Met hbo-techniek gaat het de goede kant op

Nieuws | de redactie
25 mei 2010 | In de HBO-raad beheert Paul van Maanen, voorzitter Hogeschool Leiden, de portefeuille ‘techniek’. Die sector had het niet makkelijk: krimp, vergrijzing, isolement. Nu lijkt een keer ten goede te komen. Van Maanen vertelt over de “wat zurige sfeer” die lange tijd heerste, zijn strijd tegen de ‘groenpluk’ van mbo’ers en de snel veranderende eisen vanuit de kennisrevolutie aan “mensen die én de toepassingen praktisch weten op te pakken én met de prof kunnen praten over hoe hun vak op de snijvlakken zich ontwikkelen gaat.”

Het stimuleren van de bètatechnische oplossingen in het hboging niet meteen over rozen. Inmiddels lijkt de trendbreuk omhoogeen feit. Waarom ging dit zo lastig en traag?

Dat had met de heel eigen toestroom naar het hbo te maken enmet de interne discussies, merkte ik toen ik in het hbo kwamwerken. Er hing een beetje een sfeer van ‘wat moeten we met dezesector eigenlijk? Kun je daar wel beleid op voeren?’ Het is in dehogescholen toch vaak een wat apart domein.

Tussen de collega’s was er ook verschil voelbaar. Sommigehogescholen hadden niet zo’n zin hier flink aan te trekken, haddenmeer oog voor andere, groeiende sectoren. Daar hing ook een watzurige sfeer soms. Tegelijk was er een stel dat zeker wel watwilde, daar was men gemotiveerder. 

Waarom zat de knel bij de toestroom? Wist men geen bètatalentte motiveren of was het meer regionaal een probleem?

Dat laatste niet zo zeer. We bekeken de cijfers en de trendsen toen viel al direct een afwijkend patroon op. De instroom uithet havo liep best goed, maar uit het mbo helemaal niet. Dat weeksterk af van de rest van het hbo. Het effect was dat hettotaalbeeld de indruk wekte of heel de toestroom naar detechniekopleidingen leek te mislukken.

Groenpluk

De mbo’ers hadden dus een aanlokkelijker alternatief dan hethbo gezien.

Zo is het: ze gingen werken. De economie bloeide, de groei wasfors in de relevante tech-sectoren en de vakgebieden voor onzestudierichtingen. De bedrijven trokken enorm aan de mbo’ers, zodatdie konden beginnen op het niveau van een hbo-salaris.

En jullie hadden het nakijken in de markt van het praktischtech-talent…

Nou, dit leidde wel tot een fors gesprek intern en met dewerkgevers, want wij kregen stevige kritiek van Arie Kraaijenveldvan het Platform Béta-Techniek, dat wij als hbo van debètastimulansen maar weinig bakten. Dat werd ons nogal forsmedegedeeld, zal ik maar zeggen.

Het leidde wel tot een nieuwe kijk op waar de knelpunten zaten. Dembo-hbo doorstroom ging ook wel beter toen, en nu helemaal. Deeconomische dip is een echte aansporing om juist nu door testuderen, je kansen optimaal te maken.

Feitelijk zegt u: ‘het hbo werd bij zijn instroom van talentgepakt door groenpluk door bedrijven.’ En toen de economie omsloeg,mochten de hogescholen de pijn bij de mbo’ers opvangen. 

Weet je, ik ben directeur BVE geweest op het ministerie vanOCW. En al uit die tijd ben een groot tegenstander van ‘groenpluk’in het mbo. Want dat is vaak de oorzaak van ‘voortijdigschoolverlaten’ in tijden van hoogconjunctuur. Dat lijkt voor diejongeren heel leuk, dat snapt iedereen. Maar het is eigenlijk eenbizar verschijnsel.

Want het werk op mbo-niveau verandert indringend: meer kennis ennieuwe competenties zijn daar nodig. Bovendien worden veel taken’overgenomen’ door nieuwe toepassingen van ICT binnen deberoepspraktijk. Dat levert heel andere en heel nieuwe banen op ophet mbo-niveau, ook in processen en ‘operations’ in debedrijven.

Dus mbo’ers die via ‘groenpluk’ snel gaan verdienen, en dan sneluitvallen uit de kennisloopbanen, die gaan hier al op korte termijnin hun vak achterop raken. Hun kansen gaan omlaag, terwijl zedenken dat ze in het werk snel alle kansen krijgen.

En dat is dus niet zo. Technologie en bètasectoren ontwikkelen zichhet meest op hun snijvlakken, op terreinen waar zemultidisciplinair worden, zich openen. De kennis en de competentieom daar met succes te kunnen werken en je te ontwikkelen vraagtjuist veel meer doorstroom mbo-hbo en zeker geen conjunctureelmakkelijke uitval uit het mbo.

Dynamische eisen

Waar ziet u dit in de eigen Hogeschool Leiden gebeuren? Watzijn die snijvlakken in de praktijk?

Je ziet ze rond de nieuwe terreinen van technologischeontwikkeling het eerst: biotechnologie, nieuwe medischetoepassingen. Daarin komen heel andere disciplines op tafel, ookvoor bèta’s die daarin actief worden. In die biomedischevakgebieden is ook aandacht essentieel voor gammavakken, voorfilosofische vragen, voor sociologie, omdat maatschappelijkefactoren daar zwaar spelen.

De universiteit van nu laat dat zien. Die vraag voor academischeinstituten en bedrijven daar omheen om instrumentmakers ophbo-niveau. De nanotechnologie vereist dat in zulke organisatiesmensen werken die én de toepassingen praktisch weten op te pakkenén met de prof en zijn onderzoekers kunnen praten, meedenken overhoe hun vak op die snijvlakken zich ontwikkelen gaat. Dembo-instrumentmakers van vroeger hebben nu hbo-competenties nodig.Anders wordt zulke communicatie niks.

Dit laat twee dingen zien: ten eerste dat de promotie van deopleidingen in het bétatechnische domein geen eenmalige actie kanzijn. Er zijn voortdurend nieuwe ontwikkelingen gaande die ertoedwingen hier gedurig mee door te gaan. Ten tweede dat dieveranderingen de eisen aan opleidingen en professionals dynamischhouden.

Expertisecentra

Helpt daarbij het advies van de Commissie de Boervoldoende?

Ik vind dat rapport goed op dit punt. Het kan helpen in hethbo ‘een trekkende schoorsteen’ aan te brengen. Dat is de taak vande expertisecentra uit dat advies: het optillen van de opleidingennaar het ‘next level’ van technologische kwaliteiten.

Je moet deze centra daarom koppelen aan grote maatschappelijkethema’s die zowel in de opleidingen als vooral ook op hunsnijvlakken relevant zijn. Daarop moeten we via de expertisecentrainvesteren, opleidingen en derden samen.

Welke thema’s zijn dat vooral?

Voor de komende 10 jaar zijn dat toch zeker onderwerpen alsduurzaamheid en energie, water en waterhuishouding, lifescience,domotica in het kader van de opvang van de vergrijzing en deontwikkeling van voedsel en voedselkwaliteit.

De toewijzing van die expertisecentra ziet er op het eerstegezicht wat voor de hand liggend uit. Voor je het weet heeft elkehogeschool met een htno-faculteit er eentje mogen opzetten. Moethier niet bewuster, scherper gekozen worden?

Dat risico van ‘verdelende rechtvaardigheid’ tussen dehogescholen zie ik ook wel. Maar we gaan het zo niet doen. Het zaler om gaan dat men op basis van het eigen trackrecord centratoegewezen krijgt: wat zijn je prestaties en hoe realistisch zijnje ambities met je expertisecentrum voorstel?

Dus de ene hogeschool krijgt misschien geen centrum toegewezen ende andere meerdere. Ik kan mij goed voorstellen dat de HAN er driekan krijgen op die manier, om eens heel concreet man en paard en tenoemen. Ik zit daar niet mee om dat te erkennen. Laten we als hbotoch vooral trots zijn op elkaars successen. Daar worden weallemaal beter van.

Differentiatie en maatwerk

Het trekken van jongeren naar de bétatech opleidingen wordtdaardoor natuurlijk ook aangemoedigd. Ziet u nog meer nieuwemogelijkheden om dat te doen?

Ik zie vooral een ontwikkeling naar steeds meer samenwerkingmet opleidingen in andere domeinen van het hbo. Dat kan ergstimulerend werken voor het aantrekken van meer, diverse talentenen interesses onder jongeren. Je kunt de grote maatschappelijkevraagstukken en hun complexiteit in de praktijk niet meer opknippenin gescheiden instituutjes van opleidingen. Onze technischeopleidingen vinden elkaar met de Pabo, met hbo-recht metjeugdzorgopleidingen, noem maar op. Dat maakt het voor de studentenveel uitdagender.

Op die basis kunnen we ook meer differentiëren onder de studentenen talentenprogramma’s daarop ontwikkelen. We hebben ook eenlectoraat daarop gezet om dit te onderzoeken. Door meer maatwerk inde begeleiding en communicatie met de studenten kun je meer ruimtebieden zonder dat het vrijblijvend wordt.

We blijven bij de promotie van de keuze voor bétatechniek dedocenten in het primair en voortgezet onderwijs betrekken. Met deuniversiteit hier in Leiden doen we samen mee in een JuniorScience Lab, gericht op de leerlingen van die docenten. Het iszaak hen ook op de hoogte te houden van de nieuwste ontwikkelingenin onze vakken en beroepspraktijken. Want het is dat wat de studentvan straks, hun leerling van vandaag, moet weten.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK