Jacques Delors: ‘Was ik maar minister van onderwijs geweest’

Nieuws | de redactie
16 maart 2010 | In de zaal waar Louis XIV in 1678 zijn verlies nam, sprak ScienceGuide Jacques Delors, de eerste laureaat van de Vrede van Nijmegen penning. De ‘sterke man’ in Brussel, zonder wie noch de euro, noch de Duitse eenwording, noch het Erasmus-programma met succes waren bekroond, bekent zijn liefde voor het onderwijsbeleid.

Delors is nog even scherp en alert als hij was in zijn decenniumals leidende Europeaan. En hoezeer hij die leidende staatsman was,blijkt wel uit deze even pikante als vermakelijke omschrijving diehem werd voorgehouden in Nijmegen in de laudatio door Maxime Verhagen.

“What can I say to the man whom Helmut Kohl referred to as ‘theSoul of Europe’? What can I say to the man who described himself asan ‘orphan of French politics’ but who, as the President of theEuropean Commission, was just as well-known around the world asFrançois Mitterrand? What can I say to the man who MargaretThatcher said was ‘one of the cleverest people in Europeanpolitics’? And you know that coming from her, we can definitelytake that as a compliment.”

Voordat hij zo in het zonnetje werd gezet, ging hij metScienceGuide de diepte in over het kennisbeleid van deUnie en de ‘agora’ van de Europese politiek. ‘L’union fait laforce!

Een wet op LevenLangLeren

U heeft als president van de Europese Commissieongeveer alles meegemaakt. Scherpe conflicten over Europesesamenwerking -met bijvoorbeeld premier Margaret Thatcher- waren aande orde van de dag. Dat in tijden van de instorting van deSovjet-Unie, de val van de Berlijnse muur en de hereniging vanDuitsland, de fundamentele stap op weg naar de Eurozone, crises inhet Midden-Oosten en de eerste Golfoorlog. Dwars daar doorheenheeft u zich voortdurend sterk gemaakt voor een hoog profiel vanhet onderwijs- en kennisbeleid in de Europese Unie. Wat washiervoor uw drijfveer?

“Het onderwijs heb ik altijd van fundamenteel belang gevonden.Door onderwijs leren mensen over zichzelf, leren zij zichontwikkelen in de wereld om hen heen. En niet in het minst met hetoog op hun positie op de arbeidsmarkt. Ik heb mij juist ook alsFrans minister van Economische Zaken en Financiën altijd met hetonderwijs beziggehouden. Daar moest veel aan gebeuren, want deongelijkheid van kansen op ontwikkeling is een wezenlijke oorzaakvoor de ongelijkheid onder burgers als zij volwassenen zijn, zowelwat betreft hun werk als wat betreft hun cultureleontplooiing.

Eén van de eerste wetten die ik heb kunnen doorvoeren in Frankrijkwas die van het recht op de financiering vanlevenlangleren-activiteiten zoals omscholing en bijscholing,gedurende het werkzaam leven van volwassenen. Dit was een onderwerpdat mij zeer aan het hart ging. Weet u, ik denk vaak: ‘Was ik maarminister van onderwijs geweest!’ Dat had ik echt graag gedaanooit.”

De voorbije 20 jaar heeft Europa op het gebied van kennisbeleiden hoger onderwijs een grote vlucht gemaakt. Er is een EuropeanResearch Area en een ‘hoger onderwijs ruimte’, dankzij hetzogeheten Bologna proces. Bent u over die ontwikkeling tevreden, ofwilt u meer?

“Ik ben allereerst heel blij met wat de universiteiten zelfhebben ondernomen. Men heeft in onderlinge samenwerking een veelmeer afgestemd hoger onderwijsstelsel tot stand gebracht met drieheldere cycli. Daar doen inmiddels veel landen aan mee.Ongetwijfeld is er op allerlei punten nog allerlei discussie, maarik onderstreep dat ik er heel erg voor ben dat we in Europa onshoger onderwijs goed structureren en afstemmen. Ik vind dat eengoede zaak. ‘Je suis pour!’

We hebben trouwens in 2007 nog de twintigste verjaardag vanhet Erasmus-programma gevierd. Ik heb dit destijds met krachtdoorgezet en gebruikte daarvoor het initiatiefrecht van decommissie bij de wetgeving in Europa. Dit programma is een grootsucces geworden, want met de massificatie van het hoger onderwijsis het nu voor miljoenen jongeren mogelijk en ook meervanzelfsprekend geworden om bij universiteiten en hogescholen inandere landen te studeren. Deze ontwikkeling naar massale deelnamejuich ik daarom eens te meer toe.”

Nu echt doorzetten bij R&D

Een vergelijkbare ontwikkeling is nu merkbaar op het terreinvan het R&D-beleid. De Europese Research Council isbijvoorbeeld in werking. Is dat de volgende stap die wij alsEuropese kennissector moeten zetten? 

“Dat de ERC nu een feit is, dat is prima. Want eenonafhankelijke visie op het Europees beleid op dit terrein is vanbelang. Maar dan moet het wel concreet in de praktijk gaan werken.Ik vind dat men dit nu echt moet doorzetten. Dat is nodig omdat wijzo het onderzoek op Europees niveau rond de grote vragen van dewetenschap en samenleving veel beter kunnen faciliteren en zo‘pôles d’excellence’ te creëren.

Dat betreft de inhoudelijke, wetenschappelijke kant maar ook vragenvan de ethiek en de verantwoorde toepassing van kennis entechnologie. Op die terreinen is veel meer uitwisseling enwederzijdse inspiratie nodig tussen Europese wetenschappers.

Hier speelt bovendien het vraagstuk van de efficiency. Dit soortlange termijn gerichte investeringen kan Europees veel meeropleveren. Je kunt beter samen Europees €10,- steken in eenwetenschappelijk vraagstuk, dan dat elk land €1,- vrijmaakt.‘L’Europe peut multiplier les investissements beaucoup plus efficaces’. Het EIT van president Barroso is wat dat betreft inderdaad een goedvoorbeeld. De echte lange termijn projecten zullen we zo moetenaanpakken. €1,- geïnvesteerd via Europa is bij dit soortvraagstukken vaak doeltreffender in te zetten dan €2,-nationaal.”

Grote thema’s als klimaat, duurzaamheid en energie vergennatuurlijk grote programma’s en investeringen, die we nationaalfeitelijk niet meer kunnen opzetten en financieren.

“Neem nu energie. Je ziet dat ieder land op zich gesprekkenwil voeren met Medvedev en met Poetin. Wat ontbreekt is een’energiegemeenschap’ in Europa. Je moet zien te komen tot eensamenhangend beleid, want ‘nous sommes lesdémandeurs!

Tegelijkertijd zouden wij als Europa veel kunnen inbrengen in hetwereldwijde energiebeleid vanwege de kennis die bij ons aanwezig isop het gebied van CO2-reductie en opslag, klimaatvraagstukken enefficiënt  energieverbruik. Je staat veel sterker als je zomet Poetin praat. ‘L’union fait la force’.”

Vrede van Nijmegen

(De Vrede van Nijmegen penning uit 1679 waaropFrankrijk en de Republiek elkaar symbolisch weer de handreiken)

Classificatie ‘très important’

Voor dit soort kennissamenwerking moeten de universiteiten enhogescholen niet alleen Europees samenwerken rond het stelsel, maarook hun sterke punten en profiel onderling vergelijken en daaropgaan samenwerken. Het U-Map project zet de eerste stappen in de richtingvan zulke classificatie. Wat vindt u daarvan?

“Ik vind het zeer terecht dat ze dat doen. Zij moeten elkaarinhoudelijk opzoeken en op hun verwante kennisambities enthema’s en hun wetenschappelijke oriëntaties over de grenzenheen de meest belovende partners leren vinden. Het is ‘trèsimportant’ om universiteiten en hogescholen op hetzelfdekwaliteitsniveau met elkaar te kunnen vergelijken.”

Toen wij begin 2007 met president Barroso spraken, zei hij dat Europa van een’bruine’ economie naar een ‘brains’ economie, van koeien naarkennis moest gaan. Deelt u die opvatting?

“Nou nee. Het landbouwbeleid kun je zeker verbeteren, maar desamenwerking op dit terrein hoort bij ons ‘contrat demariage’ als Unie. Je moet dit beleidsterrein niet misprijzen.Het is heel belangrijk om drie redenen. Ten eerste devoedselveiligheid en de gezondheid van de burgers. Ten tweede om deblijvende en wezenlijke rol van de boeren en hun bedrijven in derurale ontwikkeling en het natuurbehoud. En ten derde is de exportvan landbouwproducten voor Europa van vitaal economischbelang.

Ik vind overigens wel dat de investeringen in R&D in Europaomhoog moeten. Maar het is niet verstandig dat ten koste te doengaan van de landbouwsector. Dat moet door extra middelen en dat kanook best. Europese investeringen vergen nu zo’n 1% van het BBP vande Unie en dan zou er geen ruimte zijn voor extra investeringen inkennis? ‘Ridicule!

Malcontent over borstklopperij

U heeft als Commissiepresident een zwaar accent in uw beleidgezet op het laten ontstaan en opbloeien van een Europeesburgerschap. Bent u nu, vijftien jaar later, tevreden met het hierbereikte?

“Non. Je ne suis pas content.’ Ik heb overal inEuropa dat betoog gehouden voor het ‘Europa van de burger.’ Watechter niet lukte is de omgeving waarin het politiek discoursin Europa wordt gehouden te verplaatsen van een strikt nationalenaar een Europese ‘agora’, zoals de Oude Grieken gezegd zoudenhebben. De nationale politiek wilde dat gewoon niet.

Kijkt u maar hoe het gaat na afloop van iedere Europese top: elkeregeringsleider verschijnt voor de nationale pers en klopt zich opde borst: ‘J’ai gagné!‘ En zo denken we dan een Europesefamilie te kunnen worden? Wat is dat voor familie, waarin de enebroer voor alles, alleen maar wil winnen van de andere? Deburger begrijpt hier natuurlijk niets van, ‘ceci est unepédagogie mauvaise’.”

Nu we het toch over pedagogiek hebben…..Jean Monnetzou ooit in een terugblik op zijn uitzonderlijke werk bij het’bedenken’ van de Europese samenwerking gezegd hebben: ‘Maar als ikEuropa opnieuw zou mogen bouwen, zou ik beginnen met hetonderwijs.’

“Monnet zei inderdaad zoiets tegen zijn dochter, maar ikbegrijp dat hij meer precies gezegd zou hebben: “jerecommencerais avec la culture”. Weet u, Monnet heeft heelzijn leven spijt gehad dat hij geen ‘éducation supérieure’heeft mogen genieten. Zijn vader haalde hem toen hij achttienwerd van school, omdat hij moest werken in het familiebedrijf.In de cognacexport, inderdaad.

Monnet hechtte daarom altijd een bijzondere waarde aan de kansen opdoorstuderen. Hem was die onthouden en dat had hij werkelijkgemist. Vandaar die verzuchting laat in zijn leven. Het bewijst nogeens dat ‘l’éducation est le passeport à la dignité etautonomie humaine.”

Delors en PG

(Jacques Delors en Pieter Gerrit Kroeger)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK