Het vmbo, een stille revolutie

Nieuws | de redactie
9 februari 2010 | Vmbo-lector Jos van der Waals (HvA) constateert dat er in het vmbo hard wordt gewerkt aan onderwijsvernieuwing, waarbij de overheid volgend is. Hij noemt deze ontwikkeling een ‘stille revolutie’. Met onder meer internationaal vergelijkend onderzoek naar uitval in het vmbo wil hij onderzoeken wat wel en niet werkt in het beroepsonderwijs.

Aangepaste didactiek

In 1999 is het vmbo begonnen in een overzichtelijke opzet: vierleerwegen met afdelingsprogramma’s en gedetailleerdeexamenprogramma’s. Schoolleiding en leraren deelden al snel deopvatting dat de pedagogisch/didactische aanpak niet hetzelfde konzijn als die van het havo/vwo. Voor deze jongeren was eenaangepaste didactiek en begeleiding nodig, gebaseerd op individueleverschillen en maatwerk.

Voorbeelden van deze aanpassingen zijnleerwerktrajecten (een nieuwe sterk op de praktijkgerichte manier van leren), VM2 trajecten (geïntegreerdetrajecten van vmbo en mbo niveau 2 op één schoollocatie), deassistentenopleiding (een basisopleiding voor de secretariëlebranche op niveau 1), het vakcollege (een smalle opleidingtot vakman of vakvrouw met veel aandacht voor de relatie met hetbedrijfsleven) en de werkplekkenstructuur (compleetnagemaakte werkplekken uit een bedrijf op school).

Gedifferentieerd onderwijs

Kenmerkend voor deze aanpassingen is dat het niet gaat om of/ofmaar om en/en. Gedifferentieerd onderwijs houdt in dat er niet eendominante of juiste opvatting is over leren. Leersituaties kunnenworden ontworpen volgens de opvattingen van verschillendeleerpsychologische stromingen. Dus én het behaviorisme én hetcognitivisme én het sociaal-constructivisme. Niet in plaats vanmaar ook. Geen vervanging maar verrijking.

Een andere innovatieve ontwikkeling in het vmbo is deinhoudelijke verbreding, enerzijds binnen de sectoren(intrasectoraal), en anderzijds over de sectoren heen(intersectoraal). Op veel scholen is er een groeiendebelangstelling voor brede (intrasectorale of intersectorale)programma’s om de leerlingen de gelegenheid te geven zich breed teoriënteren.

Deze ontwikkelingen in het vmbo gaan zowel over hetonderwijsaanbod als het onderwijsconcept. Het gaat niet alleen overwat de school aanbiedt, maar ook over hoe het wordt aangeboden.Bovendien gaat het hier om ontwikkelingen die van ‘binnenuit’ zijnontstaan. De overheid was hierin als het ware volgend.

Zelf gekozen paden

Hoewel de sector kampt met problemen en in veel scholen nogvolstrekt traditioneel, docent- en leerstofgestuurd onderwijs wordtverzorgd, wordt er in het vmbo dus ook hard gewerkt aanonderwijsinnovatie en schoolontwikkeling. De sector bewandeltgedurende tien jaar nieuwe wegen, die ze zelf heeft gekozen. Het isvan groot belang na te gaan waar deze nieuwe wegen toe leiden, watde effecten van die innovaties zijn en of die een oplossing biedenvoor de vraagstukken waar het vmbo vandaag de dag mee worstelt.

Stille revolutie

Ik sprak over een stille revolutie. Waarom stil en wat is er zorevolutionair?

Uit onderzoek van bijvoorbeeld Jaap Boonstra en Thijs Homanblijkt dat meer dan 70% van de majeure veranderingen inorganisaties mislukt. Dit komt doordat veel veranderingen bedachtworden door anderen, voor anderen. Dat is zeker ook het geval inhet onderwijs, zie het rapport van de commissie Dijsselbloem. Dedoor die commissie onderzochte vernieuwingen worden gekenmerkt doorcentrale planning en het scheiden van denken en doen. De overheidheeft samen met koepels, pedagogische centra, uitgeverijen,brancheorganisaties en advies- en onderzoeksbureausonderwijsvernieuwing bedacht en vorm gegeven. De professionals opde werkvloer kwamen daarbij niet of nauwelijks aan bod.Ontwikkeling, onderzoek en beleid vonden plaats ver weg van de plekwaar geleerd wordt, ver weg van de interactie tussen leerling enleraar.

Maar professionals kun je niet motiveren door aan te geven watze ‘moeten doen’, je kunt ze niet dwingen slim te zijn of ‘slimmerte worden’. Je kunt hun werk en inzet slechts ‘verdienen’. En datbetekent dat een volwaardig appèl moet worden gedaan op hunprofessionaliteit waarbinnen denken en doen verenigd zijn.Autonomie, vertrouwen en respect zijn daarbij kernwoorden.

Vernieuwen van binnenuit

De vernieuwingen in het vmbo hebben gemeen dat zij voortkomen uiten aansluiten bij de veranderprocessen in de school zelf. Het‘revolutionaire’ aan deze veranderaanpak is dat hetpatroon, dat in de meeste gevallen tot stagnatie en terugval leidt,is doorbroken. Niet langer ‘leiden en volgen’, ‘voor anderen dooranderen’ en ‘low trust’ maar veranderen van ‘binnenuit’, dicht bijhet primaire proces en met de professionals ‘aan zet en in dewind’. De overtuiging is dat een gezond onderwijssysteemvoortdurend reflecteert op hoe het functioneert en zichzelfconstant en van binnenuit vernieuwt.  Dit proces wordtgestimuleerd en gesteund (gefaciliteerd) door leiders met lef, diezelf voorop gaan in de verandering, bekwaam zijn in het managen vanonzekerheid en een groot vertrouwen hebben in hun leraren enleerlingen.

Deze ‘revolutionaire’ ontwikkelingen lijken stil teverlopen. Het gaat als vanzelfsprekend en het gebeurt zonder dat erveel ophef over wordt gemaakt. Toch is er iets bijzonders aan dehand en het is de moeite waard deze ontwikkelingen zorgvuldig ensystematisch te volgen. Juist omdat uit eerdere onderzoeken isgebleken dat ‘vernieuwen van binnenuit’ zeer effectief kanzijn.

Wat is het verband tussen deze stille revolutie en een lectoraatvmbo?

Het feit dat het vmbo de basis van onze beroepseducatie is waarde meeste middelbare scholieren (± 60%) naar toe gaan, zou op zichal voldoende legitimering kunnen zijn voor de instelling van eenlectoraat vmbo. Maar daar komt dus bij dat het vmbo mag wordenbeschouwd als een van de meest innovatieve sectoren van onsonderwijs en het van belang is na te gaan waar die vernieuwingentoe leiden.

Evidence based

En er is meer. Verbetering van de kwaliteit van het onderwijsstaat hoog op de (politieke) agenda. Onderzoek naar deeffectiviteit van onderwijsinnovatie dient kennis te genereren overwat werkt en wat niet. Deze kennis is niet alleen voor dewetenschap van belang, maar ook voor het ontwikkelen van zogenaamd’evidence-based’ beleid, beleid op basis van bewezenpraktijken.

Ten slotte wordt in het voortgezet onderwijs, in het bijzonderin het vmbo, van de leraar meer verwacht dan tot voor kort hetgeval was. Leraren hebben zich lang gezien als vakdocent, wienstaak het is kennis en (vak) vaardigheden over te dragen enleerlingen enthousiast te maken voor zijn vak. Maar de rol van deleraar van nu en straks verandert. Hij zal zich in toenemende matemedeverantwoordelijk moeten willen voelen voor de totaleontwikkeling van het kind.

Samengevat, de meeste middelbare scholieren gaan naar het vmbo,het vmbo is een zeer innovatieve sector, er bestaat grote behoefteaan ‘evidence based’ beleid en er vindt een ingrijpenderolverandering plaats voor leraren. Om die redenen hebben hetCollege van Bestuur van de Hogeschool van Amsterdam en managementen adviesbureau BMC (Amersfoort) samen besloten onderzoek teverrichten naar de effecten van innovaties in het vmbo en eenbijzonder lectoraat in te stellen aan de HvA in het domeinOnderwijs en Opvoeding.

Het onderzoeksprogramma, dat enerzijds verband houdt met deontwikkelingen in het vmbo en anderzijds met de ambitie bij tedragen aan kwaliteitsverbetering, bestaat uit vierpromotieonderzoeken:

  1.       Inclusion in hetvmbo en Praktijkonderwijs
  2.       De professioneleontwikkeling van (science) leraren in het vmbo
  3.       VmboIntersectoraal
  4.       Uitval in het vmbo,een internationale vergelijking

Naast deze promotieonderzoeken staan op de agenda:

  1.      Ongewenst gedrag in hetvmbo en de psychologische basisbehoeften
  2.      Het vmbo in delerarenopleiding
  3.       Duurzaam en Ondernemendloopbaanmanagement binnen vmbo
  4.       Aansluitingvmbo/mbo

Outcome 

De resultaten van het werk van de kenniskring zijn teonderscheiden in output en outcome. De output bestaat uitproefschriften, artikelen en bijdragen aan seminars encongressen.

De outcome heeft betrekking op de kwaliteitsverbetering van ‘hetveld’ en van de lerarenopleidingen en de pedagogiekopleiding. Voorhet realiseren van dat deel van het resultaat is een intensievesamenwerking tussen de kenniskring, het onderwijsveld, delerarenopleidingen en de pedagogiekopleiding noodzakelijk. Daaromzal vanuit de kenniskring het initiatief genomen worden diesamenwerking tot stand te brengen en zodoende vorm te geven aan eengemeenschappelijke verantwoordelijkheid.

Dit artikel is een bewerking van de lectorale rede van Josvan der Waals. De complete rede vindt u op de website van het Kenniscentrum Onderwijs en Opvoeding van de Hogeschool vanAmsterdam.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK