Het leraarschap kan zoveel beter

Nieuws | de redactie
11 mei 2010 | Na een serie mislukte onderwijshervormingen staat de politiek open voor ideeën uit het veld. Lerarenopleidingen in het hbo begrijpen inmiddels dat ze ook vanuit het maatschappelijk belang moeten nadenken over het leraarschap. “Het opleiden van docenten in de school, dat is de toekomst.”

Al enige tijd komt een groep directeuren van educatievefaculteiten in het hbo regelmatig bij elkaar. Ze verbaasden zichover de verkokering en gelaten afwachtendheid in het onderwijs. Zebeseften dat er meer nodig was dan een mentaliteit van ‘ieder voorzich, OCW voor ons allen.’ Ze besloten de handen ineen te slaan ensamen te gaan kijken hoe de toekomst van het leraarschap eruit zoumoeten zien. De uitbouw van hun eigen lerarenopleidingen willen zedaaraan dienstbaar maken.

In de zomer van 2009 zetten de educatieve faculteiten vanINHolland, HvA, HU en Windesheim hun gedachtengoed uiteen in denotitie Bouwstenen. In het voorjaar van 2010 kwam daar de HAN alsmeedenker onder de collega-instellingen bij. Ook anderen in het hbohebben zich inmiddels gevoegd bij het debat dat deze groepfaculteiten met ScienceGuide over het leraarschap in dezetijd in gang heeft gezet.

Concrete initiatieven

De samenwerking tussen de ‘5ffen’ zoals ze zichzelf noemen,heeft al tot bemoedigende initiatieven geleid. Zo hebben defaculteiten besloten om samen lectoren te gaan werven die ook eengezamenlijke onderzoeksopdracht krijgen. Dat werkt beter dan datiedere hogeschool zonder overleg maar lectoren werft op gebiedendie haar interessant lijkt.

Ook hebben de educatieve faculteiten besloten zich gezamenlijkte gaan bekommeren om de ‘kleine vakken.’ Bij de lerarenopleidingenis regionale verwevenheid heel belangrijk vanwege de banden met deafnemende scholen. Maar in verschillende vakken hebben veelfaculteiten maar een handjevol studenten. Het is niet eenvoudigzo’n opleiding kostendekkend in de lucht te houden. De afgelopendecennia zijn lerarenopleidingen daarom meer dan eens bij deminister om meer geld gaan vragen.

De vijf faculteiten verkennen nu een andere oplossing: wat nuals ze zelf een landelijk, dekkend aanbod gaan verzorgen en langsdeze route organiseren dat het geheel wat stabieler wordt dan nu?Ze zijn daarover al met het onderwijsministerie in gesprek. Ookgeven ze gezamenlijk vorm aan het opleiden van docenten in descholen. “Het opleiden van docenten in de school, dat is detoekomst,” zo wist een van de betrokken opleidersScienceGuide te vertellen. Het aantalsamenwerkingsverbanden tussen lerarenopleidingen en scholen in hetprimair en voortgezet onderwijs rijst dan ook als paddenstoelen uitde grond. En hoewel best met specifieke omstandigheden rekening magworden gehouden, is het geen goede zaak als zulke overeenkomstenher en der ongecoördineerd worden afgesloten. De educatievefaculteiten ontwikkelen daarom nu gezamenlijk beleid.

Onder professoren

Voor wat betreft het leraarschap zijn er op de universiteitenook nog punten mogelijk waar men met elkaar aan de slag kan om hetnog beter te gaan doen. Onderwijsraadvoorzitter Fons van Wieringengooide onlangs op hogeschool Windesheim de knuppel in hethoenderhok. “Universiteiten leiden nu per jaar 600 docenten op. Datis natuurlijk niets.” Want we hebben per jaar een veelvoud daarvanaan goed opgeleide docenten nodig en dat hebben universiteiten weleens beter gedaan, merkt Van Wieringen op: “Vroeger warenuniversitaire studies voor wis- en natuurkunde sterk gericht op hetleraarschap. Op een gegeven moment vonden de universiteiten dat temin en zijn ze studenten gaan opleiden tot onderzoekers. Ook bijletteren zie je die tendens: vroeger leidden ze studenten op totdocent, nu tot communicatiemedewerker.” Van Wieringen verwijt deuniversiteiten dat zij hun taak leraren op te leiden, verwaarlozen.

Punten voor  debat:

Het veld is dus zelf actief geworden op dit terrein. Wat kan depolitiek daarmee? Kan een volgend kabinet stimuleren en ruimtegeven, zoals bijvoorbeeld ook de commissie-Veerman ook wil? 3punten voor debat:

  1. Bij de noodzakelijke upgrade van het leraarschap zijnde universiteiten hard nodig, samen met hun collega’s in het hbo.Het schiet daarom niet op als de minister van Onderwijs denkt datuniversiteit en hogeschool van verschillende planeten komen, of dathogescholen vooral moeten worden gezien als afvalputje voor hen dieniet naar de universiteit kunnen. Op die manier doe je zowel het woals het hbo tekort. Het wo, omdat zij door isolatie van deberoepspraktijk haar relevantie verliest; het hbo, omdat het met denoodzakelijke upgrade en verdieping van depraktijkgestuurde onderzoeksambities van het hoger beroepsonderwijsalleen wat kan worden als ook universiteiten en toppers en alumniuit de academische wereld zich gaan bekommeren om dat hbo. Zoalsbijvoorbeeld Frits van Oostrom recent weer deed en uit de top vanhet hbo er eerder gemopper dan dank voor ontving. Je moet elkaarvan beide kanten willen inspireren, kortom.

  2. Als minister heeft Jo Ritzen zijn verhouding met deinstellingen ooit gekenschetst als die tussen ‘principal’ en’agents.’ Daarmee drukte hij uit dat hij de onderwijsinstellingenprimair als uitvoerders zag van het beleid dat hij maakte. Zijnopmerkingen pasten in een tijd waarin met name de hogescholen nogniet de maatschappelijke spelers van vandaag waren. En bij een OCWdat zichzelf nog als de fontein der beleidswijsheid zag. Op ditmoment groeit onder de onderwijsinstellingen het besef dat ze bijgrote maatschappelijke uitdagingen er allereerst samen uit moetenzien te komen: zoals met het ‘maatschappelijke convenant’ naVeerman.

  3. Dat zie je niet alleen bij het leraarschap, maar ook bij eenonderwerp als demografie, waar hogescholen in het noorden van het land en de regio Zeeland gezamenlijk mee bezigzijn. Het is daarbij zoeken naar een nieuw evenwicht. Enerzijdshebben onderwijsinstellingen behoefte aan meer ruimte. Anderzijdslijkt het niet verstandig om alle problemen bij de instellingenzelf te parkeren. De discussie over de commissie-Veerman gaat in dekern daar over: kun je de instellingen zelf laten profileren en wieis er dan nog belast met het borgen van een integraal HO-aanbod envan een samenhangend beleid? Een maatschappelijk convenant isimmers iets prachtigs, maar is als elke keten even sterk als dezwakste schakel. Instellingen kunnen door samenwerking veelbereiken, maar zullen niet snel in eigen vlees snijden. Voor deintegrale beslissingen blijven daarom politici nodig. Wat is hunvisie hier op?

«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK