De functiebeperkingen van eerstejaars

Nieuws | de redactie
26 augustus 2009 | 16,5 % van de eerstejaarsstudenten in het hoger onderwijs heeft een functiebeperking en de helft van hen heeft hier hinder van bij hun studie. 50% van de studenten met een functiebeperking geeft aan dat hulpmiddelen noodzakelijk zijn om hun studie (zonder vertraging) af te maken.

 Een groot deel van deze groep maakt echter geen gebruikvan de door hen noodzakelijk geachte voorzieningen, hetzij omdatdeze op hun opleiding niet bestaan, of omdat zij er niet van op dehoogte zijn. Dit alles en meer blijkt uit de resultaten van hetRisbo/SEOR onderzoek dat eind juli werd gepubliceerd.

Het onderzoeksbureau Risbo/SEOR heeft vorig jaar in opdracht vanhet ministerie van OCW onderzoek gedaan naar studeren met eenfunctiebeperking. Hieronder volgt een korte beschrijving van deresultaten waarbij eerst de studenten, daarna de risicogroepen enuiteindelijk de instellingen aan bod komen.


Kenmerken

17,4% van de HBO’ers en 14,7% van de WO’ers heeft eenfunctiebeperking. De helft van deze studenten ondervindt hinder vanzijn of haar functiebeperking bij het studeren. Hetzelfde aantalvindt hulpmiddelen nodig voor het succesvol afronden van hunstudie, nog eens ruim een derde vindt voorzieningen wenselijk. Nietal deze studenten maken echter gebruik van de benodigde of gewenstevoorzieningen. Van de studenten die hulpmiddelen en voorzieningennodig vinden maakt 35% hiervan geen gebruik, voor de groep die ditwel wenselijk vindt is het percentage zelfs 63%. Uit het onderzoekblijkt dat studenten die goede voorlichting krijgen en actiefbenaderd worden door hun onderwijsinstelling veel vaker gebruikmaken van de aangeboden en benodigde voorzieningen.

Op onderwijsinstellingen waar men de functiebeperking bijinschrijving door kan geven (12 van de 18 ondervraagdeinstellingen), deed 58% van de studenten dat. De overige studentenvonden een melding vaak niet nodig of zagen zichzelf niet alsiemand met een functiebeperking. Van de studenten die zich gemeldhadden, werd 62% uitgenodigd voor een gesprek. Het grootstegedeelte (94%) ging daarop in.

Van de groep die zijn functiebeperking niet kon melden vroeg 46%een gesprek aan, ook al kreeg of vond de helft van deze groepnergens informatie over studeren met een functiebeperking.

Opvallend is dat wat de registratie van de beperkingen betreft 70%van de studenten hiertegen geen enkel bezwaar heeft. Nog eens 12%heeft wel bezwaar, maar zou toch meewerken. 18% zou hier niet aanmeewerken. Vooral studenten met een psychische beperking werkenliever niet mee. Hieruit blijkt dat studenten zich veel minder drukmaken over hun privacy dan vaak gedacht wordt oponderwijsinstellingen. Overigens heeft geen enkele instelling dieopgenomen is in het onderzoek een digitaal centraal systeem voorregistratie van functiebeperkingen.

Dan is het nog interessant om te noemen welke functiebeperkingenveel voorkomen. De top vijf bestaat uit: een beperking inconcentratie, dyslexie, een chronische aandoening of ziekte,depressieve klachten of stemmingsstoornissen en een beperktuithoudingsvermogen. Vaak hebben studenten twee of meerbeperkingen. Opvallend is dat deze top vijf bestaat uit allemaalgrotendeels onzichtbare aandoeningen.


Studieresultaten

Eerstejaarsstudenten met functiebeperking vallen op de universiteiteven vaak uit als studenten zonder functiebeperking. Op het HBO isdat anders, daar vallen studenten met functiebeperking (23,6%)vaker uit dan hun medestudenten (17,6%). Het onderzoek geeft helaasgeen verklaring voor dit verschil. Daarnaast stoppen studenten diepas tijdens hun studie last kregen van hun beperking en studentendie minder mobiel zijn vaker in hun eerste jaar met hun studie dande rest van de groep.

Er is bijna geen verschil in de resultaten van studenten die welgebruik maken van voorzieningen en studenten die dit niet doen.Alleen studenten die aangeven hulpmiddelen nodig hebben maar hiergeen gebruik van maken vallen vaker uit. Het feit dat het wel ofniet gebruiken van voorzieningen geen invloed heeft kan wordenverklaard door het feit dat niet elke functiebeperking evenveelproblemen geeft. Studenten die hulpmiddelen gebruiken hebben dezedus misschien harder nodig dan studenten die dat niet doen.Daarnaast is onderzoek gedaan onder eerstejaars, wat ervoor zorgtdat de verschillen in resultaat nog klein zijn.

De kans op uitval verschilt per functiebeperking. Tweederde van destudenten met angstproblemen of paniekstoornissen haakt af in heteerste jaar van zijn of haar studie. 30 tot 40% van de studentenmet klachten in het autistisch spectrum, een beperking in hetuithoudingsvermogen of een beperking in spreken valt ook uit.Studenten met slaapstoornissen, een beperking in het horen, eenchronische aandoening of een beperking in het zien vallen juistminder vaak uit dan studenten zonder functiebeperking. Dit zouveroorzaakt kunnen worden doordat zij vaker gebruik maken vangeschikte voorzieningen. Bij een derde van de uitgevallen studentenspeelde hun functiebeperking mee in de beslissing om te stoppen methun studie. De uitvallers met functiebeperking geven overigens alstwee belangrijkste redenen dezelfde als studenten zonder beperking:een verkeerde studiekeuze en de inhoud van de studie.


Op de onderwijsinstelling

Niet elke onderwijsinstelling is even actief in het registreren enhet voorlichten van studenten met een functiebeperking. Uit hetonderzoek blijkt dat studenten veel vaker op gesprek komen engebruik maken van voorzieningen als deze beter bekend zijn enactief worden aangeboden. De meeste studenten vonden devoorlichting die ze kregen niet echt goed, maar ook niet echtslecht.

Wat betreft het regelen van extra voorzieningen wordt vaakaangegeven dat de aanvraagprocedure ingewikkeld is en dat ze elkjaar of zelfs elk blok opnieuw aangevraagd moeten worden. Van devoorzieningen die nodig worden geacht zijn extra tijd voortentamens en examens en extra studiebegeleiding (47% van dedoelgroep) het meest genoemd. De studenten die hulp kregen warenmeestal tevreden over de maatregelen.


Kosten
De kosten per student werden op twee verschillendemanieren berekend. Omdat de meeste onderwijsinstellingen weinigregistreren op dit vlak, zijn dit schattingen. Hieruit blijkt datde tien instellingen die meewerkten per student 650 tot 900 eurobesteedden. Voor studenten met dyslexie is in het onderzoek eenaparte berekening gemaakt. Hier kwamen de extra kosten op 550euro.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK