OU dient Veerman van repliek

Nieuws | de redactie
19 april 2010 | Het advies-Veerman is "wat ons betreft eigenlijk overbodig," zegt de OU-top in een open brief. Want "als er één instelling is die zijn profiel heel bewust heeft bepaald en uitdraagt, dan is het wel de Open Universiteit. Vanzelfsprekend toetst de OU dat profiel constant aan de dynamiek in de samenleving, aan veranderingen in leerbehoeften en -patronen en aan de technologische mogelijkheden."

Het College van Bestuur schrijftaan Veerman de volgende redenering, om de analyse van zijncommissie over de teokomst van de OU van repliek te dienen:

W
ij hebben uw advies met belangstelling gelezen enonderschrijven ten volle uw drie aanbevelingen specifiek voor dehoger onderwijsinstellingen, namelijk: Kies een profiel,Geef onderwijs als kerntaak meer aandacht, enInvesteer in kwalificaties van personeel. Het is namelijkook deze trits die bij de ontwikkeling van de Open Universiteitvanaf haar start in 1984 tot aan de dag van vandaag als drager vande instelling heeft gewerkt. Dat werd ook vorig jaargememoreerd in de lustrumdiesrede ‘Leven-lang-leren 25 jaar(in) het hart van de Open Universiteit’.

De Open Universiteit was en is een zeer vitaleinstelling, die weliswaar continu veranderingen initieert ofadopteert, maar waar alle ontwikkelingen ook een constante’onderstroom’ kennen. Er zijn vijf profielkenmerken:

1 De onderwijzende universiteit:van cursusontwikkelaar naar veertiende universiteit inNederland.
De OU heeft een zeer divers en modulair aanbod van afzonderlijkecursussen, korte programma’s en volledige universitaire bachelor-en masteropleidingen (inclusief een ‘open’ bachelor). Na enigejaren van voorbereiding breiden we momenteel dit arsenaal uit metde derde Bologna-cyclus (PhD-trajecten voor ‘buiten’promovendi)maar ook met hbo-bacheloropleidingen (uitgewerkt in een geheelnieuw concept, de Netwerk Open Hogeschool).

2 Leven-lang-lerenden als doelgroep:van tweedekansonderwijs naar tweedewegonderwijs.
Dit betreft zowel ‘tweedekans’-studenten die hun eerste studie ofhet vervolg van een afgebroken studie combineren met werk ofzorgtaken (op – wat we noemen – de ‘tweede leerweg’ door het hogeronderwijs) als personen die professioneel willen doorontwikkelen,omscholen of aanvullende persoonlijke vorming zoeken (in vervolg opdie tweede leerweg, ook wel postinitieel onderwijs genoemd).

3 Open en flexibel leren op afstand alsonderwijsmodel: van content centraal naar studentcentraal.
Dit onderwijsmodel werkt dankzij de kwaliteitsleermaterialenontwikkeld voor zelfstudie (die we steeds meer beschikbaar makenals ‘open educational resources’, d.w.z. voor iedereen vrijtoegankelijk op het internet) en blijft werken vanwege de hierbijontworpen en passende leerdiensten voor onze studenten, zowelface-to-face als online.

4 Multimediale aanpak van onderwijs:van boeken, audio/video- en pc-applicaties naar digitaal,online en virtueel.
De afgewogen multimediale aanpak maakt het onderwijsaantrekkelijker en gevarieerder, en verrijkt het met functies dieniet beschikbaar zijn in schriftelijk materiaal ofcontactonderwijs.

5
R&D-focus oponderwijsinnovatie: van de ontwikkelaar naar deonderzoeker op het pad van onderwijsvernieuwing.
Nieuwe concepten en instrumenten worden vanuit eenpraktijkgedreven insteek geëxploreerd en ontwikkeld. Hetoverkoepelende onderzoeksthema voor de instelling is ‘Leren inde kennissamenleving’.

Het profiel van de OU als onderwijs- enonderzoeksinstelling is specifiek en onderscheidt zich duidelijkvan de profielen van de dertien collega-universiteiten. Deze keuzeis ook succesvol zoals onder meer blijkt uit de visitatierapportenen de vaste top drie notering van de OU in de KeuzegidsUniversiteiten.

Kortom: als er één instelling is die zijn profielheel bewust heeft bepaald en uitdraagt, dan is het wel de OpenUniversiteit. Vanzelfsprekend toetst de OU dat profiel constant aande dynamiek in de samenleving, aan veranderingen in leerbehoeftenen -patronen en aan de technologische mogelijkheden. Het advies vanuw commissie om de positie van de OU in ons bestel aan een meerprincipiële herbezinning te onderwerpen, is wat ons betreft daneigenlijk ook overbodig.

Anderszins willen we graag, met uw rapport in dehand, onze opvattingen en wensen over de positie van de OU in hetonderwijsbestel delen met relevante partijen in/voor het hogeronderwijs. Natuurlijk is het ministerie van OCW wat dit betreft eenbelangrijke gesprekspartner.

Wij hebben net zoals u het idee dat in het Nederlandseonderwijsbestel te weinig gebruik gemaakt wordt van de kwaliteitenen mogelijkheden van de OU. Bij het verbeteren van detoegankelijkheid, de kwaliteit en de doelmatigheid van het hogeronderwijs in Nederland zou de Open Universiteit een grotere rolmoeten en kunnen spelen, zeker waar dit het brede terrein vanleven-lang-leren (LLL) betreft.

Wij constateren dat de commissie onze zorgen over de stand vanzaken rond LLL en het hoger onderwijs deelt. Wij hebben reeds in2004 hierover in Nederland aan de alarmbel getrokken. Zo hebben wesamen met SURF, Teleac en Kennisnet het Nationaal Initiatief ‘LangLeve Leren!’ gestart, waarin we alle onderwijskoepels en socialepartners op dit thema verenigden onder voorzitterschap van deSER-voorzitter. Voortdurend hebben wij ons in de lobby voor LLLgeroerd, bijvoorbeeld in de voorbereiding van de Scholingstop infebruari 2008, het ontwikkelen van een Argumentenkaart LLL, hetmeedraaien in de KIA-werkgroep LLL, enzovoort.

Wij zagen en zien immers dat de aantallenleven-lang-lerenden in het HO al jaren daalt (in zoweldeeltijdonderwijs als afstandsonderwijs) en ook dat de privateaanbieders die daling onvoldoende opvangen. Wij geven u graagdesgewenst inzicht in de bij ons bekende oorzaken van diedaling: in het algemeen bijvoorbeeld het beperken van debelastingaftrek studiekosten en specifiek bij de OU onder meer hetverminderen van de overheidsbijdrage voor onderwijs (met 25 %) enhet verlies van de zendmachtiging voor radio en televisie.

Graag wil de OU bijdragen aan de ideeënvorming overhoe het aantal leven-lang-lerenden kan worden vergroot. Voor eendeel kan dat door het instrumentarium van de OU te gebruiken voorandere dan de huidige doelgroepen. Meest in het oog springend zijnde hbo-tweedekansers, die in nieuwe samenwerkingsverbanden van OUen hogescholen kunnen worden bereikt.

Dat is in wezen geen nieuwe positie voor de OU. Hij staat al sinds1984 in de wet. Maar wel een die in het verleden moeilijk ingevuldkon worden en die nu met een vernieuwende aanpak (de eerdergenoemde Netwerk Open Hogeschool) wel succesvol kan zijn.

Terecht dat de commissie de OU roemt voor haar rol bij devernieuwing van het hoger onderwijs. In dat verband wijzen wijgraag op een ingrijpende ontwikkeling: de introductie van ‘openeducational resources’ (OER). Voor de toekomstige discussie zoudenwij willen aanbevelen om de impact hiervan voor het publiek/privatebestel niet te onderschatten. De OU heeft in Nederland met OER in2006 een start gemaakt met het OpenER-project en vervult momenteeleen voortrekkersrol, ook internationaal. Zoalsbekend heeft het ministerie van OCW in 2009 een ambitieus nationaalOER programma voor alle onderwijssectoren gelanceerd onder de naamWikiwijs, dat wordt getrokken door Kennisnet en de OU.

Wij realiseren ons terdege dat het profiel van de OU in hetbestaande binaire systeem een vreemde eend in de bijt lijkt. Maardit profiel zorgt ervoor dat de OU juist een sterke speler is bijde verdere ontwikkeling van initiatieven in het kader vanleven-lang-leren, zoals ook uw commissie constateert. De OU wordtterecht gezien als een soort nationale infrastructuur voor flexibelopen hoger onderwijs.

Die infrastructuur kan echter ook prima hulp bieden voor problemenbij de toegankelijkheid van het traditionele ho (open toelating),wegwerken van deficiënties, opvangen van uitvallers, schakelentussen mbo-4 en hbo, tussen hbo en wo, bedienen vanbuitenpromovendi, bedienen van speciale doelgroepen zoals mensenmet een functiebeperking, allochtonen (de nieuwe tweedekanser?) ofhoogbegaafden. Bovendien blijft de OU in de unieke positie omvernieuwingen in onderwijsconcepten en -instrumenten te exploreren,zowel ondersteund door fundamenteel onderzoek als getoetst aan depraktijk.

Graag neemt de OU deel aan het verdere debat over uwideeën. Daarbij nemen wij uw erkenning van de belangrijke positievan de OU als vertrekpunt, maar realiseren wij ons tegelijk dat diepositie er altijd een zal blijven van een universiteit inverbinding met andere instellingen van hoger onderwijs, zoalsverwoord in onze missie.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK