Hoe de Bijbel echt geschreven werd

Onderzoek geeft inkijk in het ontstaan van de Bijbel

Analyse | door Karel van der Toorn
14 juli 2010 | De kerk gelooft in de Bijbel als geopenbaard boek, maar hoe is de Bijbel feitelijk ontstaan? Het was niet zo dat een profeet aan een schrijftafel ging zitten en met een ganzenveer begon aan 'De Bijbel, bladzijde 1'. UvA-voorzitter en godsdienstwetenschapper Karel van der Toorn onthult in zijn nieuwste boek hoe dan wel.

“Onder vakgenoten wordt de bijbel benaderd als literatuur. We kijken toch vaak naar de bijbel alsof het gaat om literatuur zoals we die kennen uit de romantische periode. In die literatuur heeft de auteur een heel belangrijke rol, auteursrecht is heel belangrijk, het boek wordt gereproduceerd, er is een markt voor. Bij de Bijbel is dat zo compleet anders geweest! Heel deze zoektocht ben ik begonnen met een paradoxale constatering: wij kennen het Joodse volk als ‘het volk van het boek’. Dat boek is onze toegangsweg tot dat volk, terwijl je het hebt over een orale cultuur. Mensen die konden lezen vormden maar een heel beperkt deel van de bevolking.

Word abonnee!

Alleen met uw bijdrage kan ScienceGuide bestaan. Word abonnee voor slechts €85 per jaar (incl. 9% BTW), ontvang 50 keer per jaar de nieuwsbrief en draag bij aan een onafhankelijk platform voor het hoger onderwijs.

Als je je vervolgens gaat afvragen hoe ‘literatuur’ werkt in die tijd, dan stuit je op heel materiële dingen. Je moet dan rekening houden met vragen als: wat is het materiaal waarop wordt geschreven, hoe wordt dat verspreid, waarom zou je iets schrijven? Als het grootste deel van de bevolking ongeletterd is en er geen commerciële markt is voor boeken, dan hoef je het daar dus al niet voor te doen. Dan moet er iets anders zijn. Maar wat was dat dan?”

Auteursrecht bestond nog niet

In de meeste Bijbelboeken wordt wel een auteur genoemd. Aan Mozes worden de eerste vijf boeken van de bijbel toegeschreven. Koning Salomo wordt opgevoerd als auteur van het boek Prediker. In de bijbelwetenschappen is algemeen bekend dat zulke aanduidingen niet betrouwbaar zijn, in de zin van een authentiek ‘historisch feit’. De Troonrede wordt ook niet door Beatrix zelf geschreven, toch geeft de verbinding met haar de speech zijn gezag. Auteurschap was zeker in vroeger tijden vooral een label van autoriteit. Door het boek Prediker aan koning Salomo toe te schrijven, werd het gezag ervan verhoogd.

Op zoek naar de ‘echte auteurs’ van de boeken in de Bijbel, vestigt Van der Toorn de aandacht op motieven om te schrijven. “Allereerst was er het schrijven als geheugensteun, dat was administratief erg belangrijk. Dat geldt ook voor wetsteksten. Ten tweede heb je schrift nodig om een tekst van a naar b te krijgen.” Schrijven was een middel om eigendom vast te leggen, maar hielp koningen ook om de communicatie met onderdanen veel efficiënter te maken.

Hoe schrift gezag kreeg

Toch denkt Van der Toorn niet dat de Bijbel door medewerkers van het hof van de koningen in Jeruzalem is geschreven. De Bijbel, zo stelt hij, is geschreven door groepen schrijvers die daar gedurende meerdere generaties aan werkten. Die schrijvers waren vooral aan de tempel verbonden. De Tempel in Jeruzalem was typisch de plek waar deze Bijbelboeken werden gebruikt voor de opleiding van priesters en debat, maar ook waar de moederafschriften van deze Bijbelboeken bewaard werden in een bibliotheekje.

Als die moederafschriften na een jaar of 40 vanwege slijtage vervangen moesten worden, debatteerden de schrijvers over verbeteringen of aanvullingen die in de nieuwe schriftrol aangebracht zouden moeten worden. In zijn boek reconstrueert Van der Toorn bijvoorbeeld dat het Bijbelboek Deuteronomium – met een belangrijke reeks wetgevingsteksten voor het Joodse geloof en leven – op die manier in vier achtereenvolgende ronden is ontstaan in zijn huidige vorm.

Naarmate de tijd voortschrijdt, groeit de verzameling van heilige overleveringen. Op een gegeven moment moet er gekozen worden uit concurrerende tradities. “Voor de ballingschap van het Joodse volk in Babylon – toen Jeruzalem belegerd en veroverd werd en het volk afgevoerd naar Mesopotamië – wordt ten tijde van koning Josia, in het boek 2 Koningen, hoofdstuk 22 en 23, gezegd dat er een wet is gevonden in de tempel. En die zegt dat er maar één tempel mag zijn. Dit laat zien dat er twee tradities waren. Volgens de mondelinge overlevering was er ruimte voor meerdere tempels, maar de geschreven tekst zegt dat er maar ruimte is voor één tempel.”

“Op grond daarvan schuift de koning de mondelinge traditie opzij. In het begin heeft de mondelinge traditie het meeste gezag, maar vanaf het moment dat die is opgeschreven, wordt de schriftelijke overlevering steeds belangrijker. Die schriftelijke overlevering krijgt daarna een status die groter is dan die mondelinge overlevering, waardoor de schriftgeleerdheid belangrijker wordt. “Bij de keuze tussen tradities was dus ook sprake van een ‘wereldlijke’ machtsstrijd. De overlevering dat Yahweh één is en dus maar één tempel wil, is bijvoorbeeld wel heel erg in het belang van de koning van Jeruzalem.” Ook heeft de schriftelijke vastlegging van de canon de positie van de schriftgeleerden behoorlijk versterkt.

Profetische kritiek op de bijbel

Maar hoe zat het dan met de profeten? Hoe is het te verklaren dat schrijvers binnen de tempel hun orakels op schrift stelden en bewaarden, terwijl de profeten vaak heel kritisch waren over tempel en hof? Van der Toorn constateert allereerst dat er onder de koningen behoefte was om te weten wat er over hen gezegd werd, ook als het ging om opruiende taal. Dat was een van de motieven om profetieën vast te leggen.

Toch verklaart dat nog niet dat profetieën zo’n belangrijk deel zijn geworden van de Hebreeuwse traditie en het geloof van de kerken in de Bijbel. Hoe is dat gelopen? “We hebben hier te maken met een cultuur, ook politiek, waarin geen legitieme oppositie is. Er is wel tegengeluid, maar dat kan alleen worden verkondigd als daar een gezag aan zit dat boven het menselijke uitstijgt. Het is onverstandig als de koning een orakel negeert. Daarom worden die ook geboekstaafd, want het is belangrijk dat een koning daarvan op de hoogte is.”

Overigens treffen we in de bijbel een perspectief aan waarin teruggekeken wordt op het koningschap. Het koningschap in Israël is in de 6e eeuw voor Christus namelijk voorbij, het drama van de overheersing door Babylon is uitgelopen in een massale ballingschap. “In de Hebreeuwse bijbel treffen we daarom een heel kritisch perspectief aan op het koningschap. Niet dat het koningschap helemaal heeft afgedaan – met de messiaanse verwachting is er nog hoop dat de glorietijd van David weer terug zal keren. Maar de enige profeten die het bij het rechte eind hebben gehad, zijn de profeten die kritisch zijn geweest. Gunstige profetieën zijn weggefilterd.”

Het einde van de canon

Op een gegeven moment is de canon afgesloten. Hoe gebeurde dat? Lang werd aangenomen dat Joodse rabbijnen de canon van de Hebreeuwse Bijbel afsloten tijdens een soort van een ‘concilie’  in het stadje Jamnia, ongeveer in het jaar 100 voor Christus.

Van der Toorn wijst er echter op dat vakgenoten inmiddels de conclusie hebben getrokken dat dit concilie een verzinsel is van christenen. Wel ziet hij twee motieven waarom de canon destijds afgesloten werd. Het eerste is de openbaarmaking van de Torah, de vijf eerste Bijbelboeken, als wet van het land. Deze werd gezien als gegeven door God, gelegitimeerd door de koningen opgelegd door de profeten Ezra en Nehemia. Dat had een duidelijk politiek motief.

Het tweede motief is de leer van het profetische tijdperk, die twee eeuwen later werd afgekondigd. Daarmee werden mensen die daarna nog zeiden door God geïnspireerd te zijn, de mond gesnoerd. De canon was immers afgesloten. De echte profeten stonden in de profetische boeken en alleen de schriftgeleerden wisten hoe je die moest interpreteren.

“Voordat je ‘een bijbel’ hebt, moet ook het idee bestaan dat de tijd van de openbaring is afgesloten. Dat zie je zo rond 300 voor Christus in de Hellenistische periode – na de verovering door Alexander de Grote en zijn opvolgers – dat de gedachte dat God zich te kennen heeft gegeven is afgesloten met de ballingschap. Dat is ook het criterium dat wordt gebruikt om vast te stellen of een boek geïnspireerd is of alleen maar menselijk. Daniël wordt als goddelijk boek gezien, omdat men in die tijd – ten onrechte – dacht dat het uit de tijd van de ballingschap kwam.”

Karel van der Toorn, Wie schreef de Bijbel? De ontstaansgeschiedenis van het Oude Testament.

Karel van der Toorn :  Voorzitter CvB Universiteit van Amsterdam

Voorzitter CvB Universiteit van Amsterdam


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK