Iedereen in de bouw weet wie een rechte deur kan hangen en wie niet

Nieuws | de redactie
9 juni 2010 | Elco Brinkman, voorzitter van Bouwend Nederland, kijkt sympathiek-kritisch naar de manier, toon en inhoud waarmee hoger onderwijs en onderzoek de rest van Nederland proberen te overtuigen van hun goede bedoelingen. “Een burger met een vmbo of mbo achtergrond –en dat is een grote meerderheid van mensen- vindt iemand vanuit het HO of R&D niet zo gauw zielig.”

Bijna een vechthouding

De kennissector is, hoe je het ook wilt definieren, deplek waar de meritocratie zich verenigt. In ons soort samenlevingzou die sterk moeten zijn. Toch merk ik hoeveel vernieuwers,innoverende mensen en mensen uit het hoger onderwijs frustratieuitstralen, omdat zij het idee hebben dat die samenleving hun goedebedoelingen niet verstaat of niet begrijpt als goede bedoeling.Meritocratie, van je talenten iets maken en daar waardering voorkrijgen ongeacht je herkomst, dat wordt maar al te vaak als ‘elite’weggezet, klagen zij.

Dat leidt soms tot een ‘bijna vechthouding’ tegenover andere trendsin de maatschappij. Trends die zich volks etaleren. Men zet zichdaar tegen af, verongelijkt soms en dat heeft geen gunstig effect,vrees ik. Het is geen uitzondering dat de voorbereiding van het WKvoetbal in 2018 eerder gelijk krijgt met een lobby voor fiscalevrijstelling dan dat er een innovatiebox van 0% komt, om het watgekscherend te zeggen.

De pleidooien van de kennissector zijn meestal zeer onderbouwd enterecht geformuleerd, maar de vraag is of je daarmee de kloof metanderen die ook hun betogen hebben overbrugt. En dat is nog mindereenvoudig in een tijdsgewricht waarin volk en politiek ookelectoraal nogal vlottend zijn geworden. Dit vraagstuk gaat voor het hoger onderwijs en onderzoek echt over meer dan over eenbetere marketing van je hogeschool en universiteit, dan eenpakkender one liner of andere vormkwesties.

Steeds dezelfde

Een voorbeeld. Een burger moet een vmbo of mbo achtergrond-en dat is een grote meerderheid van mensen- vindt iemand vanuithet HO of R&D niet zo gauw zielig. Ook leven bij veel van dieburgers andere gevoelens over de opkomst van India of de komst vanPolen naar onze economie dan de geboeidheid daarmee die bij hogeropgeleiden usance is. Dan is het dus goed naar je eigenkernboodschap te kijken en je af te vragen ‘hoeveel zelfreflectiezit daar nog in?’

Blijft die kernboodschap bovendien niet te veel hangen in de vastepatronen, ook van zijn expressie? Zou je met een stuk in de NRC ofVolkskrant en met dat paar steeds dezelfde columnisten in dezelfdemedia niet om jezelf heen blijven ronddraaien? Zo’n kennisdebat vanjullie met MTV is dan wel wat anders, dat zet een paar luikenopen.

Nog zo’n voorbeeld. De samenleving van nu vraagt om transparantie:wat maak je waar van je maatschappelijke opdracht? Zeker als je datdoen moet met publiek geld. Het versterken van je governance is danuitstekend, maar dat houdt meer in dan meer protocollen voor devalidering en accreditaties. Steun bij anderen in de maatschappijen transparantie van je prestaties vergen meer dan dat, dan formeleroutes. Ga als kennissector nu eens eerst bij jezelf na wat jedaarvoor ook bij anderen zou verlangen en handel daar dan na.

Onderdompelen in de zuurdesem

Toch puzzelt het bij mij dat we na een serie goedeinvalshoeken te hebben gebruikt – rond onderwijs, rond onderzoek,innovatie, rond kwaliteit – het betoog voor kennis toch niet echtvoor het voetlicht krijgen in ons land. Ook niet nu de verhoudingenin de wereld dwingen tot een tandje meer. Je zou geneigd zijn tedenken: ‘dit land wil gewoon niet meer zo erg, vindt top een beetjeeng’. Het doe maar gewoon dan doe je al gek genoeg syndroom. Maardat is dus echt geen serieus betoog!

Het beste bewijs zijn de studenten zelf. Ruim 45%, bijna 50% gaatnaar het hoger onderwijs door tegenwoordig. En wat willen zij? Meeruitgedaagd worden. In een hightech omgeving leven ze allemaal allang, dat verschil met de rest kun je niet wegpoetsen ofegaliseren. Ze reizen overal,vinden overal wat ze willen, ookvirtueel met social media zonder grenzen. Ze willen zich in diezuurdesem van onze discussies  echt niet meer latenonderdompelen. Institutioneel Nederland wordtin een enorm tempoingehaald door deze werkelijkheid. Men kan maar beteroppassen.

In plaats daarvan lijken velen daar bang van, bang ook voor ‘demassa’ die niet veel zou begrijpen van de ambitie om bij de top 5en dergelijke te horen. En dat terwijl die jongeren en velen in diemassa heel excellentie-gevoelig zijn. Maar sluit je je daarvoor af,dan is dat fnuikend voorde acceptatie van je betoog alskennissector. Bovendien gaan de goeie mensen dan zeggen: ‘hier zijndus weinig kansen voor mij’ en juist zij kunnen en zullen danelders in de wereld hun geluk zoeken. Er dreigt zo aan twee kantentegelijk kwaliteitserosie.

Fatima en Jan

Er is dus alle reden je wel aan te sluiten bij diegevoeligheid voor excellentie die in brede kring leeft. Tomtom ofApple heeft daar geen moeite mee, als het gaat om technologie….. Demensen die de sets van Andre Rieu opzetten en afbreken die hebbenook het gevoel dat zij bij een excellente omgeving horen en datleeft veel breder, ook in de hightech, de creatieve industrie. Eris ook een onderschatting hoeveel Nederlanders de facto dagelijksverbonden zijn met het buitenland, in hun werk, hun organisaties,hun bedrijf, hun familieleven.

Dat vinden we blijkbaar heel gewoon en toch leggen we daar geenverbinding mee. Net als met het studiesucces: dat de Fatima’s deJannen in de hogescholen al aan het inhalen zijn bij hetstudierendement is veelzeggend, nu al, binnen de tweede en derdegeneratie in onze samenleving. Tegelijk zitten we vast in eenintegratie-discours dat de gordijnen liefst stevig dicht wil doen.Zulke successen van Fatima zijn ontregelend, lijkt het wel.

Kennisgedreven omgevingen moeten veel meer dat soort verbindingenleggen en het multipliereffect op de werkgelegenheid enperspectieven van veel meer mensen scherper zichtbaar maken. Ditvergt ook een duidelijker concentratie van je inspanningen, en dusminder nadruk op ‘overal een beetje meer’ bij de investeringen inkennis.

Dat speelt net zo goed bij ons in de bouw. Wij kunnen in onzeopleidingen van nu ook niet overal alles heel goed. Dieper het vakin, in plaats van breder zou ik willen zeggen. En vervolgens beterleren samenwerken zonder de pretentie te hebben alles zelf tekunnen en te kennen. Praten moet een ieder overal en altijd kunnen,maar excelleren in het doen van je vak is het enige dat echtonderscheidend is.

Ook wij moeten profileren en concentreren daarbij. Je zult devoorlopers in mbo en hbo op ons terrein sneller en sterker erbijmoeten betrekken, bijvoorbeeld. Daarom zullen we hier selectievermoeten worden, want alles identiek bedienen is niet mogelijk en ookniet zinvol. Dat geldt ook voorde keuze van de faciliteiten enfinanciering van verschillende profielen. De KIA biedt hier eengoede analyse om die keuzes scherp te houden.

Veerman contra de afdeling gemakzucht

Deze denklijn is inderdaad te zien als een pendant van hetrapport-Veerman. Laten we er nou echt op koersen dat Amsterdamanders is dan Wageningen en dat ‘medisch’ in Rotterdam anders isdan ‘medisch’ in Leiden. We zien dit nu al bij ‘Building Brains’ inEindhoven. Daar doen verschillende kennispartijen in mee, van deTUe tot en met TNO, in het kader van multidisciplinair onderzoekrond het bouwen in de toekomst. Zouden nu de TU Delft of de UTwentezoiets gaan kopieren, dan moeten we tegen elkaar zeggen: ‘nietdoen!’ Accepteer dat de besten in het ene veld ergens zittenen daar de attractie van de kwaliteit bij elkaar brengen en dat debesten in een ander veld elders actief zijn.

De klassieke HO-instellingen zullen zich hier voor open moetenstellen, want de objectivering van zulke differentiatie bij dekwaliteit en dus ook van de selectie van profielen en mensendaarbij is dan nodig en wenselijk. Middelmatigheid wordt namelijkweleens de voorkeur gegeven, omdat zo’n objectivering vankwaliteiten en hun onderscheid als pijnlijk wordt ervaren. Tegelijkweet iedereen in de bouw wie een rechte deur kan hangen en wieniet. Dat is voor het hoger onderwijs en onderzoek ook niet zo gekdus.

Jongeren zoeken trouwens toch zelf de plekken wel waar ze hunkennis en kansen vinden, die grotere uitdaging. Dan kun je maarbeter scherp aangeven wat goed is en welke eisen daaraan gesteldworden. Selecteren en corrigeren mag dus want niet alles is goed,laat staan uitmuntend. Dat is ook aantrekkelijker dan je te richtenop de afdeling gemakzucht voor het ‘shoppen’ van studiepunten. Met’het is wel goed zo’ bieden we onvoldoende perspectief en hoop, ookal in de wetenschap dat de excellenties in verschillendedisciplines uiteindelijk toch ook verderop in de maatschappij voorheel veel werk moeten zorgen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK