“Een veel te beperkt deel van onze maatschappij staat voor de klas”

Nieuws | de redactie
16 april 2009 | Terwijl het tekort aan leraren – ondanks de recessie – zeer groot dreigt te worden, is er nog steeds sprake van talentverspilling door te veel uitval in de opleidingen. SBO-directeur Freddy Weima wijst in gesprek met ScienceGuide op de mogelijkheden die hbo en wo hebben om hier meer succes en rendement te bereiken.

De SBO-studie ‘Leraar worden’ gaat uit van forse tekorten aan docenten. Maar is het wel zo somber? Tijdens de laatste grote recessie, begin jaren 80, was het probleem juist het overschot aan studenten die leraar wilden worden.

Het lerarentekort wordt beïnvloed door de economische conjunctuur. Als die hoog is gaan meer mensen in het bedrijfsleven werken. En omgekeerd trekt het onderwijs meer personeel aan bij een laagconjunctuur. Toch zal ook in dat geval sprake blijven van een lerarentekort. In het VO is het al structureel geworden. In de grote steden is het bij verschillende vakken voelbaar. Ook in het basisonderwijs kan het lerarentekort door de vergrijzing weer aan de orde gekomen. Daar komt bij dat de Pabo’s de afgelopen jaren minder instroom hebben gekregen.

Een bijzonder probleem vormen de schoolleiders in het basisonderwijs. Daar dreigt al op afzienbare termijn een ernstig tekort en dat is voor de kwaliteit van het onderwijs een punt van grote zorg. Een goede, ervaren schoolleider is vaak degene die in een school ‘het verschil maakt’. Op elk van deze terreinen zien we dat de vergrijzing van het onderwijspersoneel een autonome ontwikkeling is die doorgaat met of zonder recessie. Het onderzoek ‘Leraar worden’ is belangrijk, niet omdat het spectaculair is, maar wel omdat het in de breedte van de sector de cijfers en trends analyseert.

Academische Pabo: een pluspunt

Er zijn enkele opvallende trends in het rapport die aandacht verdienen. Zo is het beeld over het gebrek aan ‘academici voor de klas’ nogal diffuus.

Daar zie je het structurele effect van de vergrijzing duidelijk doorwerken. Het aantal academici gaat omlaag, maar niet omdat er nu steeds minder academisch opgeleide mensen het onderwijs in zouden willen komen. Wat speelt is de golf van mensen uit de jaren 70 die nu met pensioen gaan. Bij de instroom is sprake van een stabilisatie waardoor het nog niet lukt om het totaalbeeld positiever te maken.

De initiatieven voor een academische Pabo zijn daarom een pluspunt. Zij geven ook een impuls aan het aanbod van de lerarenopleidingen en dat vergroot de aantrekkelijkheid  voor bredere groepen studenten. Ook zien we dat de universiteiten, hogescholen en de onderwijsorganisaties elkaar rond dit initiatief goed weten te vinden. De afstemming en samenwerking zijn er een duidelijke plus.

Het onderzoek laat ook zien dat het leraarschap sociaal eenzijdiger is geworden. Bruut geformuleerd, er zijn weinig hoogopgeleide mensen, weinig mannen en vooral veel witte deeltijders aan de slag. Dat versterkt de status en de veelzijdigheid van de onderwijsloopbaan bepaald niet.

Dat is inderdaad nogal bruut geformuleerd… Maar de cijfers spreken wel duidelijke taal, ja. Vrouwen zijn ‘oververtegenwoordigd’, vooral in het primair onderwijs. Negen van de tien afgestudeerden van de Pabo-studenten zijn vrouwen, van de mannen vallen er relatief veel uit. Dit is vooral jammer omdat dit de diversiteit van het onderwijs nog verder vermindert. Er staat daardoor een veel te beperkt deel van de samenleving voor de klas. Zo zijn er ook relatief weinig allochtone docenten en is de uitval van allochtone studenten van pabo en tweedegraads lerarenopleidingen  veel te hoog.

Speelt dit niet op een breder niveau dan slechts binnen het basisonderwijs?

Het is een trend die nu ook in het VO voelbaar wordt, dat klopt. Het is een effect van het feit dat veel meer vrouwen actief zijn op de arbeidsmarkt. Zij kiezen veel voor de zogenaamde ‘contactberoepen’. Zo trekken het po en vo veel vrouwen.

Daarom gaan we beslist door met het project ‘Paboys gezocht’! Niet allen de directie Leraren maar ook de directie Emancipatie van OCW bespreekt dit met ons, omdat wij inmiddels veel weten van deze materie en de aanpak ervan.

Jongens zijn bij het leraarschap vaak heel anders georiënteerd in hun keuze. Daar kan de Pabo en de lerarenopleiding zelf goed op inspelen. Hen trekt bijvoorbeeld het aspect ‘kennisoverdracht’ en het werken in de bovenbouw. Ook hebben ze meer vakgerichte belangstelling en soms ook een meer zakelijkere instelling in hun kijk op de onderwijsorganisatie. Vakgebieden als aardrijkskunde, techniek en geschiedenis trekken hen.

Helft allochtonen valt uit in Pabo

Uit het rapport blijkt dat studenten daarbij beter en meer gericht begeleid kunnen worden, zodat ze minder uitvallen of snel na hun diploma teleurgesteld uit hun onderwijsbanen vertrekken.

Daar liggen belangrijke punten voor verbeteringen die de uitval kunnen verminderen. Dat geldt trouwens voor heel het hbo. De helft van de allochtone studenten op de Pabo’s valt binnen een jaar uit. Dat is een enorm verlies voor het onderwijs, talentverspilling vind ik dat.

De begeleiding naar studiesucces is een zaak die gedurende de hele studie aandacht verdient, niet alleen bij de instroom. Zowel bij de stage als het doorlopen van het curriculum en bij de startfase in de beroepspraktijk is hier veel aan te doen. En dat vergt samenhang in de aanpak tijdens die verschillende stadia van de onderwijsloopbaan. Daar zijn we vaak toch niet zo goed in, zo blijkt.

Ook bij de verbeterslagen die worden gemaakt is dat niet altijd goed ontwikkeld. Het overzicht op de verbeteringen die worden ondernomen, moeten we niet uit het oog verliezen, bijvoorbeeld bij de ‘educatieve minoren’ die nu her en der worden opgestart.

Het beeld van het leraarsvak blijkt veelal verouderd en ingegeven door nogal partiële elementen en indrukken. Jongeren blijken beelden uit de praktijk te hebben die weinig ‘professioneel’ zijn.

De onderwijssector weet van zichzelf vaak niet dat ze nogal een gesloten wereld is. De ‘onderwijsprovincie’ bestaat echt. Decanen in VO en anderen die beroepsoriëntatie en vervolgstudies adviseren, krijgen weinig ruimte om ontwikkelingen en het beroep goed onder de aandacht te brengen. De informatie blijft hangen op nadruk op de verschillende vakmatige profielen van het docentschap. Andere aspecten komen minder onder de aandacht, denk bijvoorbeeld aan de arbeidsmarktpositie van de leraar of salaris en de kans op verdere ontwikkeling in het beroep. Ook het meelopen in de praktijk als kennismaking met het beroep samen met leraren als de ‘ambassadeurs van het vak’ komt te incidenteel voor.

Het is ook belangrijk dat de zij-instromers volop kansen krijgen. Zij bieden nieuwe ervaringen en aandachtspunten in de school. Vaak is het vanwege die geslotenheid van het onderwijs moeilijk voor ze om ‘echt’ binnen te komen! Ook is de combinatie van studie en werk in het begin pittig. Blijven ze eenmaal als leraar werken dan vinden de collega’s hun inbreng meestal erg goed. Het is een extra vorm van diversiteit in het onderwijs en die is wezenlijk. We moeten heel de samenleving in de school samen laten werken. Jong én senior, man én vrouw, enzovoorts.




«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK