Scienceparks papieren tijgers

Nieuws | de redactie
15 februari 2010 | 4 van de 55 ‘innovatieve campussen’ in ons land zijn een volwassen initiatief. Het merendeel blijkt gewoon bedrijventerreinen of nog weinig meer dan een idee. De successen zitten vooral buiten de Randstad: Kennispark Twente, Food Valley Wageningen en High Tech Campus Eindhoven. In het westen scoort alleen Bio Science Park Leiden.

Criterium voor de duiding van een campus/sciencepark zijn voorde onderzoekers van BCI de aanwezigheid van een manifestekennisdrager, zoals een universiteit, publiektoponderzoeksinstituut, R&D-centrum van (internationaal)bedrijf, of een hogeschool. Ook moet er moet sprake zijn van eenorganisatie die open innovatie op de campus actief stimuleert, zoadviseren zij opdrachtgever EZ. Kijk hier hoe uw eigen sciencepark/campuswordt beoordeeld.

Wat doet het kabinet ermee?

CDA-Kamerlid Pieter Omtzigt heeft met zijn collega Jan ten Hoopende ministers Plasterk en Van der Hoeven om nadere informatie gevraagd en wil onder meer weten “welkeuitkomst het overleg met het nationaal innovatieplatform [heeft]gehad over het vormgeven van een structurele aanpak op het gebiedvan campussen? Wilt u daar met spoed over rapporteren, aangezien inhet kader van de crisisbestrijding behoud van werkgelegenheid enaantrekken van nieuwe werkgelegenheid van groter belang is danooit?” Het CDA wil ook het rapport zelf kunneninzien en vraagt de bewindslieden het stuk aan de Kamer beschikbaarte stellen.

Het feit dat er in ons land maar weinig van dit soort succesvolleen strategisch functionerende voorbeelden van samenwerking zijntussen HO-instellingen en bedrijven, wordt in het rapport “eenbelangrijk concurrentienadeel” genoemd. Onze kenniseconomie heefthiermee een achterstand op vergelijkbare hoog ontwikkelde landen,noteren de onderzoekers.

Natuurlijk kristallisatiepunt

Zij schrijven onder meer: “Onderzoeken in Zweden en Italië latenook zien dat ‘new technology based firms’ op scienceparks beterpresteren in termen van omzetgroei, werkgelegenheidsgroei,intensiteit van relaties met universiteiten en adoptie van nieuwetechnologieën. Een campus van nationaal belang is niet alleen hetnatuurlijke en voor kenniswerkers en R&D afdelingenaantrekkelijke kristallisatiepunt voor open innovatie en publiekprivate R&D-samenwerkingsmogelijkheden, maar is door zijnonderscheidend vermogen en inspelend op nationale prioriteiten ookeen innovatieversneller van nationaal formaat.”

“In de internationale concurrentiestrijd om R&D-centra enkenniswerkers kan een goede campus een troef van formaat zijn. Integenstelling tot de omringende landen kent Nederland nog maarweinig echt volwaardige campussen. Dit is een belangrijkconcurrentienadeel in de huidige kenniseconomie.”

Vooral bedrijvencentrum

31 van de 55 campussen blijken een primair door bestuurdersuitgeroepen rol van innovatiecentrum te vervullen, zonder dat aande twee kerncriteria beantwoord wordt. 27 bevinden zich -nog- in defase van ideevorming. 14 zitten in een opstartfase. Feitelijk noemtBCI daarom een groot deel van de initiatieven bedrijventerreinen,waar weinig werkelijke kennisuitwisseling plaats vindt.

Een campus van nationaal belang heeft een ander karakter, zo geeftmen aan. 6 van de 24 initiatieven die daartoe de potentie hebben,kunnen nu al voluit zo genoemd worden. 4 ervan functioneren ookecht al als zodanig. Bij hen spelen open innovatie enpubliek-private samenwerkingsvormen tussen kennisinstellingen enbedrijven een grote rol, waarbij tevens een onderscheidend vermogenin de inhoudelijke zwaartepunten van de innovatieactiviteitenontwikkeld wordt.

Twee campussen van die zes worden in het onderzoek als ‘groeiers’geïdentificeerd. Science Park Watergraafsmeer in Amsterdam enChemelot Campus in Sittard-Geleen hebben de potentie uit te groeientot het soort campussen met een nationaal karakter, waar hetoverheidsbeleid op mikt.

Concentreer beleid

Het rapport beveelt de bewindslieden daarom aan debeleidsinspanningen de komende jaren te concentreren op campussenvan (potentieel) nationaal belang via 3 lijnen:

A: Realiseren en het ter beschikking stellen van geavanceerdeonderzoeksfaciliteiten
B: Beschikbaar maken van vestigingsmogelijkheden
C: Verbetering bereikbaarheid en kwaliteit van de campus

Als voorbeelden van de inzet onder A noemt het rapport de HighTech Factory Twente en het Center for Advanced Technology Agro FoodWageningen. In Twente gaat het dan om het aanbieden van eengedeelde (pilot) productie infrastructuur en -organisatie voorproductontwikkeling en opschaling voor producten gebaseerd opmicrosysteem- en nanotechnologie. Apparatuur is met name gericht opcommercialisering van productketen en wordt via een apparatuurfondster beschikking gesteld.

In Wageningen zou het vooral gaan om een beoogde topfaciliteitvoor geavanceerd toepassingsgericht, hoogtechnologisch onderzoek opmicro- en nanoschaal in de agrofoodsector. Daarbij is sprake vaneen meerjarig investeringsprogramma voor apparatuur (facilitysharing) met o.a. spectroscopie, biologische analyse,nutrigenomics, metabolic research.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK