Bestuurders weten zich geen raad met de sociale sector

Regelzucht
De kwaliteit van het welzijnsbeleid in de vier grote stedenstaat onder druk. De sinds ruim 25 jaar ingezette decentralisatievan het welzijnswerk zou de samenhang, doelmatigheid eneffectiviteit sterk verbeteren. Maar het tegendeel is waar; debureaucratie en gebrek aan transparantie is groter dan ooit. De(deel)gemeenten lossen het door hun ervaren gebrek aan controle opmet nog meer regels. Instellingen in de sociale sector wordendaardoor steeds meer aan de bestuurlijke ketting vastgelegd.
Het middel hiervoor zijn zeer gedetailleerdesubsidieverordeningen, die elke vorm van zelfstandigheidinkapselen. Anderzijds wordt van de instellingen in de geest van deWet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) een ondernemendeopstelling verwacht. Dit ondernemerschap, waarvoor ondermeerflexibiliteit en eigen vermogen nodig is, botst met de bestuurlijkeregels die gericht zijn op beheersing en controle. De instellingenworden gemangeld tussen politieke verwachtingen en bureaucratischeregelzucht. Dit is in essentie het beeld dat opdoemt na een analysevan alle subsidieverordeningen van de vier grote steden op hetwelzijnsterrein.
‘Over de schouders meekijken’
De ontwikkeling van het welzijnsbeleid in de grote steden laatzich lezen als een casus over bestuurlijke vormgeving door deoverheid. Door de decentralisatie is de sociale sector onderdirecte politieke controle terecht gekomen. In het deelgemeentelijkbestel van Amsterdam en Rotterdam kijken de bestuurders ‘over deschouders van de professionals mee’. Maar ook in Utrecht en DenHaag controleren de gemeenten de welzijnsprofessionals nauwgezet.Deze controle is gegoten in subsidieverordeningen.
Subsidieregelingen komen niet uit de lucht vallen. Ze zijn opz’n minst het product van twee processen; een herdefiniëring van deverhouding tussen de lokale overheid en de sociale sector of inbredere zin het ‘maatschappelijk midden’. Maar ook zijn ze hetresultaat van een politieke cultuur die met als uitgangspunt vancontrole en beheersing invulling geeft aan de sturing vaninstituties in de samenleving. Na het afscheid van deverzorgingsstaat, met een specifiek oog voor de sociaal zwakkeren,is het beeld ontstaan van een terugtrekkende overheid. Maar op hetgebied van sociale regulering is de overheidsmacht juistaanzienlijk toegenomen. De gedetailleerde subsidieverordeningenzijn het instrument om de sociale beheersing te realiseren.
Vleugellam
Als we de geest van de WMO volgen doemt het beeld op van eenwelzijnsinstelling die moet gaan opereren als maatschappelijkondernemer. Om mee te mogen dingen in een aanbesteding moeten deinstellingen beschikken over ‘risicokapitaal’. Maar demogelijkheden om een eigen vermogen op te bouwen wordt in desubsidieverordeningen zeer beperkt gehouden. Meestal is het 15%,met uitschieters naar boven van 25% en naar beneden tot 5% . Hetmogen beschikken over een minimaal eigen vermogen is maar een vande beperkingen die een instelling vleugellam maakt. Uit hetonderzoek komen een hele reeks regels naar voren waarop desubsidieverordeningen gebaseerd zijn.
Zo moet een begroting, om aan te sluiten bij de gemeentelijkebegrotingssystematiek door de instelling bijna een jaar van tevorenworden ingeleverd. Maar een instelling wordt ook geacht flexibel tezijn en op acute problemen in te spelen. Hiervoor moeten er vrijeuren zijn, nog niet begroot en ingeroosterd. Deverantwoordingsinformatie wordt steeds uitvoeriger, waarvoor deinstructies voor accountants flink zijn uitgebreid. Het gaat allang niet meer om een globale toetsing. Steeds meer moet elk uurworden verantwoord, bij voorkeur in relatie met het gestelde doelen het gerealiseerde effect. Bij instellingen nemen deaccountantskosten flink toe. Voor een projectsubsidie wordt zelfssteeds meer een aparte accountantsverklaring geëist. Deadministratieve lasten die het geheel met zich meebrengt zijn nooitgoed onderzocht, maar er worden percentages genoemd tussen de tienen veertig procent.
Bij deze grote mate van controle kunnen we nog meer vraagtekenszetten als we het totale subsidiebedrag van de vier grotesteden voor welzijn in beschouwing nemen. Na een eersteinventarisatie bedraagt dit 700 miljoen euro. De kosten van hetambtenarenapparaat dat ingezet wordt voor de beleidsontwikkeling encontrole is (nog) niet onderzocht.
Ilse van den Donker
Om de publicatie te bestellen klikt u
Meest Gelezen
Europese Unie: ‘Academische vrijheid in Nederland verslechtert’
Susanne Täuber: "Wie haar klacht niet laat afzwakken, wordt kapotgemaakt"
Wat vindt BBB eigenlijk van hoger onderwijs?
UvA-studenten dagvaarden universiteit om internationalisering
'Studentenwelzijn verbeteren zonder wetenschappelijk bewijs kan veel schade toebrengen'
