Studiesucces, rendementen en uitvallers

Nieuws | de redactie
20 januari 2009 | Nederland kent een recordaantal HO-afgestudeerden en meer vrouwelijke promovendi. De uitval in het hbo en wo blijft niettemin toenemen. Van alle afgestudeerden is ruim de helft vrouw, 60%  25 jaar of jonger en 25% allochtoon.

Nog nooit studeerden er in het hbo zo veel studenten af als in 2006/’07. Bijna 60.000 studenten behaalden hun bachelordiploma. Van dit aantal was 57% vrouw, 80% voltijdstudenten en 75% jonger dan 26 jaar. Ook het aantal afgestudeerden voor vervolgopleidingen en hbo-masters nam verder toe tot bijna 5.000 studenten. Wat betreft het aantal uitgedeelde bachelordiploma’s verwacht OCW dat dit aantal de komende tien jaar zal stijgen tot ruim 66.000.

In het wo werden in 2006/’07 aan 22.000 studenten een bachelordiploma uitgereikt en aan ruim 19.000 studenten een masterdiploma. Vooral voor de masteropleidingen betekent dit een forse toename van het aantal afgestudeerden. Gelijktijdig nam het aantal afgestudeerden voor een doctoraalopleiding sterk af. Met ruim 11.000 afgestudeerden zijn de oude opleidingen in het wetenschappelijk onderwijs nog geen verleden tijd.

Ook kregen nog eens ruim 3.200 wo-studenten een beroepsdiploma uitgereikt. Van alle afgestudeerden was ruim de helft vrouw, 60%  25 jaar of jonger en 25% allochtoon. Volgens de Referentieraming van OCW zal het aantal studenten dat een doctoraal- of masteropleiding succesvol afrondt de komende tien jaar oplopen tot ruim 36 duizend.

Rendement

CBS-cijfers geven aan dat van de studenten die in de periode 1995–2002 aan een voltijdstudie op het hbo begon, ongeveer 57 procent de opleiding binnen vijf jaar afrondde. Bij de deeltijdstudies ligt dit rond de 47 procent. Van de voltijdse hbo-studenten die in 2000 aan hun studie begonnen, haalde circa 40% na 4 jaar een diploma, 55% na vijf jaar en na 6 jaar blijkt dat 62% een hbo- diploma en 2% een wo-diploma heeft gehaald. Van de deeltijders heeft minder dan de helft na 6 jaar de finish bereikt.

Studenten die van het vwo komen, blijken in het hbo het meest succesvol. Zij studeren sneller af en halen ook vaker de eindstreep. Na negen jaar was rond de 78 procent van hen afgestudeerd, 8% meer dan de havo’ers en mbo’ers met een beroepsopleidende leerweg.

Bij alle studierichtingen geldt dat vrouwen eerder hun diploma halen dan mannen en uiteindelijk ook vaker het eind van de studie bereiken. Vanaf 1995 ligt bij de voltijdstudies in alle jaargroepen het percentage vrouwelijke afgestudeerden na vijf jaar 14% hoger dan bij de mannen. Na negen jaar studie is dit 10%.

In het voltijd-wo heeft na zes jaar 66% van de vwo-instromers van cohort 2001 een eerste einddiploma in het hoger onderwijs behaald: 58% van de mannen en 77% van de vrouwen. Kennis in Kaart toont de resultaten van cohort 2000. Na 4 jaar heeft 19% van de voltijdstudenten een wo-master, na vijf jaar 37%, na 6 jaar 53% en na 7 jaar heeft 65% de studie in het wo afgerond en heeft 8% inmiddels een hbo-diploma gehaald. Deeltijders in het wo doen het minder goed dan in het hbo. Na 7 jaar heeft maar 35% een studie afgerond.

In het wo verschilt het rendement per studierichting flink. Net zoals in het hbo zijn vrouwen vrijwel bij alle studierichtingen eerder afgestudeerd. Bij de vierjarige studies varieert na zes jaar het percentage afgestudeerden voor studenten, met vwo als vooropleiding, uit cohort 2001 van 47 procent voor taalwetenschappen, geschiedenis en kunst bij de mannen tot 72 procent voor sociale wetenschappen, bedrijfskunde en rechten bij de vrouwen. Bij de vijfjarige studies loopt dit percentage voor studenten met vwo als vooropleiding uit cohort 2000 na zeven jaar uiteen van 55 procent voor techniek, industrie en bouwkunde bij de mannen tot 84 procent voor landbouw en diergeneeskunde bij de vrouwen.

Uitval

Van de hbo’ers die in 1995 of later aan een voltijdstudie begonnen, haakte al na 1 jaar ongeveer 1 op 7 af. Bij de cohorten 1995–1999 verliet uiteindelijk ongeveer 25% het hbo zonder af te studeren. Van cohort 2000 is na 6 jaar 22% uitgevallen en 14% nog steeds bezig met de opleiding.

Vergelijken we dit met het wo dan zien we dat de uitval na 7 jaar op 13% [hierbij wordt een overstap naar het hbo niet als uitval bezien] ligt en dat ook hier 14% nog steeds bezig is. Ongeveer 73% van de voltijdse wo-studenten haalde na 7 jaar een diploma in het hoger onderwijs, deels na omzwaai naar het hbo. De uitval uit het wo na 7 jaar is ongeveer 13% (overstap naar het hbo wordt niet als uitval gerekend), terwijl na 7 jaar nog 14% van de studenten bezig is met de studie.

Kennis in Kaart lat zien dat uitvalcijfers van havo’ers en mbo’ers in het hbo stevig stijgen en dat ook de uitval van vwo’ers in het wo weer is toegenomen. De omslag naar deze stijging is in 2002 begonnen.

In tegenstelling tot het hbo kent het wo sectoren waar het rendmeent en de uitslag proportioneel uitzonderlijk hoog of laag is. In de sectoren gezondheidszorg, economie en in de techniek is de uitval bijhvoorbeeld relatief laag. Deze is daarentegen relatief hoog in de sector taal&cultuur en rechten.

In het hbo is in de sector gedrag en maatschappij verhoudingsgewijs het percentage uitvallers het hoogst. Meer dan de helft van de uitvallers (51% hbo en 57% wo) geeft aan dat een gebrek aan motivatie er mede voor zorgde dat de student besloot te stoppen met de opleiding. De tweede en derde plaats wordt ingenomen door de moeite die studiestakers hadden met de wijze waarop het onderwijs werd gegeven (44% hbo en 37% wo) en de eigen persoonlijke omstandigheden (41% hbo en 46% wo).

Promoties

In 2006/’07 promoveerden bijna 3 200 personen, 6% meer dan in het voorgaande studiejaar, met een sterke stijging onder de promovenda. 42% van de gepromoveerden is vrouw terwijl. In 1990/’91 lag  dat op slechts 19%. Het aandeel vrouwelijke gepromoveerden is vooral gegroeid in de periode tot 2002/2003.

In 1990/’91 lag het aantal gepromoveerden op 1800 personen. De vijf jaar daarna steeg dit aantal aanzienlijk, waarna het de volgende 7 jaar vrij stabiel bleef. Cijfers in Kennis in Kaart laten duidelijk zien dat sinds 2003/’04 sprake is van een trend naar voortdurend toename van promoties. De grootste groei is daarbij te vinden in de sector landbouw, maar ook de sector techniek en de medische sector kennen een bovengemiddelde groei. In 2006/’07 vond bijna een derde van de promoties bij de faculteit geneeskunde plaats.

Een vergelijking binnen de EU op basis van cijfers van EUROSTAT laat nog steeds zien dat Nederland niet tot de koplopers behoort. Bij een rangschikking van het aandeel gepromoveerden per 1000 personen in de bevolkingsgroep van 25 tot 34-jarigen is de voorhoede: Zwitserland, Duitsland, Zweden, Finland, Verenigd Koninkrijk en Oostenrijk. Zij hebben meer dan twee gepromoveerden per 1000 personen in deze leeftijdscategorie. Nederland zit voorin een tweede, vrij grote groep landen met 1 à 1,4 gepromoveerden per 1000. In de meeste landen promoveren relatief meer mannen dan vrouwen. Uitzonderingen vormen de Oost-Europese landen Slovenië, Estland, Litouwen, Bulgarije en Letland, en de Zuid-Europese landen Italië, Portugal en Cyprus.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK