Beleid Plasterk ‘kapitaalvernietiging’

Nieuws | de redactie
28 januari 2009 | “Het onderzoek in Nederland is kwalitatief goed, maar de baten blijven achter bij de verwachting. De overheid gaat dan harder duwen om het onderzoek meer te richten op praktisch nut." Nog nooit is echter aangetoond dat NWO-gestuurd onderzoek beter is dan onderzoek dat aan de universiteiten zelf plaatsvindt, stelt de nieuwe Leidse hoogleraar Frans van Lunteren. Hij kritiseert minister Plasterk in zijn oratie over zijn beleid terzake.

Volgens Van Lunteren berust de innovatieparadox op verkeerde verwachtingen: ‘Je hebt geen goed onderwijs nodig om goed onderzoek en daarmee innovatie te genereren, het is veeleer andersom: goed onderzoek aan de universiteiten is vooral nodig, omdat dat het fundament van goed onderwijs vormt. Met goed onderzoek kun je goede studenten trekken en die kun je de kans bieden het maximale uit zichzelf te halen. Ik ben ervan overtuigd dat een van de belangrijkste bestaansredenen van het universitaire onderzoek is dat je daarmee jonge mensen de kans geeft om zich te ontplooien. Daarbij doet het er niet zoveel toe of dat onderzoek wel of niet maatschappelijk nuttig is. Als het intellectueel interessant is garandeer je daarmee de best mogelijke opleiding. Daar heeft uiteindelijk de maatschappij het meeste baat bij.’

Kapitaalvernietiging

Van Lunteren neemt het minister Plasterk kwalijk dat er opnieuw  onderzoeksgelden bij de universiteiten zijn weggehaald en naar NWO overgeheveld, met het idee dat ze daar weer terugverdiend kunnen worden. ‘Want dat impliceert dat je aan allerlei randvoorwaarden gebonden bent en van de tien aanvragers krijgt er maar één het geld. Het schrijven van een aanvraag – hoewel een dergelijke reflectie altijd nuttig is – kost toch al gauw een maand. Dat is een zekere vorm van kapitaalvernietiging en het levert een hoop bureaucratie op. Er is nog nooit aangetoond dat NWO-gestuurd onderzoek beter is dan onderzoek dat aan de universiteiten zelf plaatsvindt. En het getuigt in zekere zin van wantrouwen tegen universitaire wetenschappers, die zelf niet goed zouden kunnen uitmaken wat belangrijk is.’

Spagaat

Van Lunteren is hoogleraar Geschiedenis van de natuurwetenschappen: ‘Als wetenschapshistorici zitten we min of meer in een spagaat. Ons vak is onderdeel van het vak geschiedenis, maar we zijn meestal ingebed in een bèta-organisatie en de meesten van ons hebben ook een bèta-achtergrond. Ons bestaansrecht leunt sterk op het onderwijs dat wij geven aan bètastudenten. Men vindt ons onderzoek primair niet zo belangrijk, maar wij zijn nuttig omdat wij de studenten wat bijleren.’ Die houding komt voor een groot deel voort uit de ontstaansgeschiedenis van het vak, namelijk uit hobbyisme van gepensioneerde natuurwetenschappers. Dat imago kleeft het vak nog steeds aan. Het vak behoort niet tot de core business van de faculteit waar het ondergebracht is. ‘Ik zou een soort virtueel instituut willen creëren dat dwars door alle faculteiten heen loopt en waar samengewerkt wordt.’

Relativering

In zijn oratie gaat Van Lunteren in op de vraag of het wel zo nuttig dat bètawetenschappers iets van de geschiedenis leren. Hij stelt dat het onmisbaar is: ‘En om meer redenen dan je kunt bedenken. Het vak geeft studenten en wetenschappers meer inzicht in zowel de bestaande theorieën en hoe die tot stand zijn gekomen als in de manier waarop wetenschap georganiseerd is.’ Nog belangrijker vindt hij dat het vak een zekere relativering aanbrengt, doordat het alledaagse vanzelfsprekendheden ondermijnt. ‘Als je die afstand neemt, blijkt dat veel zaken het resultaat zijn van een historisch proces en daarmee niet noodzakelijk. De wetenschapsgeschiedenis leert ons dat wetenschappelijke theorieën en opvattingen voortdurend veranderen. Je kunt dat consequente vooruitgang noemen, daar heb ik geen bezwaar tegen, maar ze veranderen wel. Dat impliceert ook dat de huidige stand van zaken een tussenstand is.’

Universitas

Van Lunteren is aangenaam verrast door het enthousiasme van de studenten om iets te leren over de geschiedenis van hun vak: ‘De universiteit is meer dan een beroepsopleiding. Academici kunnen reflecteren op hun vakgebied, er van een afstand naar kijken en nadenken over hun eigen functioneren.’ Hij vindt dat als de universiteiten het Amerikaanse systeem willen kopiëren, ze ook de leuke en goede dingen over moeten nemen. ‘Daar geven de beste hoogleraren thematische colleges die voor alle studenten toegankelijk zijn. Daarmee creëer je een zekere samenhang in de universitaire gemeenschap. Dan maak je de term ‘universitas’ weer een beetje waar, want er is een enorme versnippering, niet alleen tussen, maar ook binnen de faculteiten.’ 

Leiden heeft volgens Van Lunteren nog steeds een voorsprong op andere universiteiten door het glorieuze verleden: ‘Er zijn verschillende momenten geweest waarin Leiden de absolute wereldtop vormde. In de beginperiode met mensen als Scaliger, maar ook begin achttiende eeuw, toen Boerhaave half Europa aan zijn voeten had zitten. En ook weer in de periode rond 1900 toen in Leiden vooral de natuurwetenschappen een enorme bloeiperiode kenden. De archieven zijn heel erg rijk. Er ligt nog veel materiaal in kelders dat beter beheerd moet worden. Daar zijn we mee bezig. Er valt nog heel veel werk te doen aan de geschiedenis van de Leidse universiteit zelf.’


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK