Minder beleidsmakers, meer innovatie

Nieuws | de redactie
1 april 2010 | "Deze week is het dan zover. Ruim tweeëneenhalf jaar na het uitbreken van de grootste economische crisis sinds de Tweede Wereldoorlog presenteert Nederland het antwoord op diezelfde crisis. Althans, de mogelijke antwoorden", aldus Frans Nauta.

Er komen vandaag 20 rapporten uit van even zovele ambtelijkewerkgroepen die mogelijke opties in kaart hebben gebracht. Zehebben er acht maanden aan kunnen werken. En nu is dan het woordaan de politici. Het idee van het oude kabinet was dat de politiekdaarover zou gaan praten en dan zouden we ergens in september 2010keuzes kunnen maken die hun effect gaan hebben in 2011. Dat isdrieëneenhalf jaar na de start van de crisis. De manier waarop ditallemaal verloopt is op z’n zachtst gezegd nogal genant.

Stel je voor dat een bedrijf in een grote crisis verkeert enmanagement doet er drieëneenhalf jaar over om met een antwoord tekomen waarbij het voor zijn keuzes vooral had uitbesteed aan z’nmedewerkers? De beurskoers zou op nul staan. En dat is ook ongeveerwat er gebeurt als we kijken naar het vertrouwen van deNederlanders in de politiek: dat is erg laag.

Het grote probleem van Den Haag is redelijk simpel. Het is hetprobleem van een volstrekt uit de hand gelopen hoofdkantoor. Ik hebhet niet over het totaal ambtenaren in Nederland, nee, ik heb hetspecifiek over de omvang van de ministeries in Den Haag. Het is eenbeetje zoals Philips eind jaren tachtig: het hoofdkantoor van de BVNederland is een uit de hand gelopen waterhoofd. De symptomen vaneen waterhoofd zijn redelijk bekend: overmatige regelgeving,vergaande bemoeienis met de uitvoering op lager niveau, verlammingvan besluitvorming, trage reacties op problemen. Precies wat velenvan links tot rechts zien als het grootste probleem vanNederland.

De oplossing ligt deels in een drastische krimp van dedepartementen. Breng een gemiddeld departement terug tot zo’n 250beleidsmedewerkers, een reductie met tot een kwart van de huidigeomvang. Dat heeft twee effecten: het werk wordt voor de resterendebeleidsmakers een stuk leuker (ze gaan weer ergens over) en erontstaat voor mensen in de uitvoering meer ruimte. Ik ben benieuwdof de ambtelijke werkgroepen zo ver in hun eigen vlees zullensnijden.

Als het lukt ontstaat er ruimte. De kunst is vervolgens om dieruimte goed te benutten. De oplossing is daar relatief eenvoudig:het heet innovatiemanagement. Dat is de afgelopen honderd jaar metvallen en opstaan ontwikkeld in het bedrijfsleven. Zoals goedebedrijven hun vernieuwing managen, zo moeten ook publiekeorganisaties hun innovatie actief ter hand nemen om op termijn hunrelevantie te behouden. Innovatiemanagement is prima bruikbaar inde publieke sector. Het bestaat uit drie basis-elementen: goedeideeën genereren, een stevige selectiedruk om de beste ideeën telaten winnen en rijke en veelvuldige experimenten zodat er geleerdwordt door te doen.

Er zijn ideeën zat in de publieke sector, voordat je het weetheb je 1.000 ideeën. Daar zit het probleem niet. Maar op die anderetwee punten gaat het mis. Een scherpe selectie lukt vaak niet. Dekunst is om uit die 1.000 ideeën de tien te selecteren die ons echtverder helpen. Dat vergt een goed visie, en dat is een beetjelastig in Nederland. We kiezen steevast met z’n allen bravebestuurders. Ik zou zeggen: doe eens gek in juni en kies op iemandmet een uitgesproken visia.
Het tweede wat slecht lukt is experimenteren.

We zijn erg goed in het vaststellen van nationale plannen zonderdat we weten of het werkt, wat bijvoorbeeld parlementaire enquêtesoplevert over het onderwijs. Nederland is ronduit slecht in hetexperimenteren, om vergaande ideeën eerst goed te testen in depraktijk. Neem rekeningrijden. In plaats van een complex plan voorheel Nederland had het kabinet ook kunnen zeggen: we voeren henniet nationaal in, maar we beginnen met een test in drie steden. Navijf jaar kijken wat het beste heeft gewerkt en op basis daarvanontwikkelen we een standaard aanpak voor heel Nederland.

Maar ja, dat betekent regionale verschillen accepteren en dat islastig met grote beleidsdepartementen: die ontlenen hunbestaansrecht aan vergaande centrale bemoeienis. En eerlijk iseerlijk, bestuurlijk Nederland durft er ook niet aan. Vandaar datrekeningrijden met succes is ingevoerd in Londen, Stockholm enOslo, maar nog niet in Nederland. Dat zal pas gaan gebeuren als eriets gebeurt aan de omvang van de departementen en aan de houdingvan de Nederlandse bestuurders. Heeft u nog wat geduld?


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK