Het heeft geen zin leraren meer geld te geven

Nieuws | de redactie
9 juni 2010 | Weg met de boodschappenlijstjes. Tijd voor ingrijpende keuzes in HO-kwantiteit en kwaliteit: variëteit en slimmer organiseren. In gesprek met ScienceGuide analyseert Kennisland-voorzitter Joeri van den Steenhoven de ontoereikende HO-strategie. Hoe komen hbo en wo uit de spiraal van steeds meer verwachtingen bij steeds minder geld?

“We zakken weg op alle internationale lijstjes, niet omdat wehet zo slecht doen. We doen het best redelijk. Maar andere landendoen het beter en halen ons links en rechts in.”

Hoe komt het dat andere landen ons inhalen op de internationaleHO-lijstjes? Komt dat enkel omdat die landen meer in onderwijsinvesteren of hebben ze een betere agenda?

“Beide. Ik wil niet te vaak op Finland wijzen, maar daarhebben ze de kwaliteit van de organisatie en dewerkomgeving in het onderwijs beter op orde, waardoor het daarleuker is om leraar te zijn. Het mooiste voorbeeld is eigenlijkZuid-Korea. Dat land is de afgelopen jaren echt omhoog geschoten op alle ranglijstjes, vanplaats twintig naar de top 3. Daar is flink geïnvesteerd in deopleiding, begeleiding en nascholing van leraren. Het interessanteis dat zowel de kwantiteit als de kwaliteit van het Koreaanse HO istoegenomen.

In Nederland wordt vaak geroepen dat daar een tegenstelling in zit,dat dat niet kan: meer studenten betekent minder kwaliteit. Dat isslechts waar als we op dezelfde manier blijven werken enorganiseren. Dan wordt de collegezaal steeds voller totdat die opeen gegeven moment uitpuilt.

Als de docent dan wat extra geld krijgt, maar die collegezaal zitnog steeds vol, dan stijgt de kwaliteit ook niet. Dat is wat we deafgelopen jaren hebben gezien. Het geld dat is geïnvesteerd heeftbij lange na niet altijd bijgedragen aan een betereonderwijskwaliteit.

Daarbij moet worden aangetekend dat per saldo het hoger onderwijser de afgelopen vijftien jaar financieel op achteruit is gegaan. Devraag is hoe die spiraal te doorbreken. Dan moeten we nadenken overhoe we het onderwijsproces beter kunnen organiseren. En als daarmeer geld voor nodig is, is het compleet gerechtvaardigd ominvesteringen te vragen.

Walter Dresscher van de Aob betoogde onlangs dat hetdebat moet gaan over slimmer worden, niet slimmer werken.

“Daar heeft hij ook helemaal gelijk in! Alleen ziet hij hetals twee verschillende dingen. Slimmer worden is het uiteindelijkedoel, dat is keihard nodig. Dat betekent meer mensen beteropleiden. Alweer die dubbele uitdaging: hogere kwantiteit énkwaliteit. Dat kun je niet bereiken zonder slimmer werken. Datbetekent niet heel veel harder werken, er wordt internationaalvergeleken al heel hard gewerkt in het Nederlandse onderwijs. Hetheeft geen zin leraren meer geld te geven en te zeggen ‘werk eenswat harder om de kwaliteit op te krikken’. Dat heeft geen effect.Dus moeten we aan de organisatie van het onderwijs werken.

Dit is precies wat zich de afgelopen twintig jaar in hetbedrijfsleven heeft afgespeeld. De productiviteit is daar flinkgestegen terwijl de kosten zijn gedaald. Door slimmer teorganiseren is er meer gehaald uit de aanwezige middelen. Nu zou ikheel graag zien dat het onderwijs meer middelen krijgt, maar alleenals dat effect heeft op het aantal mensen dat we opleiden én alsdat de kwaliteit van de opleiding ten goede komt.”

Die twee moeten dus tegelijkertijd verbeterd worden. Hoe?

“Het antwoord op deze vraag luidt: differentiatie. Het oudemodel waarbij we iedereen door dezelfde mal pompen kan niet meer.Je moet differentiëren in onderwijsvormen en -aanbod. We mogen nietlanger iedereen hetzelfde aanbieden.”

Maar dan zijn we toch op de goede weg? We hebben al associatedegrees en honours programs en dergelijke.

“Jazeker, en dat is ook heel erg knap. Zonder dat ze extramiddelen hebben gekregen zijn er binnen het hbo en wo een paarbelangrijke stappen gezet in de juiste richting. De UniversityColleges zijn bottom-up begonnen. Hans Adriaansens is er jarengeleden mee gestart. Nu hebben we er vier. Dat is heel goed, maarqua differentiatie is dat nog niet genoeg, dat moet verderdoorgezet worden. Dat moeten het hbo en wo ook zelf doen. En daarmoeten ze de middelen voor krijgen. Maar dat moet geen blancocheque zijn.

We moeten eerst weten wat ze ermee willen doen. Mijn stelling isdat het hoger onderwijs geen extra geld krijgt als ze datniet hard maken. Dat is ook de grote fout die de afgelopen vijftienjaar is gemaakt. Er is te vaak gezegd ‘wij hebben extra geld nodigen vertrouw er maar op dat wij het goed besteden’. Dat is geen goedverhaal. Het indienen van zulke boodschappenlijstjes komt zeker inde huidige tijd helemaal niet aan in Den Haag. Toch gebeurt het ookdeze verkiezingscampagne weer.

Overigens heb ik geen hoge verwachtingen dat er veel extra geldrichting het hoger onderwijs komt na de verkiezingen. Als er geldvrijkomt, zal dat vooral naar het funderend onderwijs gaan.

Daarom moeten we durven kijken hoe we het hoger onderwijs uit deklem kunnen bevrijden waar de overheid het al jaren in vastzet:meer vragen maar minder bieden. Bijvoorbeeld door op eenverantwoorde manier een grotere bijdrage te vragen van studenten,zeker in de masterfase. En als je dan serieus werk maakt vankwaliteitsverbetering, is er wellicht ook de bereidheid om daarvanuit de overheid extra aan bij te dragen.

Kennisland heeft de afgelopen tien jaar politiek het argumentonderbouwd dat het in ons aller belang is om te investeren in eenkenniseconomie. Overigens vaak zonder de steun van universiteitenen hogescholen. Ik ben daarom ook Kennisland begonnen: omdat ik zoverbaasd was dat de kennissector niet zelf een vurig pleidooi hieldvoor het belang van de opbouw van de Nederlandsekenniseconomie.

Door het in een bredere context te gieten kreeg het hoger onderwijsvanzelf een belangrijkere positie. Nu staat het hoog op deagenda’s. Niet alleen door ons, maar dus ook niet dankzij het hogeronderwijs. Willen ze nu de aandacht voor kennis verzilveren, en datmoet echt, dan moeten ze met een serieus plan komen hoe ze datwillen doen. En het is goed dat ook studenten daar om vragen. Iksnap dat studenten kritisch zijn. Het is terecht dat ze vragen:’als ik meer moet betalen, dan wil ik een betere opleiding. Hoegaan jullie dat doen?’ “

Heeft de Commissie Veerman hier al het goede voorbeeld gegevenaan het hbo en wo?

“Wat mij opviel is dat het hoger onderwijs de CommissieVeerman direct omarmde,omdat het rapport een beetje makkelijk zei dat er extra geld moestkomen. Maar de hoofdboodschap van de commissie was een hele andere,namelijk: de kwaliteit die het hoger onderwijs nu levert is onderde maat, en daar moeten jullie wat aan doen. Als je naar destatistieken op de laatste bladzijdes van het rapport kijkt…datis toch best ‘shocking’. Hier moet wel wat gebeuren. En dat kanniet zonder slimmer werken en slimmer organiseren.

Ik ben wel met Roel in ‘t Veld eens dat we niet ineens deaanbevelingen van Veerman integraal moeten overnemen. Er zittenechter wel veel interessante aanknopingspunten bij. Maar ookgevaren, zeker voor het hbo. Zeker als het gaat om profilering.Niet iedereen kan top zijn. Na differentiatie, profilering enstrengere selectie bestaat de kans dat grote hogescholen enormevergaarbakken worden. Daar moeten we voor oppassen.

De stap naar meer differentiatie en profilering zal niet in raptempo plaatsvinden, ben ik bang. Dat heeft ook met debekostigingssystematiek te maken. Als je een kleine, maar heelgoede universiteit met een duidelijk profiel wilt zijn, bijt jevolgens het huidige bekostigingsmodel in je eigen staart. Ook hierzullen we slimmer moeten organiseren met de incentives op de juisteplaats.”

Over wat voor incentives hebben we het dan? Welke keuzes moetengemaakt worden?

“Als het gaat om profilering kunnen we het best, wederom, naarde Finnen kijken. De overheid bepaalt niet waaruniversiteiten en hogescholen zich op moeten richten, dat bepalenze zelf. Je kunt wel stimuleren dat ze dat doen.

De Finnen wilden begin jaren ’90 profilering in onderzoekaanbrengen. Ze vroegen de universiteiten 10% van hun eigen budgetvoor onderzoek vrij te spelen, dus dat betekende keihardbezuinigen. Het bedrag dat hiermee vrijkwam moesten danbesteden aan twee of drie gebieden waar de universiteit vanuit haarhistorie een band mee had, waar ze tot de top behoorden of dachtente kunnen behoren. En meteen ook een terrein waar de omgeving,de regio en het bedrijfsleven ook iets mee had.

Vervolgens zei de overheid tegen de universiteiten:’als jullie dieonderzoeksgebieden hebben verkozen, verdubbelen wij het bedrag datjullie hebben vrijgemaakt’. Als de Commissie Veerman zegt dat zijmeer profilering wil, dan is dit een goede manier om daar naar toete werken.

De volgende kabinetsperiode moeten alle partijen hiermee aan deslag en zullen ze grote stappen moeten maken. Met deKennisinvesteringsagenda is al meer gezamenlijk opgetrokken.Prachtig, maar als land hebben we nog steeds te weinig vooruitganggeboekt. In 2003 kwam de eerste Kenniseconomie Monitor uit, met alstitel ‘Tijd om te kiezen’. Het is nu zeven jaar later, maar wehebben nog steeds niet gekozen.

Wat mij opviel aan het laatste rapport van het Innovatieplatformwas de hoge mate van overeenkomst met die eerste monitor uit 2003.En ondertussen zakken we langzaam weg. Dat zal alleen nog maarharder gaan als we geen keuzes durven te maken. Ik hoop dat dekennissector daarbij nu zelf het voortouw neemt.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK