusters van verschillende culturen en populaties – zoals Nabuur [4] dat doet. Misschien zou het nuttig zijn voor onze ingenieurs een soort Nabuur op te zetten maar dan voor ontwikkelingshulp in Nederland?

Een model hiervoor levert de ‘telescoop metafoor’ zoals bij LOFAR in de praktijk wordt opgebouwd: 20.000 kleine antennes, zo ver mogelijk van elkaar af in Europa opgesteld, voor het verschillend perspectief. Gekoppeld vormen ze samen een beeld van een deel van het heelal door de koppeling en berekeningen via een computernetwerk. Samen sterk verbonden in een geniaal creatief ingenieurs-netwerk.

[1] Joel Mokyr, The Gifts of Athena: historical origins of the knowledge economy; Princeton University Press, 2002

[2] Nassim Nicholas Taleb, The Black Swan : The Impact of the Highly Improbable; Penguin / Allen Lane, 2007

[3] Van Till, Netwerk ver-bindingen voor samen-werking in co-laboratoria; hoofdstuk in het WTR Trendrapport 2008, Uitgave Stichting SURF;
http://www.wtr-trendrapport.nl/media/pdf/14-Netwerkverbindingen-voor-samenwerking-in-co-laboratoria.pdf

[4] www.nabuur.com geleid door Siegfried Woldhek in Amersfoort.

[5] Nelson Mandela: “Vision without action is only dreaming. Action without vision is merely wasting time. But vision with action can really change the world.” (met dank aan Ir.Albert Smit, Milestone Marketing).




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK