Boter, kaas en Calvijn

Nieuws | de redactie
11 december 2009 | Hollandse properheid en boenlust zijn ontstaan door de economische vlucht van de zuivel. Niet Calvijn, maar Joris Driepinter zorgde voor dit nationaal imago sinds de late Middeleeuwen.

Dat blijkt uit Utrechts onderzoek van prof. dr. Bas vanBavel en dr. Oscar Gelderblom, dat zij hebben gepubliceerd inhet toptijdschrift Past and Present (November 2009). Hunonderzoek valt onder het universitaire focusgebied Origins andImpacts of Institutions.

Hollandse huisvrouwen staan al sinds de Gouden Eeuw bekend alsbijzonder proper. In de 17e eeuw besteedden zij veel meer aandachtaan het schoonmaken van hun huizen dan vrouwen elders in Europa.Tientallen reisverslagen van buitenlandse bezoekers laten er geentwijfel over bestaan dat er vooral in de provincie Holland geboendwerd dat het een lust was. Voor hun onderzoek deden Van Bavel enGelderblom een literatuurstudie en analyseerden ze uitgegevenbronnen zoals tolrekeningen en belastingregisters uit de latemiddeleeuwen.

Schama tegengesproken

De Engelse historicus Simon Schama, bekend van zijn boekOvervloed en Onbehagen, meent dat de spreekwoordelijke Hollandseproperheid voortkwam uit de Calvinistische volksaard. De poetsdriftzou voor vrouwen een manier zijn om zondige gedachten teverdringen, en was tegelijkertijd een symbool van de zuiverheid vande nieuwe protestantse natie, ontdaan van haar vijanden.

Het onderzoek van de Utrechtse historici weerlegt dezeinterpretatie: de eerste ooggetuigenverslagen van de Hollandseschoonmaakwoede dateren namelijk al van vóór de Opstand en deReformatie. Deze gebeurtenissen kunnen dus niet de oorzaak van deproperheid geweest zijn.

Hygiëne als bron van welvaart

De Utrechtse historici vonden een veel minderidealistische oorsprong van de schoonmaakdrift: de zuivelteelt, dievanaf de late 14e eeuw een hoge vlucht nam in Holland. De productievan kaas en vooral van boter stelde hoge eisen aan de hygiëne vanstallen, keukens, werktuigen, werktafels, en daarmee in feite inhet hele huishouden. 

De boterproductie in Holland was bovendien vooral gericht opbuitenlandse markten. De boter moest zonder koeling over langeafstanden worden vervoerd. Tienduizenden huishoudens – ongeveer dehelft van het totale aantal huishoudens in Holland – waren in de15e en vroege 16e eeuw betrokken bij de zuivelproductie voorbinnenlandse en buitenlandse consumenten. Daardoor was de noodzaaktot properheid wijdverspreid en ontstond er een algemene cultuurvan zindelijkheid die zich, mede door migratie en het inhuren vanboerendochters als dienstmeid, tot in de steden uitstrekte.

Zwitsers en Hollanders

Van Bavel en Gelderblom plaatsen de Hollandseproperheid in een Europees perspectief. Ze laten zien dat hetbestaan van tienduizenden kleine boerenbedrijven, gespecialiseerdin de commerciële productie van met name boter, uniek was inEuropa.

Met uitzondering van Zwitserland – het enige andere land met eensoortgelijke reputatie van properheid – was er geen enkele regio inlaatmiddeleeuws en vroegmodern Europa waar zindelijkheid eeneconomische noodzaak was. Daarmee is de Hollandse properheid eenaansprekend voorbeeld van diep gewortelde cultuurpatronen waarvande oorsprong is terug te voeren op hele praktische, economischeoverwegingen.

Niettemin is het wel opvallend dat Calvijn ook nadrukkelijkZwitsere wortels heeft en de zeer verwante Zwingliaanse versie vande Reformatie een nationaal kenmerk van Zwitserland werd. Dus hoezeer de zuivel ook zal hebben gespeeld, de zuiverheid des geloofsis niet zo maar weg te boenen bij de analyse van depoetsdrift. Tegelijk moet mee genomen worden dat ‘boterbij de vis’ een echt Calvinistisch trekje is.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK