SER-voorzitter vreest vrij triestige Prinsjesdag

Nieuws | de redactie
7 september 2009 | Alexander Rinnooy Kan vindt het kabinetsdoel om de ontwikkeling van onderwijs, kennis en innovatie naar het OESO-gemiddelde te brengen “haaks staan op de ambitie internationaal te excelleren.” Bij alle waardering voor het accent van het kabinet op aandacht voor kennis in crisistijd vindt de SER-voorzitter het “vrij triestig,” dat ons land figureert “in de middengroep, omringd door landen van wie wij hoogstens met voetballen wel willen verliezen.”

Kritische benchmarks en lijstjes

“Het ligt alleszins in de rede om scherp in de gaten te houdenhoe die universiteiten varen in de internationale concurrentieslag,die binnen de internationale academische gemeenschap wordtuitgevochten. Dat verklaart de belangstelling voor rangordes, voorlijstjes, voor benchmarks en voor andere vormen van vergelijkendwarenonderzoek,” zo zegt hij bij de opening van het academisch jaaraan de TUe.

“Dat is ook de reden dat het verstandig is de Nederlandseuniversiteiten, of, ambitieuzer en belangrijker, het Nederlandsekennissysteem van tijd tot tijd kritisch te vergelijken op eenaantal dimensies met de systemen van de ons omringende landenwaarmee wij goed vergeleken kunnen worden, zeg de landen in deOECD. Hij herinnert er aan dat alle betrokken partijen 5 jaargeleden “van het resultaat enorm zijn geschrokken. Anders dan wijvermoedden stond Nederland niet bovenaan in de OECD rangorde maarergens, vrij triestig, in de middengroep.”

Gemiddelde haaks op ambitie

Om die reden is hij duidelijk verontrust over het  strevenvan het kabinet “om de ontwikkeling van onderwijs, kennis eninnovatie in een nader te bepalen tijdspad naar tenminste hetniveau van het OESO-gemiddelde te brengen.” De reden daarvoor iseenvoudig: “Hoezeer het ook zou verheugen als het kabinet de OECDvergelijking systematisch en in de volst denkbare breedte zouwillen uitvoeren, zozeer ook zouden wij het ook betreuren alsplotseling het OECD gemiddelde het Nederlands ambitieniveau zougaan representeren.

Als iets haaks zou staan op de Nederlandse ambitie ominternationaal te excelleren, dan zou het wel de doelstellingmoeten zijn om het gemiddelde OECD niveau als Nederland einddoel teomarmen. Tenslotte was het juist de trieste constatering dat we inNederland tot het OECD gemiddelde waren teruggezakt, die onsdestijds tot de Kennisinvesteringsagenda inspireerde.”

Een eventuele argumentatie op Prinsjesdag, zoals ministerPlasterk in januari al tegenover ScienceGuide naar vorenbracht, dat het in zo’n erge crisis allemaal even niet kan metinvesteringen in kennis en dergelijke, snijdt Rinnooy Kan nu maarvast in ondubbelzinnige termen de pas af. “Natuurlijk, erkomen lastige jaren aan voor de overheidsbegroting, dat weten weallemaal. Maar andere OECD landen hebben vergelijkbare problemen,ze zullen op vergelijkbare gronden moeten heroverwegen waar zij deharde prioriteiten leggen bij de overheidsfinanciën, en dan is hetonverminderd gepast om de Nederlandse kennisprioriteiten tevergelijken met die van elders.

Ons vaste voornemen voor de komende jaren moet dus zijn enblijven het Nederlands kennissysteem in algemene zin en het hogeronderwijs in het bijzonder te toetsen aan de prestaties van delanden om ons heen, in de vaste ambitie het overgrote deel ervan inde rechtstreekse concurrentieslag die in de mondiale markt wordtuitgevochten de baas te zijn en te blijven. Dat moet de Nederlandseambitie zijn, maar het moet ook de Europese ambitie zijn.”

Armenië als benchmark? 

De SER-voorzitter maakt in zijn betoog tegelijk duidelijk, dathet OESO-gemiddelde op enkele cruciale factoren allerminsttoereikend zou zijn om ons land als kennissamenleving te latenbloeien. Of zou Nederland genoegen gaan nemen metonderwijsprestaties als die van Armenië, ondernemendheid à laHongarije of een HO-bèta-uitstroom lager dan Italië?

“Vergelijking van de Nederlandse ambities met het huidige OECDgemiddelde is leerzaam. Zo zou het geen verbazing moeten wekken datonze ambities op de basisvaardigheden van taal en rekenenuitstijgen boven het OECD gemiddelde, en daarmee boven het huidigeniveau in landen als IJsland, Moldavië, Slovenië en Armenië (alshet gaat om basisonderwijs) of  Oostenrijk, Ierland enFrankrijk als het gaat om voortgezet onderwijs. Ook onzeinnovatieambities op bedrijfsniveau liggen boven datzelfde OECDgemiddelde, dat op dit moment gerealiseerd wordt in landen alsSlovenië en Portugal, ook landen die door Nederland te kloppenzouden moeten zijn. Dat doen we dan ook, zij het krap.

Maar elders roept deze internationale vergelijking toch welverrassingen op. Zo ligt de Nederlandse waardering voorondernemerschap qua  ambitieniveau precies op het huidige OECDgemiddelde, en daar treffen wij landen als Hongarije en Malta aan,op zijn minst niet bijzonder eervol gezelschap.

En wat betreft de uitstroom van bètastudenten van hogeronderwijs in totaal ligt het Nederlandse ambitieniveau over 5 jaaronder het huidige OECD gemiddelde, en daarmee onder het huidigeniveau van landen als Italië en Portugal. Zelfs deze bescheidenanalyse geeft hier en daar dus aanleiding tot enigszinsschaamtevolle zelfreflectie.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK