De ziel van de stad

Nieuws | de redactie
23 juni 2010 | Kees Machielse gaf als lector Gebiedsontwikkeling leiding aan het project 'Jane Jacobs'. "Ik voelde de uitdaging om met studenten op andere manieren te kijken naar de complexiteit van de stad," vertelt Machielse. Dit interview is tevens verschenen in de Inspiratiebundel van de Hogeschool Rotterdam.

Kees Machielse is sinds december 2008 lector Gebiedsontwikkelingen Transitiemanagement bij het Kenniscentrum TransUrban van hetInstituut voor Bouw en Bedrijfskunde. Daarnaast is hij bestuurslidvan Inspiring Cities, een free zone opinternet, waar internationale eninterdisciplinaire best practices op het gebied vanstedelijke ontwikkeling worden uitgewisseld. Inspiring Cities richtzich niet alleen op ideeënuitwisseling, maar ook op het veranderenvan de manier waarop mensen denken over de stad als fenomeen.’Cultuur’ in de breedste zin van het woord wordt gezien als eeninstrument voor stedelijke ontwikkeling en als een methode omsteden met elkaar te verbinden. De missie van Inspiring Cities is:zoeken naar de ziel van de stad.

Dit artikel is verschenen in de Inspiratiebundel van deHogeschool Rotterdam. U kunt de Inspiratiebundelhier bestellen. Depublicatie van de openbareles van Kees Machielse bestelt u hier.


Dit gesprek gaat over good practices op het gebiedvan kenniscirculatie. Kun je een voorbeeld geven van een activiteitdie je als zodanig kunt aanduiden?

Ja, het gaat om het project Jane Jacobs, dat op 31 oktober 2009is georganiseerd door Inspiring Cities samen met studenten, en insamenwerking met creatief warenhuis Rotabs – dit is een centrum vancreatieve ondernemers in een voormalige brandweerkazerne-, deArchitectuur Biënnale en het Architecture Film Festival Rotterdam.Op die dag is een rondleiding georganiseerd in de deelgemeenteNoord, in combinatie met de vertoning van aanverwantearchitectuurfilms.

Jane Jacobs (1916-2006);was een inspirerende selfmade stedenbouwkundige uit NewYork die een eigen theorie ontwikkelde over kleinschalig stedelijkleven, een mix van wonen en werken en stedelijke economie.Rotterdam Noord is een echte ‘Jane Jacobs-buurt’ met zijnbuurtwinkels, werkplaatsen, een buurttuin, veel nieuwe initiatievenen een echt ‘straatleven’.

Waaruit blijkt dat het project succesvolis?

Er is in de media veel geschreven over ‘Jane Jacobs inRotterdam’ enin totaal hebben zeventig mensen deelgenomen aan hetproject. Mensen die in hun vrije tijd op zaterdag de moeite hebbengenomen om een kijkje te komen nemen in een wijk om te zien watdaar spannend is. Het project wijkt af van wat er normaal bij hetinstituut gebeurt en is in die zin nieuw. Nieuw omdat het nieuwekoppelingen oplevert binnen en buiten de Hogeschool: professionalsnaast toevallige festivalbezoekers en mensen uit de wijk. Deverrassingsaspecten in het project waren met name van belang, wantdie bevorderen de creativiteit van de studenten. Bovendien zet zo’nproject allerlei mensen aan het denken, zowel over onderwijs alsover de ontwikkeling van de wijk en kan het project aanzetten totvervolgactiviteiten.

Wat was jouw rol in het geheel?

In het kader van een praktijk-integratieproject (PI-project)hebben vier studenten een klein adviesbureau opgezet. Ik begeleiddedit adviesbureau mede als lector. Ik vind het van belang dat eengebied niet alleen vanuit planologische, stedenbouwkundige wijzewordt benaderd, vaak erg fysiek georiënteerd, maar dat er ookaandacht is voor het gebruik en beleving van bewoners engebruikers. Hierdoor leerden de studenten dat ze niet kondenblijven steken in het maken van mooie ontwerpen van het gebied,maar dat ze ook moesten zoeken naar welke partijen er actief zijn,hoe er wordt samengewerkt, waarom bepaalde activiteiten wel enandere niet lukken et cetera. Kortom, ze werden aangespoord vanuitverschillende oogpunten naar de culturele en sociaal-economischepotentie van het gebied te gaan zoeken.

Wanneer werd duidelijk dat het project een succeszou worden?

Op een bepaald moment leek het erop dat de studenten inverwarring raakten. Uit overleg met de docent die hen begeleiddekwam naar voren dat de studenten behoefte hadden aan meerbegeleiding. Ik ben daarop ingesprongen, deels tot verrassing vande studenten. Ik heb contact gelegd met de opdrachtgever en debegeleider en hen om geduld gevraagd. Ik heb me niet verdedigd,maar ben uitgegaan van een sterk voornemen om dit project tot eensucces te maken. Deze overtuiging kwam voort uit de behoefte omiets anders te doen dan je normaal in het onderwijs verwacht. Ikvoelde daarbij de uitdaging om met de studenten op andere manierente kijken naar de complexiteit van de stad. Wat ik er zo bijzonderaan vond was het inspirerende contact met de studenten en demogelijkheid die ik heb gecreëerd om ze op een andere manier dangebruikelijk te laten denken en nieuw inzicht te verschaffen. Toenhad ik in de gaten dat het een succes zou worden.

Wat stimuleert jou om het beste uit jezelf tehalen?

Uitdagende situaties prikkelen mij om verrassende uitkomsten tepresenteren. De inhoudelijke uitdaging heb ik nodig om goed tekunnen werken. Verder heb ik een financiële basis en voldoendemedewerkers nodig.

Welke relevante anderen waren erbij betrokken? Watwas jullie rolverdeling?

In de eerste plaats de vier studenten, die open en nieuwsgierigwaren. Naast hun verplichte studieactiviteiten kwamen ze zonderextra aansporing in hun vrije tijd naar andere onderdelen van hetarchitectuurfilmfestival, en daar bovenop doken ze ook nog de wijkin, om meer kennis te vergaren. In de tweede plaats deopdrachtgever, Jeroen Laven van Inspiring Cities. Hij was prettigen gemakkelijk in de omgang, gaf voldoende tijd en inhoudelijkebegeleiding en had vertrouwen, ook al was de uitkomst van hetproject vooraf onbekend. In de derde plaats was ook de begeleidendedocent echt betrokken; ook hij heeft overal aan meegedaan.

Welke organisatorische factoren droegen specifiekbij aan het succes van het project?

De structuur van het PI-project biedt veel vrijheid en dat kwamin dit project goed uit. Ook voor studenten die wat minder sterkzijn biedt een PI-project een goede werkstructuur. PI-projectenmogen namelijk ook ‘mislukken’, want zelfs dan leveren ze veelgoede praktijkervaring op. Met mislukken bedoel ik dat het nietzozeer gaat om het eindproduct, maar vooral om dat studentenervaren hoe het is om in opdracht van derden te werken. Ze lerenvooral over het proces van hoe zo’n opdracht van een beginvraagnaar een goed einde is te brengen.

Wat heb je zelf geleerd van dezeervaring?

Ik heb geleerd dat ik scherp moet zijn in de gesprekken met deopdrachtgever, dat ik om voldoende tijd van de opdrachtgever moetvragen en dat ik enige coulance moet kunnen opbrengen met destudenten, dat ik ze niet te snel een bepaalde (mijn) richting moetproberen in te laten slaan.

Waarom heb je specifiek dit project gekozen om overte vertellen?

Dat is eigenlijk ingegeven door de beginvraag van dit gesprek:het project dat ik beschrijf gaat echt over kenniscirculatie. Ikben nog niet zo lang lector, maar als ik het vergelijk met hetgeven van college, dan is in zo’n PI-project veel meer sprake vankenniscirculatie. Bovendien leverde het project mij ook veel meerplezier op.

Wat maakte nou precies het verschil, als je kijktnaar het succes van dit project en dat van andereprojecten?

Er was duidelijk sprake van een klik tussen alle betrokkenen. Destudenten, de docent, de opdrachtgever en ik lagen elkaar heelgoed. Dat is voor een deel dus toeval: je weet nooit vooraf of zo’nmatch echt zal optreden, want het is een aspect dat je van tevorenniet kunt bedenken of in een structuur kunt stoppen. Bovendienpaste de PI-structuur hier perfect.

Samenvattend zou je kunnen zeggen dat bij hetproject Jane Jacobs in Rotterdam eigenlijk de volgende factorenhebben bijgedragen aan het succes: de betrokkenheid van studenten,docent en opdrachtgever; de structuur van het PI-project die deverschillende betrokkenen voldoende vrijheid biedt om te’experimenteren’ en eventueel fouten te maken en de creatieve enuitdagende insteek van het project. Als je naar de toekomst kijkt,welke factoren zou je dan willen benutten om ook nieuwe projectensuccesvol te maken en de kenniscirculatie op gang tebrengen?

Voor het succes van een project en voor kenniscirculatie zijnverschillende factoren van belang. Ik zou in de eerste plaatszoeken naar een opdrachtgever die meedenkt in plaats van poneert.Ik zou opnieuw proberen de discussie los te maken door scherp teagenderen, scherp te formuleren. Ik zou erop willen toezien dat deresultaten van het project goed opgepakt worden, ook in de media.Die mediale vertaalslag is van groot belang. Ik zou Hint alsintranetsite van de Hogeschool Rotterdam nog beter willen gebruikenom successen, prijzen en best practices bekender te makenonder een grotere doelgroep, en ik vind dat er meer artikelengepubliceerd moeten worden.

Waarom vind je juist deze aspecten vanbelang?

Ik vind het van groot belang dat we de opgebouwde kennis serieusnemen en deze ook veel meer naar buiten brengen dan tot nu toegebruikelijk is bij opleidingen.

Wat zou je met die kenniscirculatie-activiteitenwillen bereiken?

Eigenlijk zou ik veel meer met de mens bezig willen zijn. Ik zoude menselijke kant in het ontwerpen en in de gebiedsontwikkelingmeer voorop willen stellen, in plaats van de gebruikelijketechnische, fysieke en economische aspecten. Ontwerpen gaat in deeerste plaats over bruikbaarheid en gebruiksvriendelijkheid.Gebruik en beleving moeten centraal staan. Daarom zou er veel meermensgericht onderzoek gedaan moeten worden in ontwerpprocessen.Maar belevingsonderzoek bestaat bijvoorbeeld nog nauwelijks, datstaat nog in de kinderschoenen.

Welk gevoel roept dit toekomstbeeld bij jeop?

Dat ik nog een lange weg te gaan heb!

Welke stappen zou je zetten om die lange weg af teleggen?

Ik zou een onderzoekslijn willen ontwikkelen die gericht is opbelevingsonderzoek. Ik zou daar docenten bij willen betrekken,omdat ik het belangrijk vind om samen te werken. De onderzoekslijnzou ook ondergebracht moeten worden in het curriculum van IBB. Totslot zou ik graag meer persoonlijk contact willen hebben metstudenten, om ze zelf te laten kiezen en te laten ervaren hoebelangrijk dat is.

Paulette Verbist is programmamanager Creatieve Economie bijde Dienst Concernstrategie en houdt zich onder meer bezig met deCreative Factory. Daarnaast is zij parttime portefeuillehouderWijkeconomie, horeca, kunst & cultuur en dienstverlening in dedeelgemeente Kralingen-Crooswijk, Rotterdam.

Dit artikel is verschenen in de Inspiratiebundel van deHogeschool Rotterdam. U kunt de Inspiratiebundel hier bestellen. De openbare lesvan Kees Machielse bestelt u hier.

Meer informatie

Over Jane Jacobs in een column van Paulette Verbistvoor Ruimtevolk onder de titel ‘De erfenis van tante Jane: Danyen Jane Jacobs bewijzen samen het nut van de creatievestad.’Over het gelijknamige boek dat lector Dany Jacobs overJane Jacobs schreef.

Over het Architectuur Film Festival Rotterdam op deblog.

Over Rotabs het Warenhuis voor de Toegepaste Kunstenin de oude brandweerkazerne op de Zaagmolenkade te Rotterdam.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK