De winst zit in de docent zelf

Nieuws | de redactie
10 mei 2010 | AOb-voorzitter Walter Dresscher wil dat het kennisdebat niet over ‘slimmer werken’, maar over ‘slimmer worden’ gaat. “Nederland wil de top 5 halen. Dan moeten we niet alleen maar slimmer werken. We moeten vooral slimmer worden. En dat betekent: het lerarentekort oplossen, leraren hoger opleiden en meer van ze eisen, en genoeg tijd van deze goede leraren voor hun leerlingen.”

‘Het onderwijs moet slimmer werken stellen de experts: het kanefficiënter en innovatie moet gestimuleerd worden. En daar is ookwel wat voor te zeggen. Maar in het onderwijs willen we nietstilstaan, maar juist vooruit. Nederland wil de top vijf vankenniseconomieën halen. Dan moeten we dus niet alleen maar slimmerwerken. We moeten vooral slimmer worden. En dat betekent: hetlerarentekort oplossen, leraren hoger opleiden en meer van zeeisen, en genoeg tijd van deze goede leraren voor hunleerlingen.

In het debat over slimmer werken gebeurt iets anders. Hetlerarentekort is een gegeven volgens de experts. En dus verzinnenze concepten waarbij je met minder leraren toe kunt: deOnderwijsinnovatieprijs gaat naar een school die als doel heeft dateen zo klein mogelijk percentage (40% minder lesgevenden en 58%meer ondersteuners) van het personeel leraar is. Op eenschool!

Lerarenbanen inruilen?

Is de leraar dan de zaligmakende persoon om ons onderwijs teverbeteren? Ja en nee. Met steengoede assistenten, goede conciërgesen goede leerlingbegeleiders maak je het onderwijs beter. Maarlesgeven moet je aan de leraar laten. In welke vorm dan ook. DeOESO, McKinsey en de Nieuw-Zeelandse econoom John Hattie tonen aandat de rol van de leraar cruciaal is. Hattie stelt dat de krachtvan de leraar ligt in ‘remediërende feedback,’ direct kunnen latenzien waarom en leerling iets wel of niet goed doet. Bovengenoemdeexperimenten boeken hun winst juist door lerarenbanen in te ruilenvoor assistenten en instructeurs.

De ervaringen met assistenten en instructeurs in een onderwijsrolzijn niet hoopgevend. De Labourregering in het UK bijvoorbeeldheeft zwaar geïnvesteerd in speciale teaching assistants -goedkoper, lager opgeleid – om de taal en rekenprestaties teverbeteren. Ze komen daar nu hard van terug. Want wat bleek uitgrootschalig onderzoek? De assistenten die de leerlingen moestenbij staan, leerden kinderen verkeerde dingen aan waardoor, ondanksde inzet van extra personeel, de prestaties niet stegen maardáálden.

Vergelijkbaar onderzoek in Nederland gaat over depeuterspeelzaalleidsters in achterstandswijken. Kinderen gaan daarslechter Nederlands praten. Waarom? Omdat ze leidsters hebben diezelf slecht Nederlands praten. Alleen door hogere eisen te stellenkun je vooruitgang boeken, niet door eisen aan het opleidingsniveaute verlagen.

Kennisprestaties 

Maar eerst nog even: hoe doen we het nu? Een paarcijfers: In 10 jaar is het aandeel vijftienjarigen dat op havo envwo terecht komt is gestegen met 17 procent. Ook het aantaljongeren dat mbo-4 afrondt, stijgt. Van de 18-20 jarigen stromen erin diezelfde periode 20% meer het hoger onderwijs in. Datresulteert in een fikse stijging van het percentage hoog opgeleidenals onderdeel van de beroepsbevolking. In het cohort 25- tot35-jarigen is het aandeel hoog opgeleide vrouwen met 64% gestegen.Bij de mannen is dit 38%. Kortom: de onderwijsprestaties nemen forstoe. We worden slimmer.

Als we dan kijken wat ons dat kost is het moeilijk te zeggen of hetonderwijsbestel als geheel productiever wordt. Gemeten in euro’s ishet hele onderwijsbestel fors duurder geworden (35%), maar als deelvan onze welvaart geven we niet zo heel veel meer uit. De publiekeonderwijsuitgaven als percentage van het bbp stegen met 7%, nietoverdreven voor een ambitieus kennisland. Omdat we al op een zeerhoog niveau presteren – Nederland zit in de internationaleranglijstjes van onderwijsprestaties nog steeds in de kopgroep -kan het wel eens zo zijn dat het verder verhogen van de prestatiesrelatief duur is, maar de ambitie loont wel.

Productiviteit van onderwijs

En dan gebeurt er iets vreemds. In plaats van het tehebben over de productiviteit van ons onderwijsbestel, wordt in hetdebat de nadruk gelegd op de arbeidsproductiviteit. Dat is eenversmalling waarmee de productiviteitsdiscussie opeens volledig opde schouders van de leraar drukt. Alsof uitsluitend daar winst tebehalen valt. Wij tonen regelmatig aan dat het geld niet doelmatigbesteed wordt: het verdwijnt in reserves, in overbodigebureaucratie en te hoge salarissen voor bestuurders.

De cijfers zijn helder: de afgelopen tien jaar is het aantalleerlingen per leraar in basis- en voortgezet onderwijs gedaald. Deoorzaken zijn bekend. We hebben doelbewust gekozen voorklassenverkleining, aanvankelijk alleen in de onderbouw omachterstanden te voorkomen en leerlingen meer van diebetekenisvolle feedback te kunnen geven. En vertaalt zich dat ineen groeiend aantal leerlingen dat een hoger niveau haalt.

In alle andere sectoren zien we méér studenten per docent. In diesectoren is de kwaliteitsdiscussie hevig. Studenten vragen om mééraandacht van hun docenten. En terecht. De aanbevelingen van deCommissie Veerman passen daar ook in: vergroot contacttijd enverklein massacolleges.

Slimmer werken

De winst zit in de leraar zelf. We weten datonderwijsprestaties verbeteren als we leerlingen meer lesurengeven, leraar en leerling de tijd geven om feedback te geven en tekrijgen, en als we leraren beter opleiden en bijscholen. Daar zitde productiviteitswinst voor het onderwijsbestel. Als we over dehele linie meer onderwijs willen geven, betekent dat volgens onsmeer personeel. In dat opzicht is onderwijs niet anders dan eensupermarkt. Als die ‘s avonds open wil, of op zondag, zal men meerpersoneel moeten inzetten. Als we meer lessen willen aanbieden,hebben we meer leraren nodig.

Daarnaast moeten we investeren in het opleidingsniveau van deleraar. Dat begint bij een goede, betere lerarenopleiding enblijvende scholing nadien. Wat we wel eens vergeten is dat hetonderwijs van alle beroepssectoren jarenlang het minste investeerdein bijscholing. Dat is idioot voor een sector waar de productie vankennis, slimmer worden, voorop staat.

Je helpt het onderwijs alleen maar vooruit als je de leraar zelflaat zoeken naar middelen om zijn eigen vak beter uit te oefenen.Als ict helpt, dan zal de leraar dat gebruiken. Als afwisseling ingrotere groepen en maatwerk helpt, zal hij dat doen. Maar dat vanbovenaf opleggen is geen goede gedachte.

In zijn effectiviteitsonderzoek is John Hattie heel duidelijk: ictheeft maar een marginale rol in het verbeteren vanonderwijsprestaties. Ook de Onderwijsraad wees in haar rapportNaar doelmatiger onderwijs hierop.

Slimmer worden

Leraren zijn dus de sleutel om kinderen slimmer te latenleren en slimmer te laten worden. Zorg ervoor dat zij goed zijnopgeleid, de tijd hebben om het leerproces van leerlingen temanagen in plaats van manager worden van assistenten eninstructeurs. Vertrouw op hun professionaliteit.

Ook al wordt er in de discussie rond arbeidsproductiviteit steedsgeruststellend gezegd: het mag niet leiden tot een verhoging van dewerkdruk – als er tegelijk staat dat slimmer werken betekent ‘meerdoen met minder leraren’, gelooft niemand dat. En we moeten juistde concurrentie aan op de arbeidsmarkt. In 1970 ging nog de helftvan de hoog opgeleiden aan het werk in het onderwijs, nu is dat nog15%.

En je kunt het onderwijs wel slimmer organiseren: In plaats van eenschool met meer assistenten dan leraren, zie ik meer in hetinitiatief van de Isaac Beeckman Academie. Een nieuwe kleinschaligeschool voor voortgezet onderwijs. Weinig overhead, maximaal 500leerlingen, kleine klassen van zestien leerlingen, de volleaandacht voor het lesgeven. Daar gaat het om de interactie. Dat iseen voorbeeld waar ik wél in geloof. Waardoor we met hetzelfde geldméér kunnen bereiken. Dat is geen slimmer werken, maar slimmerworden.

De AOb wil toponderwijs door van het beschikbare geld meerrechtstreeks in de klas te investeren. Een klas van 24 leerlingen.Waarom zou de overheid niet mogen eisen dat 85 procent van debekostiging naar het belangrijkste deel van het onderwijs gaat: deles. Voor die interactie tussen leerling en leraar. Wij willen delat hoger leggen, door naast een basisniveau ook een hogereindniveau aan te bieden voor leerlingen die dat kunnen. Wat wijwillen is het hoogst bereikbare niveau voor iedere leerling, debeste les en professioneel personeel. En we weten één ding zeker:dat kan het beste als je investeert in personeel én in hunopleidingsniveau.’

Walter Dresscher, Voorzitter AOb


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK