“Kom maar, vanaf volgende week”

Nieuws | de redactie
8 december 2009 | Een dialoog met danser Jan Kooijman en trombonist Jörgen van Rijen. Kunstonderwijs is het echte LevenLangLeren. Het houdt nooit op. De Havist wordt student, de student wordt kunstenaar, de kunstenaar wordt docent, de docent wordt inspirator, de inspirator wordt icoon. En die inspirerende mensen zijn weer bronnen van nieuw talent dat de eigen drive en roeping ontdekt. Het is bijna een perpetuum mobile van vorming.

Jörgen van Rijen en Jan Kooijman zijn Codarts-alumni diemiddenin dit fenomeen leven en werken. Ze waren havist en student.Ze zijn nieuwe toppers in hun vak, als trombonist endanser/acteur en nu zelfs tv-jurylid. Ze zijn ook docent gewordenen genieten van het overdragen van waar het hen echt om gaat.”Dit is de beste dansacademie van Europa. Zo, nou, dat heb ik dusgezegd.”

Jörgen, de eerste trombonist van het Concertgebouworkest, enJan, Scapino -danser, acteur, model-  gingen met elkaar indialoog over hun ‘Werdegang’, die van Codarts en over wat de kernis van werkelijk goed kunstonderwijs.

Te jong voor alleen nog maar rozige nostalgie, te slim voor ‘ikroep maar wat’, vertellen ze over hoe ze werden wie ze konden zijn,dankzij Codarts. Over kwaliteit, inspiratie en over hoe ze hunambities nog meer willen waarmaken.

Een rukgebouw

Jörgen van Rijen was een scholier in Dordrecht die natuurkundewilde studeren. Maar die trombone, dat was ook wel erg, ergleuk.

Jan Kooijman vond het heerlijk dat hij op zijn fietsje naar deHavo voor muziek en dans kon trappen in Rotterdam. “Ik ben echtgeboren en getogen hier. Ik begon met dansen in groep 8 van debasisschool en toen kon ik naar de Havo van Codarts. Heerlijk wasdat. Ik hier zo’n geweldige schooltijd gehad.”

Beiden vinden ‘toeval’ erg belangrijk in hun loopbaan en komstnaar Codarts. Maar als je doorvraagt? De een zegt tussen 10 en 18jaar volledig gefocust te zijn geweest op zijn dansdromen en hetwaarmaken ervan. De ander vertelt hoe de ene Dordtsemuziekschooldocent hem doorgaf aan de volgende tot hij uiteindelijkbij George Wiegel werd ‘gedropt’.

Die had weinig tekst nodig. “Kom maar, vanaf volgende week.” Zelachen beiden hard om het verhaal over het financiële handigheidjedat Wiegel toepaste om ineens een plek voor het jongetrombonetalent te voorschijn te toveren. Ook dat is kunstonderwijs:talent gaat voor geld, als het dan moet.

Jan was helemaal bezig met dansen, en juist dat maakte dat hijtwijfels kreeg. Het Koninklijk Conservatorium trok. Maar dat hadeen intens klassieke benadering van de dans en hij wilde meer,wilde anders. Het toenmalige schoolgebouw van de RotterdamseDansacademie in Rotterdam Zuid was afschrikwekkend. “Dat was eenrukgebouw zeg, de locatie was vreselijk. Je moest naar een getto inde stad, meisjes in onze klassen durfden gewoon de straat niet opof op en neer met de metro naar huis. Als je 15 jaar bent en je zitop de HvM&D, is dat geen aanlokkelijk toekomstbeeld.”

Jörgens twijfels waren anders. Hij genoot van de trombone, deedook de vooropleiding, al had hij daar een jaar eerder mee kunnenbeginnen. Zo deed hij als havist de theorieklassen maar vast,hoewel die formeel in het curriculum van het HBO-kunstonderwijsingeboekt stonden. het gaf hem tijd en ruimte om ernaast in Delftnatuurkunde te studeren, toen hij dan echt op de hogeschool kwam.Want die natuurkunde, dat was toch ook wel mooi, intellectueeluitdagend. 

“Studeren in Delft was voor mij ook erg leuk geweest. Ik vondnatuurkunde echt een mooie studie. Maar ik weet nog goed hoe ikallerlei tentamens moest doen daar. Die vielen samen met eensolopartij die ik mocht spelen bij het Rotterdams PhilharmonischOrkest. Tsja…laat zo’n kans maar eens schieten. Ik had dietentamens wel gehaald, daar niet van, maar toch. Ik wilde diepartij spelen.”

De treinrit Dordrecht-Delft via Rotterdam legde Jörgen steedsminder af, Rotterdam CS werd vaker eindstation. Hij begreep watzijn reisgedrag hem vertelde.

Aquagymmen

Jans verhaal is er een van de concentratie. Hij koos voorCodarts, voor Rotterdam, ondanks de verlokkingen elders. Hij deedtwee jaar dansacademie en ging de bühne op. “Wel met een diploma,hè! Anders krijg je dat weer: ‘Oh, hij vertrok al na twee jaar’.Nou, mooi niet dus. Ik heb tussen mijn 10e en18e het hele traject doorlopen.”

“Op je 18e gaan werken in het vak is het beste dat jekunt meemaken. Je zult toch niet vele jaren je vak kunnenuitoefenen. Dus tegen de opleidingen zeg ik: hou ze niet te langvast. Ze moeten rijpen, natuurlijk. Maar het is heel persoonlijkhoe ze gaan rijpen.”

Jörgen fronst even. Hij vindt dat vasthouden toch welbelangrijk, hoe moeilijk dat soms ook is. “Je hebt studenten diezich zo ontwikkelen dat ze eigenlijk al een baan hebben, spelen bijgezelschappen! Die willen de opleiding dan soms niet meer helemaalafmaken. Jammer is dat. Het doel van onze opleiding is niet hetdiploma op zich, maar dat we het talent weten te ontplooien. Entoch…”

“Hoe overtuig je je studenten ervan in zo’n geval toch door tegaan?”, vraagt Jan direct. “Ik vertel ze mijn eigen verhaal, hoe ikhet als student beleefde. Ik bleef komen, omdat ik de theorielessenbijvoorbeeld echt interessant vond. Ik deed het omdat ik me wildeontwikkelen en dat doen die studenten nu ook weer. Ze maken zelfkamermuziekprogramma’s en dan komt die belangstelling om door tegaan, ook in de theorie, alsnog weer boven.”

Jan zegt dan ineens: “Let dus op de gedemotiveerde student .Iemand die twijfelt. Die kan juist wel eens iemand zijn die heelerg wil, die enorm kan groeien. Zij zijn er zo mee bezig dat ze hungedrevenheid uitstralen in twijfels. ‘Wil ik dit wel?’ ‘Ben ik welgoed genoeg?’ Dan moet je dat niet te snel als gebrek aan motivatiebestempelen. Het kan het omgekeerde blijken te zijn.”

Als de vraag op tafel komt of het kunstonderwijs – en hun eigenloopbaan- niet allang dat LevenLangLeren is waar politiek,onderwijs en sociale partners vooral veel over praten, zegt Jan:”Ja, helemaal. Ik ben hier niet weg hè? Nog steeds niet. Je benteerst een scholier die graag danst. Jong kun je heel goed worden,maar hoe dat verder loopt weet je niet. Geen scholier wil vanberoep ‘professioneel danser’ worden. Brandweerman misschien.”

“Dan ga je toch door. Ik had de ambitie, het doel voor ogen, ikhad het op de Havo allemaal. Nou, mijn eerste half jaar in het hbowas dus niet zo’n succes. Ik was 16, ze vonden me een dun mannetje.In mijn klas hadden ze jongens toegelaten, buitenlandse dansers van22, van die klerenkasten. Ik moest eerst maar eens op aquagymzeiden ze. Ze wilden me dus tussen van die dikke huisvrouwen hetzwembad in…”

Niet allemaal ego’s en gedoe

Nadat de hilariteit is weggeëbd – het web zit immers inmiddelsvol met Jan-Kooijman-Hyves van tienermeisjes die helemaal weg zijnvan Danny in GTST – komt het LLL terug. Jörgen vertelt hoe de tweeelementen van ‘sfeer’ en ‘ambitie’ de loopbaan van de kunststudentuiteindelijk sturen.

“Sfeer in de opleiding is belangrijk, maar je wilt ook gewoontrombone spelen. En dan wil je naar de beste afdeling die er is. Erwas hier bovendien in mijn jaar een flinke groep van gelijkgezindenmet allemaal evenveel ambitie. Je was vriend en concurrenttegelijk. Elkaar pesten voorafgaand aan audities en dan vieren alsiemand erdoor was gekomen. Op zijn kosten, tot laat in de nacht.Maar we belden elkaar de volgende dag wel op als er één brak inzijn bed bleef liggen.”

“Uit dit groepje is Slide Factory ontstaan. Nu is het eeninternationaal festival geworden, over twee weken komen detrombonisten van de Berliner Philharmoniker, uit New York, deFransen, allemaal hier naar Rotterdam. Zo’n club samen is hetallerleukste. Je bent dan sterker dan alleen. En het wordt zo ookallemaal niet meteen een egogedoe.”

Jan merkte na dat eerste half jaar op het HBO, een periodewaarin hij op zichzelf teruggeworpen werd, waar zijn motivatie échtzat. “Dan leer je repertoire kennen, ga je toewerken naarvoorstellingen, je gaat de diepte in. Ik leerde toen choreografenkennen, je gaat de praktijk echt in.”

Jörgen onderging eenzelfde ervaring. Zijn docenten stuurden hemregelmatig naar anderen. “Ik werd naar Lyon gestuurd om les tenemen bij Michel Becquet. In New York deed ik baroktrombone bijDaniel Lasalle. En dan kwam ik terug in Rotterdam om te toetsen ofik echt iets geleerd had, om te vragen ‘hoe verder’?”

“Je wordt zo geconfronteerd met je wat je echt kent en wilt.Natuurlijk kon ik goed trombone spelen, anders was ik niet eenstoegelaten. Maar nu kreeg ik ook te horen ‘je hebt een slechtelaagte’. En dan kon je een ander horen die sommige dingen misschienniet zo goed spelen kon als ik, maar die wel een geweldige laagtehad.”

Leren hard durven zijn

Beide alumni leren door, nu als docenten aan Codarts. Jan werdregelmatig teruggevraagd om ‘zijn verhaal te vertellen’. “Ik werdeen beetje een voorbeeld, want ik was een echte Rotterdammer en hadna de opleiding mooie banen gevonden, zoals bij Introdans, Scapino.En dat was ook weer hier in Rotterdam. Bovendien was ik ook nog eenjongen.”

Toen werd hij ineens invaller, op zaterdagen. “Mijn vriendin ishier docent geworden en ik viel af en toe in voor haar collega’s.Nu ben ik gastdocent en maak een choreografie die volgend jaar hieruitgevoerd zal worden bij de eindvoorstelling van de Havo voorMuziek en Dans. Ook weer LevenLangLeren dus, inderdaad. Hetlesgeven is ook zoiets. Ik heb er geen opleiding voor gedaan, hetis ‘learning by doing’ geworden.”

Jörgen geeft inmiddels al zo’n 10 jaar les. Hij noemt het een”grote, grote verantwoordelijkheid die je neemt voor zulke jongemensen. Ze komen overal vandaan en denken dat jij ze aan de topbrengt. Je moet leren om hard durven te zijn, bijvoorbeeld.”

“We doen hier aan ‘team teaching’. De student heeft niet ééndocent waar alles aan hangt, maar bereidt veel meer zelf voor enwordt door een groep docenten begeleidt en gevormd. Dat is ook voorons als docenten goed, want je kunt veel meer met elkaar dekwaliteit en de aanpak bepalen en waarmaken. Ik geef nu vakermasterclasses, in heel de wereld, en daardoor leer ik zelf weerveel over het docent zijn.”

Jezelf overbodig maken

Zien de twee hun eigen opvolgers zich al klaarstromen? Hun radarblijkt in ieder geval aan te staan. “Een poos geleden zag ik in deHavo 3-klas een meisje,” zegt Jan, “die nu in het eerste jaar vande Hbo-opleiding zit. Ed Wubbe heeft haar ook opgemerkt. Ook in deHavo 1 zag ik een veelbelovend ventje. Hij zit nu in de vierdeklas.”

Jörgen viel op zijn eerste dag als docent in op een Open Dag.”Het was de eerste jongen die ik daar sprak. Net als ik afkomstiguit Dordrecht. Die zit nu met mij in de trombonegroep van hetConcertgebouworkest.”

Het ontdekken, koesteren en loslaten van talent heeft ze tepakken, zo blijkt al snel. Indringend vertellen ze over wat dekunstopleiding kan, niet kan, en doen moet, laten moet. “Ze komenenthousiast maar groen binnen, zijn 18 jaar of iets dergelijks. Zemoeten zich dan gaan settelen in een nieuwe omgeving en jij moet zeleren zichzelf te sturen. Je leert ze nadenken over hun vak, overzichzelf. Dat moet in vier jaar.”

“Een groot deel van het lesgeven is daarom vragen stellen. Destudent moet geen kloon worden van de docent. Ze raken daar eentijdje in de war van. Dat is leuk! Dan gaan ze zichzelf sturen, huneigen vakbekwaamheid ontwikkelen. Je moet je als docent overbodigmaken.”

Waanzinnige locatie

Hoe gaat Codarts op zo’n basis van talentspotting engedrevenheid de komende 10 jaar verder? Waar moet het heen willen,welke ambitie dient het te koesteren?

Jan springt er bovenop. Met besliste gebaren zegt hij: “Onzestudenten gaan nog meer naar de grote gezelschappen. NederlandsDanstheater, Scapino, natuurlijk. Dat gaat gebeuren. Die tendensmoet zich nu doorzetten. Dit is de beste dansacademie van Europa.Zo, nou, dat heb ik dus gezegd.”

Wat voor beiden een grote factor blijkt, is het gebouw, delocatie van de hogeschool en de volledige integratie van deopleidingsstromen, van Havo, de vooropleiding en hetHbo-kunstonderwijs dat dit gebouw mogelijk maakt. “Dit is zo luxe,waanzinnig vind ik het”, zegt Jan. “Echt een geweldige locatie,vooral ook voor de studenten en de scholieren. De Havo zit er bijin en de scholier ziet er alle dagen zijn voorland in het Hbodirect om zich heen. Dat is zo’n motivatie, je beleeft elke dag alwaar je naar toe wilt.”

Jörgen trekt een lijn uit de recente jaren door naar detoekomst. “Het verschil tussen 1989, het jaar dat ik hierbinnenkwam, en nu in 2009 is enorm. Een overgroot deel van destudenten is nu internationaal. Wij halen voor ons vak de studentenuit het buitenland én uit de harmonie en brassband traditie ineigen land. De studenten komen van buiten de Randstad dus. Twente,Friesland, Brabant en Limburg, daar leeft de verenigingscultuur metdie orkesten. Ook als je zelf niets speelt, ‘ben’ je van één van deorkesten in je dorp of streek.”

“Hoe gaat dit zich ontwikkelen? Wordt het voor studenten vanbuiten de EU duurder, moeilijker om te komen? Blijft die cultuurvan de orkesten buiten de Randstad bloeien? De vormen van klassiekemuziek gaan veranderen. De aankleding van kamermuziek wordtdiverser, niet bij elke uitvoering moet het in rokkostuum. Dat kanbeter.”

Jan ziet in de vooropleiding nog andere allochtonen opduiken dandie van buiten de Randstad. “Hun aantal groeit, het worden er numeer. De opleiding speelt ook in op de vernieuwing in de modernemuziek. ‘Urban dance’ is nu in opkomst. Dat past bijRotterdam.”

Vruchten plukken

Uiteindelijk draait het om de kwaliteit, het onderscheidende vande kwaliteit. Jan vertelt hoe dit wordt beleefd en tot stand wordtgebracht. “Je ziet dat in de trend bij gezelschappen. Scapino wilmeer stagiairs uit Rotterdam. Je ziet het in de samenwerking die nugaande is met de ‘Ailey School’ in New York.

“Codarts stond al lang bekend als een goede opleiding voor demoderne dans. Maar dan werd erbij gezegd ‘technisch zijn het nietde beste dansers die daar vandaan komen.’ Dit is nu echt veelbeter. Veel beter! Dat is dus wel het beleid van Jikkie geweest omdaar aan te gaan werken. Dat begon al bij Cisca van Dijk, dat dietechnische kwaliteit meer nadruk kreeg.”

“We gaan daar nu de vruchten van plukken. Dat is een tijdgeestdie doorwerkt: in moderne dans blijven we heel goed en in detechniek zijn we minstens zo goed als de andere besten. Daar moetje als hogeschool dus de komende tien jaar op inspelen.”

Annette Roeters vindt Jan en Jörgen inspirerend voorde debatten over de rollen van de student in deHO-gemeenschap. “Wat opvalt is hoe sterk bij hen de verbindingtussen kennis en praktijk is. Voordurend moeten die twee aan elkaargescherpt worden, voortdurend moeten ze oefenen. Alleen zo kun jein hun disciplines niet alleen heel goed worden, maar ook zo goedblijven. Dat is niet iets voor het kunstonderwijs alleen, zou ik zodenken. Daar kunnen heel het hbo en het wo iets van leren.”

Foto 1: Jan Kooijman, [bron GTSTistop Blog]. Foto 2:Jörgen van Rijen [fotograaf: Marco Borggreve]


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK