Kan het debat zoveel beter?

Nieuws | de redactie
6 april 2009 | Een boekpresentatie op de HAN liep onlangs uit op de constatering dat het er met het onderwijsdebat in Nederland niet best voorstond. Voorzitter Sjoerd Slagter van de VO-raad betoogde dat BON schade heeft aangericht in het onderwijsdebat waardoor schoolleiders terughoudend zijn geworden met innovatie. Paul Bezembinder (BON) repliceert dat dat juist goed is.

Toen de vereniging in 2006 met het openingsmanifest van Ad en Marijke Verbrugge tot het publieke debat toetrad, raakte dit een open zenuw in de Nederlandse samenleving. Het manifest ordende met een zekere welsprekendheid een veelheid aan tot dan toe ongearticuleerde ervaringen, en bood daarnaast een infrastructuur waarin een veelheid aan feitenmateriaal op een nieuwe manier geordend en begrepen kon worden. Men zou enigszins ronkend kunnen zeggen dat het manifest een nieuwe theorie over het functioneren van het Nederlands onderwijsbestel formuleerde en in het debat bracht. Het debat werd daardoor in een belangrijke zin verrijkt.

In de jaren 2006 en 2007 groeide de vereniging explosief. Veel leden uitten het gevoel met hun opvattingen en idealen na jaren van kou lijden bij BON eindelijk weer thuis te mogen komen. De interventies van BON in het debat gaven blijkbaar vrijmoedigheid van stem en spreken terug aan mensen en onderwijsopvattingen die zich sinds lange tijd onderdrukt hadden gevoeld. De veelstemmigheid van het onderwijsdebat nam daardoor toe, en dat kan in de open samenleving die wij willen realiseren niet anders dan als een tweede positieve bijdrage van BON aan de kwaliteit van dat debat gezien worden.

Ten derde bood de vereniging met zijn pleidooi voor kleinschalig, kennisintensief en docentgestuurd onderwijs ook een alternatief voor de in het debat tot dan toe dominante sociaal-constructivistische onderwijsopvattingen. In de klassieke klassikale onderwijsvormen zag BON namelijk op een door feiten onderbouwde manier een goede trade-off tussen de verschillende eisen die gesteld werden door de behoeftes aan persoonlijke aandacht voor leerlingen, gemeenschapszin, betaalbaarheid en leeropbrengsten. Deze alternatieve denkrichting verrijkte het debat op een constructieve, derde manier.

Slagter zegt daarover nu: ‘U moet weten dat BON behoorlijk veel schade heeft aangericht. Weet u wat het effect is geweest op schoolleiders? Die zijn terughoudend geworden in de slechte zin van het woord. Ze durven niet meer te innoveren.’ Als dit werkelijk de opbrengst van de bijdrage van BON is geweest, dan zou dat, in tegenspraak met wat Slagter zegt, buitengewoon positief zijn. Enige extra terughoudendheid in het uitvoeren van nieuwe onderwijsexperimenten op onze kinderen lijkt mij gezien de op zijn minst suboptimale track record van de onderwijsvernieuwingen van de afgelopen jaren alleen maar verstandig. Dat daardoor het relatieve belang van bestuurders die willen innoveren in het debat afneemt, is voor hen misschien niet leuk, maar het zegt als zodanig niet iets over de kwaliteit die dat debat in zijn totaal heeft.

Er is één belangrijk aspect waarin de kwaliteit van het onderwijsdebat werkelijk vergroot kan worden, en dat is door elkaar weer in een zekere rust te willen ontmoeten, in weerwil van onze verschillende idealen, mensbeelden en opvattingen over onderwijs. De verstandige oproep van Gravemeijer en Simons tijdens de boekpresentatie om de dwingende vraag ‘Wat moeten onze kinderen leren om van China te kunnen winnen?’ in het debat aan de orde te stellen, zou een nuttige eerste stap kunnen zijn.

Paul Bezembinder was in de jaren 2006-2008 secretaris van BON.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK