Plasterk: Pas op fouten niet te herhalen

Nieuws | de redactie
14 januari 2009 | Precies halverwege de kabinetsperiode spreekt ScienceGuide met OCW-minister Ronald Plasterk over wat de tweede helft van Balkenende IV voor hoger onderwijs en kennisbeleid gaat inhouden. Welke stappen gaat de minister zetten bij bekostiging en kwaliteit?  Hoe wil hij verder na ‘Dijsselbloem’?  En gaat het kabinet ook investeren in kennis om de kredietcrisis op te vangen, net als Merkel of Obama? “Ik wil waarschuwen tegen de irrationaliteit om nu ineens allerlei dingen te gaan stimuleren.”


Wat kost kwaliteit?

Kunnen we het hoger onderwijs niet veel meer bekostigen naar kwaliteit? Extra geld geven aan goede opleidingen is mogelijk, zo oordeelde de commissie-Sorgdrager, maar  de commissie bleek intern verdeeld over de vraag of dit ook wenselijk zou zijn. Het verbaast Plasterk niet. “Het is wat kort door de bocht, maar als je het advies afpelt, dan zegt de commissie eigenlijk dat bekostiging op kwaliteit niet kan”.

De commissie komt ook niet met scenario’s hoe je bekostiging op kwaliteit zou kunnen vormgeven of invoeren.


“Nee, en dat leek me ook heel moeilijk. Want op grond van wat voor criteria wil je dat dan doen? Hoe meet je zoiets? Dat lijkt mij buitengewoon lastig”.

U vindt zelf dat bekostiging op kwaliteit niet kan.

“Laat ik om te beginnen zeggen dat ik de vergoeding per student al heb verhoogd van 40% naar 60% van het bedrag dat instellingen krijgen. Dat betekent dat instellingen, meer dan vroeger, geld krijgen voor de studenten die ze opleiden. Dat lijkt mij een heel belangrijke kwaliteitsprikkel waar niet veel aandacht voor is geweest. Daarmee heb ik de voordelen uit de leerrechten meegepakt, zonder de nadelen daarvan te hoeven meenemen – het idee dat studenten rondshoppen, wat leidt tot nervositeit en wat ik geen recht vind doen aan het systeem”.

En zo is de HO-bekostiging al meer kwaliteitsafhankelijk gemaakt, is uw stelling dus?

“In die zin dat instellingen die meer studenten weten te trekken met hun aanpak en opleidingen ook meer geld krijgen. De studenten stemmen met de voeten, de beste graadmeter voor kwaliteit. De discussie spitst zich nu toe op de laatste 20% van de bekostiging, wat vroeger de vaste voet heette en nu onderwijsopslag. De Tweede Kamer wil die kwaliteitsafhankelijk maken. Ik heb al in de Kamer gezegd dat ik daar op zich niet tegen ben, maar daar wel een paar voorwaarden aan verbind. De kwaliteitsmeting moet met een lichte touch kunnen worden uitgevoerd, het moet niet enorm veel werk opleveren voor de instellingen, want dan is het voordeel weer weg”.

Het moet niet een soort accreditatieprocedure worden, met visitatiepanels en dergelijke.

Nee, dat lijkt me veel te zwaar. Dat is trouwens ook een procedure voor 5, 6 jaar. Maar dit moet ieder jaar kunnen worden gemeten en uitgevoerd. Want ja, het moet een responsief systeem zijn, anders gaan er onvoldoende prikkels vanuit”.

De criteria moeten dan wel helder en logisch zijn, om jaarlijks duidelijke en legitieme uitkomsten te bieden.

“Je moet rationaliseerbare criteria hebben. Het moet te meten zijn, maar die meting moet ook zinvol zijn. Je kunt natuurlijk het lichaamsgewicht van de eerstejaars gaan meten, maar dat lijkt me niet relevant”.

U zag niet zo snel voor u wat die heldere criteria zouden moeten zijn, liet u de Kamer al weten.

“Het leek me een hele klus om bekostiging op kwaliteit te realiseren. Ik heb toch de commissie-Sorgdrager ingesteld om daar goed naar te kijken. Daarbij heb ik eigenlijk al met de criteria die ik meegaf, aangegeven dat ik nog maar moest zien dat dat kon. Mijn conclusie op grond van haar advies is dat het niet kan. De commissie zegt dat de vaste voet vast moet blijven en niet afhankelijk moet worden van kwaliteit. Verder dan dat gaat de commissie niet. Er staan geen echte scenario’s in het advies over hoe je bekostiging op kwaliteit zou moeten invoeren. Ik moet zeggen: mijn aanvankelijke scepsis herken ik in het rapport”.

Grote wijzigingen in de bekostiging hoeven we van deze minister niet te verwachten. Betekent dit overigens dat Plasterk na ‘Sorgdrager’ achterover leunt? Zeker niet, zegt hij, want hij zoekt mogelijkheden voor kwaliteitsverbetering vooral in andere manieren om het onderwijs te organiseren. “Na het advies van de commissie-Sorgdrager en de discussie daarover ben ik ook zelf gaan nadenken. Mijn gedachte is om een andere focus in de relatie tussen bekostiging en kwaliteit in het hoger onderwijs aan te brengen, namelijk een op het eerste jaar van de studie. Daar zou ik naar een paar dingen willen kijken: studie-intensiteit, docenten en sorteren na de poort”.

Dat is ook een benadering die goed zou kunnen zijn voor het hbo, waar tweederde van de studenten in het hoger onderwijs zitten.

“Ik heb het nu even over de universiteiten, niet zozeer over de hogescholen, maar u heeft gelijk”.

De beste prof voor eerstejaars

Minister Plasterk denkt dat er in het bacheloronderwijs veel kwaliteitsverbetering mogelijk is, om te beginnen bij de universiteiten. Hij richt zijn aandacht daarbij niet primair op excellente studenten. “Sorgdrager adviseerde wel om middelen te gaan toekennen voor onderwijs aan excellente studenten. Punt is alleen dat we voor die 5% al heel veel doen, bijvoorbeeld met de Siriusgelden. Ik wil best die door Sorgdrager geadviseerde middelen gaan inzetten om de kwaliteit in het hoger onderwijs te verhogen, maar dan graag over de volle breedte”.

Er is veel kwaliteitsverbetering mogelijk door meer studenten vast te houden uit de instroom. Momenteel zijn de rendementen te laag, vindt de minister. Veel studenten doen er veel te lang over een diploma te halen, als ze die al halen. Als oud-hoogleraar biologie heeft Plasterk wel wat praktische adviezen om daar wat aan te doen.

Allereerst moet het onderwijs intensiever worden. “Bij biologie, waar ik werkte, had je 3 uur college en 4 uur practicum per dag. Dat was schools, maar iedereen haalde het wel, en het was goed te combineren met andere dingen zoals bestuursactiviteiten. Bij veel alfa- en gammaopleidingen krijgen studenten maar 8 uur per week les. Hun studiebelasting is waarschijnlijk vergelijkbaar met bètaopleidingen, maar ze zijn er nog niet aan toe om de rest van de week zelfstandig in te vullen”.

Ten tweede wil Plasterk inspirerender onderwijs. “Een veelgehoorde klacht is dat de beste hoogleraren gespecialiseerde colleges geven. Dat moet je niet doen. Op Stanford en Harvard heb ik gezien dat je juist de beste hoogleraren voor de eerstejaars moet zetten, omdat die de geesten in beweging kunnen brengen. Voor een gespecialiseerd college in een latere fase van de studie kun je dan vervolgens best iemand inzetten die niet zo charismatisch les geeft”.

Als derde punt wil Plasterk dat studenten in hun eerste jaar gemakkelijker van studierichting kunnen veranderen. “In het hoger onderwijs heb je twee modellen: het monodisciplinaire onderwijs, en de colleges. Het ene model is geschikt voor het kind dat op zijn 16e zegt: ik wil Einstein worden, ik wil in één vakgebied excelleren. Het andere is geschikt voor Renaissancemensen. Ik ben heel positief over die university colleges, het is heel goed voor mensen die de breedte in willen. Maar het is een vrij kleine nichemarkt. Je kunt niet het hele hoger onderwijs zo inrichten, want Nobelprijswinnaars kweek je natuurlijk niet met onderwijs dat gedurende heel de studie zo breed blijft.

Op de Universiteit van Amsterdam bieden ze nu iets tussen die twee modellen in, dat spreekt mij wel aan. Het gaat om een bètagammaopleiding. Het is een brede opleiding waarbij je je binnen het eerste jaar alsnog kunt specialiseren, zodat je monodisciplinair afstudeert. Dat lijkt toveren, maar laten we reëel zijn: de eerste 3 maanden is toch oriëntatie, dus na 3 maanden zou je toch zonder noemenswaardige vertraging moeten kunnen overstappen, zodat je bij wijze van spreken al na een jaar je eerstejaars scheikunde haalt, of misschien nog net niet helemaal. Ik denk dat je met zo’n manier van werken een grote kwaliteitsverbetering kunt bereiken.

Over deze ideeën tot kwaliteitsverbetering praat ik nu met studentenorganisaties en universiteiten. De studentenorganisaties lijken enthousiast, naar mijn indruk omdat ze dachten dat ik alleen maar wilde bekostigen op excellentie. Bij de universiteiten heb je natuurlijk altijd mensen die zeggen dat al hun onderwijs nu al van hoge kwaliteit is en dat kwaliteitsimpulsen dus niet nodig zijn. Maar ik denk dat we daar wel uitkomen”.

Studiesucces en discussiekramp

Centraal op de agenda van de minister staat op basis van deze analyse van de problemen in het hoger onderwijs en van het noodzakelijke beleid vooral een groter studiesucces. Dat heeft alles te maken met een idee dat hij in december lanceerde, namelijk om het voor beginnende middelbare scholieren gemakkelijker te maken hun schoolkeuze uit te stellen. Dat pleidooi was direct voer voor criticasters. Tweede Kamerleden verweten hem de middenschool te willen invoeren. Terugkijkend op de discussie hierover, constateert Plasterk een kramp in het onderwijsdebat na het rapport-Dijsselbloem.

“Er bestaat een trauma over onderwijsvernieuwingen. Ik vind zelf ook echt dat er dingen verkeerd zijn aangepakt, zoals de middenschool. Daarom reageren mensen nu schrikachtig als je met een nieuw idee komt. Tegelijkertijd moet je wel oppassen dat je vanuit het idee dat je wilt bewijzen dat je niet zo bent als je voorganger, je feitelijk de fouten van je voorganger gaat herhalen. Politici hebben zich in de oren geknoopt dat er nooit meer een stelselwijziging moet komen. Maar dat mag toch geen reden zijn om als er vanuit ouders en scholieren wordt aangegeven dat kinderen te vroeg kiezen, vanuit de vierkante kilometer in Den Haag te zeggen: daar willen we niet over praten?”

Laten we nu alsjeblieft geen blokkade krijgen in de discussie over het onderwijs, als reactie op het debat rond Dijsselbloem, toch?

“Nee, want als je luistert naar de mensen in het veld, dan is er wel iets aan de hand. Ik merk dat de jeugd van tegenwoordig aan de ene kant veel eerder volwassen is. Dat geldt bijvoorbeeld voor het omgaan met geld, en misschien ook voor relaties. Aan de andere kant duurt de jeugd veel langer. Jongeren houden nog heel lang alle opties open. Dat zie je bijvoorbeeld aan de komst van kinderen: de komst van het eerste kind bij vrouwen is in enkele decennia opgeschoven van 25 naar bijna 30.

Demografisch is dat een enorme verandering. Als je vroeger aan een kind van 12 wilde vragen wat hij wilde worden en hij zei architect, of hij zei timmerman, dan werd hij dat ook na een paar jaar. En meestal omdat zijn vader dat ook was. Als je nu aan iemand van 25 vraagt wat hij wil worden, krijg je vaak als antwoord: dat weet ik nog niet. Er is een gevoel van eeuwige jeugd, mensen kiezen later.

Als dat nu zo is, dan moet je dat ook in het onderwijs accommoderen. De huidige onderwijstrajecten zijn in feite nog ingericht voor mensen van de vorige generatie, mensen die op een andere manier kozen. Het effect daarvan is dat je in het huidige onderwijs veel mensen ziet onderpresteren, of mensen ziet uitvallen omdat ze in het verkeerde traject zitten”.

Hoe gaat u dat doen?

“Ik wil geen middenschool, geen eenheidsworst, maar ik wil wel kijken of met stapelen meer mogelijk kan worden. Overigens is er met de huidige instrumenten al veel mogelijk, Marja van Bijsterveldt is daar heel goed mee bezig. En begrijp me goed: laat iemand van 12 die geschikt is voor het gymnasium in godsnaam gymnasium doen. Maar erken ook dat sommige mensen op hun twaalfde verkeerde keuzes zullen maken en geef die mensen respijt. We hebben daarom vorige maand de Onderwijsraad om advies gevraagd hoe we dit het beste kunnen uitwerken”.

Ondertussen in het Torentje

Gelet op de actualiteit en de wereldwijde discussie over de inzet van kennisinvesteringen tegen de opdoemende economische crisis ligt er nu halverwege de kabinetsperiode ook de vraag naar de gevolgen van de kredietcrisis voor het hoger onderwijs. Regeringen in heel de wereld zetten in op forse investeringen in kennis om de klappen op te vangen. Plasterk ook?

Miljarden voor scholen en R&D bij Merkel, in Finland, bij Obama. Wordt het ook bij ons niet tijd voor een innoverend investeringsplan?

“Over een kwartier zit ik bij de minister-president om samen met de minister van Economische Zaken de volgende vergadering van het Innovatieplatform voor te bereiden. Het derde agendapunt is innoveren in een tijd van recessie. Je wordt dus op je wenken bediend”.

Maar het is zo stil, ondanks het betoog van de minister-president op de Innovatieproeftuin.

“Als lid van de zeshoek [de groep sociaal-economische ministers in het kabinet] wil ik erop wijzen dat we bij de kabinetsformatie op zich al een heel stimulerend programma hebben afgesproken, waardoor we niet direct bij iedere tegenslag hoeven te bezuinigen. We zouden er natuurlijk ook voor kunnen kiezen de extra investeringen in onderwijs of in wetenschap op te schorten of terug te draaien, want dat soort dingen doe je als je in een tijd van crisis de tering naar de nering zet. Dat we dat ondanks alles niet doen, heeft op zichzelf al een stimulerend effect”.

Maar het is toch niet zo dat bijvoorbeeld de extra verhoging van de lerarensalarissen bedoeld is geweest als crisismaatregel? De economische en politieke situatie is inmiddels fundamenteel anders geworden dan toen het regeerakkoord werd opgesteld in begin 2007. Het gaat in Finland of bij die miljarden van Merkel voor kennis toch om nieuwe, extra impulsen om door de ellende heen te breken?

“Ik wil waarschuwen tegen de irrationaliteit om nu ineens allerlei dingen te gaan stimuleren. Als eerdere beslissingen tot investeringen rationeel zijn geweest, dan moet je niet gaan snijden in de top 10 van die investeringen om daartegenover bijvoorbeeld tulpen in de zee te kunnen leggen. Soms is het gewoon goed prioriteiten die zijn afgesproken in de kabinetsformatie, te handhaven”.

Universiteiten en hogescholen voelen niettemin nu wel de klappen van een opdrogende derde geldstroom.

“Ik ga over de eerste en de tweede geldstroom. De eerste geldstroom heb ik verhoogd, de tweede geldstroom heb ik zelfs behoorlijk verhoogd. Als er minder geld binnenkomt uit de derde geldstroom, deel ik die zorg. Maar ik kan natuurlijk niet aan een touwtje trekken waardoor DSM meer contracten met universiteiten gaat afsluiten, dat moeten ze echt zelf doen”.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK