Fundamentele keuzes nodig voor Pabo’s
Rekenonderwijs
Het
Verder vinden we de kwaliteit van de leraar belangrijker dan degekozen didactiek. Wat betreft rekendidactiek hanteren we alsHAN-Pabo’s de gezonde mix van zowel ‘realistisch rekenen’ als demeer ‘traditionele’ aanpak. We willen dat kinderen vlot lerenrekenen EN snappen hoe getallen en rekenkundige bewerkingenzich verhouden tot het functioneren in de werkelijkheid vanalledag. Het een kan niet zonder het ander. Verder zijn we vanmening dat de discussie over het niveau van Pabo’s een brederescope behoeft. Hiervoor zijn een aantal redenen.
Allereerst is de rekenproblematiek niet uitsluitend eenPabo-probleem. Het speelt in diverse sectoren in het Nederlandsehoger onderwijs waar studenten moeten rekenen. De oorzaak voorgemiddeld magere prestaties bij de start van het hoger onderwijsligt dus niet bij de Pabo’s maar bij de manier waarop in deschooljaren daarvoor aandacht wordt besteed aanrekenen/wiskunde.
Ten tweede zijn Pabo’s er niet om studenten te leren rekenen. Zezijn er om studenten te leren uit kinderen van 4-12 jaar hetmaximale te halen ten aanzien van onder meer rekenen/wiskunde.Omdat het een vanzelfsprekend met het andere samenhangt, zijn hetdaarom juist de Pabo’s die, als eerste sector in het Nederlandseonderwijs, deze ongewenste situatie krachtig en met succeshebben aangepakt. Zo had vrijwel iedere Pabo al’bijspijkerprogramma’s’ voor de discussie over rekenenlosbarstte. Tegenwoordig zijn er soms ook nogsummerschools voorafgaand aan de opleiding (zoalsbij de HAN) en bovendien is er de landelijke rekentoets die in heteerste jaar gehaald moet worden. Verder werken de HAN-pabo’smet het VO en het MBO aan doorstroomprogramma’s.
Ten derde is er inmiddels een landelijke kennisbasisrekenen/wiskunde ontwikkeld die niet slechts 1 maar 5 uur perweek aan studielast inneemt. In het rapport wordt aan deze feitenvoorbijgegaan .
Fundamentele keuzes
Wat ons betreft mag naast de kritiek op het rapport, de discussieover de het niveau van de Pabo’s op een ander niveau gevoerdworden. De hoofdvraag is dan of het nog realistisch is in vier jaartijd studenten generiek op te leiden voor het beroep zoals dat ernu in Nederland uitziet.
In Nederland kiezen we er nog steeds voor om leraren PrimairOnderwijs alle vakken te laten onderwijzen (behalvebewegingsonderwijs in de bovenbouw) en hen op te leiden vooronderwijs aan kinderen van 4-12 jaar. Een leraar moet tegenwoordigveel kennis hebben. Hij moet diepe kennis van de leerstof hebben(15 vakgebieden), van de kinderen zelf, van hunontwikkelingsmogelijkheden, de leerlijnen en van devervolgstap die kinderen met/zonder hulp aankunnen. De leraarPrimair Onderwijs moet beschikken over een goed ontwikkeldecognitieve en emotionele flexibiliteit.
Als antwoord op de toenemende complexiteit van het beroep LeraarPrimair Onderwijs hebben de HAN Pabo’s afgelopen jaren sterkingezet op verhoging van het HBO-niveau. In samenwerking met deRadboud Universiteit zijn we dit jaar gestart met de AcademischeLerarenopleiding Primair Onderwijs. Beide HAN Pabo’s zijn afgelopenjaar als goed geaccrediteerd en afnemende basisscholen zijnuitermate tevreden over de kwaliteit van onze studenten. Decontinue berichtgeving over Pabo’s is ons dan ook een doorn in hetoog.
Ook wij zien natuurlijk het belang van verdergaandeniveauverhoging van onze opleidingen. Echter, we ervaren een grootspanningsveld tussen de 4-jarige opleiding en de enorme eisen aanhet beroep van leraar Primair Onderwijs. Diepgang over de vollebreedte is onmogelijk te realiseren in zo’n korte tijd. Wepleiten voor een opleiding Leraar Primair Onderwijs met eenpropedeusejaar met aandacht voor het basisniveau voor deverschillende vakgebieden én een brede oriëntatie op hetgehele beroep. Vanaf het tweede jaar kunnen studenten dan kiezenvoor onderwijs aan het jonge kind ( 4 – 8 jaar )of aan het ouderekind (8 – 12 jaar). Deze herziening kan plaatsvinden zonderwettelijke aanpassing van de bekwaamheidseisen van leraren primaironderwijs.
Tot slot: ook in bovengenoemd scenario blijft het binnen vierjaar bereiken van een behoorlijk bekwaamheidsniveau, passend bij deeisen van deze tijd, een flinke uitdaging. We pleiten daarom vooreen forse investering in de doorontwikkeling van de AcademischeLerarenopleiding Primair Onderwijs. Daarnaast zien we de noodzaakvan permanente, niet-vrijblijvende professionalisering voor LerarenPrimair Onderwijs; dit moet meer gestimuleerd engefaciliteerd worden. We verwachten van bovengenoemdemaatregelen eveneens dat ze de trots en het imago van deberoepsgroep ten goede komen.
dr. Ida Oosterheert en drs. Yvonne Visser,
namens directie en onderzoekers Instituut Pabo, Hogeschool vanArnhem en Nijmegen