Kwaliteit kan nog beter verankerd worden

Nieuws | de redactie
22 april 2009 |

Het serieus uitvoeren en erkennen van de accreditatie van de kwaliteit van opleidingen moet krachtiger aangepakt worden. “Het staat in Leuven onvoldoende op de agenda, te veel landen zijn hier nog te zwak”, vreest de Vlaamse NVAO-vicevoorzitter Guy Aelterman.

Aangezien een aantal Europese landen “nog weinig realiseren als het gaat om kwaliteitszorg in het HO blijft dit onderwerp niet hoog genoeg op de lijst van prioriteiten”, zegt Aelterman tegen ScienceGuide. Zo zijn de kwaliteitszorgstelsels van EU-landen als Griekenland en Italie op dit terrein zwak ontwikkeld.

Niet weg duiken

Dit draagt risico’s in zich voor de stevigheid van een Europees HO, zoals dit de ambitie van de Leuven-conferentie is. “De ontwerpverklaring voor de bijeenkomst glijdt langs wat men echt bedoelt vast te leggen met termen als ‘achievement’ van het HO en ‘consolidation’ van de kwaliteitsbewaking. Ten aanzien van de kwaliteitszorg is er nog weinig geconsolideerd hier en daar! In zo’n situatie moet je nieuwe thema’s als de sociale, emancipatoire dimensie van het HO en de aandacht voor levenlangleren niet laten misbruiken om weg te duiken voor de onvoldoende prestaties ten aanzien van kwaliteit. Als de kwalitatieve prestaties van HO-stelsels binnen Europa niet voldoen aan de afspraken, moeten we dit openlijk bespreken en samen aanpakken. Dat is ook van belang voor de sociale dimensie. Die kun je het beste versterken door de kwaliteit op te trekken in plaats van die te laten zakken door te weinig aandacht voor de validering van niveau en prestaties.”

Aelterman raadt aan dat het realiseren van de Bologna-doelstellingen daarom volgehouden moet worden. “Dat moet nog steeds. Ook om nieuwe ontwikkelingen met succes in gang te zetten. Zonder goede, onderling afgestemde kwaliteitssystemen zullen nieuwe elementen, zoals het aanbieden van joint degrees en intensievere uitwisselingen over de nationale grenzen, tot weinig leiden.”

De NVAO heeft met collega-accreditatieraden de onderlinge vergelijkbaarheid van kwaliteitsprestaties en valideringen een impuls gegeven met de oprichting van ECA. In deze Europese ‘kwaliteitskoepel’ werken zij aan wederzijdse erkenningen van hoe de lidstaten in eigen land het niveau van het hoger onderwijs valideren. Aelterman onderstreept de principiële stap die daarmee gezet wordt. “Dit houdt in dat je elkaars definitie van de bacheloropleiding en de master feitelijk aanvaardt. De inhoudelijke discussie over de kwaliteitsaspecten gaat dan alleen nog over wat vastzit aan de ‘learning outcomes’.”

Deze stap ten principale door ECA –en de duidelijke voorwaarden voor deelname daarin- maakt nieuwe vooruitgang nu concreet mogelijk. Opmerkelijk daarbij is de oprichting van een ‘Europees Croho’ of ‘’HOR’’, oftewel een register van de erkende opleidingen op Europees niveau. Dit Qrossroads-systeem zorgt ervoor dat de adequaat geaccrediteerde opleidingen in heel Europa betrouwbaar en correct bijeengebracht worden en elkaar eenvoudig kunnen ‘opzoeken’ voor alle mogelijke vormen van samenwerking. “Commissaris Jan Figel stelt dit initiatief steeds als voorbeeld van fundamentele, nieuwe ontwikkelingen die vanuit het hoger onderwijs zelf mogelijk worden gemaakt.”

Ook in Nederland zijn uitkomsten heel divers

Voor zo’n fundamentele stap noemt Aelterman twee zaken die van essentieel belang zijn. “Ten eerste het vertrouwen geven onderling dat men de kwaliteit adequaat bewaakt. Ten tweede dat men duidelijke definities hanteert van de kwalificaties en de outcomes van het hoger onderwijs. ‘Het niveau’ is daarbij in principe geen discussiepunt, of niet meer – de agentschappen oriënteren zich op de Dublindescriptoren die het niveau van bachelor en master vastleggen -, maar wel de helderheid over wat binnen het geheel van hoger onderwijs de specifieke uitkomsten zijn in de verschillende opleidingsdomeinen.”

Dit is binnen één HO-stelsel vaak al zeer divers. Ook in Nederland, aldus Aelterman. “Kijk maar naar de life sciences binnen het WO. De specifieke uitkomsten zijn in Wageningen echt anders dan in Maastricht,  Utrecht of Groningen. Dit met elkaar definiëren is dan ook ‘een goede oefening’ voor de helderheid op Europees niveau. Daarbij gaat het over de helderheid van de verschillende accenten en competenties die centraal staan, binnen een algemeen begrip van wat de opleiding inhoudt.”

In dit verband is de nieuwe onderwijsopzet die de Vlaamse minister Frank Vandenbroucke invoert een interessante stap. Hij legt de nadruk op het expliciteren van de kwalificatiestructuur. Vandenbroucke wil dat het kwalificatieniveau van elke opleiding gedefinieerd is. Daarnaast leggen de opleidingen hun domeinspecifieke doelstellingen vast door middel van de Learning Outcomes. Diversiteit is daarbij niet uitgesloten maar de kwalificaties moeten wel internationaal gebenchmarkt worden met het oog op de helderheid van hun positie over de grenzen. De NVAO zou de uitkomst valideren.”

De rol van organisaties als de NVAO evolueert dan ook met de groei naar één Europees Hoger Onderwijs Ruimte. Naast ‘Crossroads’ is nog een belangrijk Europees initiatief genomen tot gezamenlijkheid: een register van de erkende accreditatieorganen. “Dit definieert als het ware het vertrouwensbeginsel. Daarom is het goed dat eerste stappen hier zijn gezet. Maar we moeten goed opletten dat een zodanig register niet te rigide van opzet of een zuiver marketinginstrument  wordt.

We zouden bovendien niet alleen door Europese overheden nationaal toegelaten agentschappen moeten kunnen opnemen. Denk aan goede accreditatieorganen uit landen zoals Australië en de VS. Deze kunnen ook in Europa nuttige functies vervullen.”

Bijna cultuurbeleid

Dit raakt direct de evaluatie van de kwaliteitszorg in Nederland zelf. “Als er een tendens ontstaat dat NVAO meer het globale kwaliteitsbeleid van instellingen zou gaan valideren, dan zullen we ook meer moeten samenwerken met gespecialiseerde en internationaal georiënteerde  agentschappen voor de specifieke opleidingstrajecten en hun accreditatie moeten kennen. Deze agentschappen zullen de meer precieze internationale en domeinspecifieke benchmarks kunnen uitvoeren. Zulke agentschappen moet je dan wel kennen en erkennen, ze moeten betrouwbare partners zijn.”

In deze ontwikkeling wordt de bijzondere positie van de NVAO als samenwerkingsorgaan over grenzen heen steeds vaker aangesproken. Buiten de EU vraagt men nu ook al om ondersteuning bij de ontwikkeling van nieuwe kwaliteitsagentschappen. “We zijn zo regelmatig meedenker of partner bij de oprichting daarvan in landen in de Derde Wereld en Oost-Europa. Met de globalisering van het hoger onderwijs zien wij deze taak voor ons steeds meer groeien. Het is van groot belang dat onze visie op validering van HO-kwaliteit elders in de wereld gewaardeerd en nagevolgd kan worden. Het is bijna een stuk internationaal cultuurbeleid van Nederland en Vlaanderen samen aan het worden.”

Die gezamenlijkheid – Nederland- Vlaanderen –  wordt in het hoger onderwijs gelukkig steeds vaker gevonden, vindt Aelterman. De benoeming van Douwe Breimer bij de KU Leuven en de reactie van Frank Vandenbroucke op dat feit op ScienceGuide getuigen daarvan, meent hij. “Je moet wel aandacht hebben voor het verschil in de bestuurlijke cultuur.”

Ruimte in het HBO

Aelterman wijst  op de ruimte die bij de hogescholen in Vlaanderen en Nederland op gebied van samenwerking bestaat. “En niet alleen bij de samenstelling van panels voor accreditaties. Het seminar in Breda van het Cultureel Verdrag liet zien dat erg mooie inhoudelijke voorbeelden van nieuwe samenwerking ontstaan. Fontys, Zuyd, Lessiushogeschool Antwerpen, Hoger Instituut der Kempen in Geel en allerlei anderen kunnen veel samen en hierbij kan nog veel meer gebeuren. De hogescholen in beide landen zouden in het kader van het CVN deze lijn moeten volhouden.”

Een erfenis uit het verleden blijkt hier nog steeds negatief door te werken: de ‘HBO-fraude’. De zogeheten ‘Vlaamse carrousel’ bij de inschrijving van buitenlandse studenten belast vaak  mogelijke samenwerking. “Het geeft mogelijke besprekingen tot samenwerking nog steeds negatieve accenten. Zet er een rem op wellicht. Men wordt er afwachtend door, vanwege mogelijke effecten die ook juridisch nog niet duidelijk zijn. We moeten hier aandacht aan geven en een snel herstel van contacten en samenwerking bevorderen!”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK