Tijd voor de BV Kunst

Nieuws | de redactie
6 juli 2010 | “Het is wel een aardig moment om weg te gaan: met het rapport-Dijkgraaf, het sectorplan kunst voor de boeg, meer profilering. Saai heeft mijn opvolger het niet,” lacht Willem Hillenius. De ArtEZ-voorzitter maakte in ruim 25 jaar alles mee in hoger onderwijs en kunstenland en bleef scherp, fris en de bouwer van een van de succesvolste hogescholen van Nederland, de alma mater van Victor en Rolf bijvoorbeeld. Hillenius blikt terug en vooruit met ScienceGuide. “Het is gewoon tijd voor de BV Kunstonderwijs Nederland.”

Boven het maaiveld

Op zijn kamer in Gerrit Rietvelds monumentale glaspaleisin Arnhem staat in de vensterbank een ingelijst knipsel uit eenadvertentie. ‘Waar Willem werkte, kunt u ondernemen.’ Weinigcollegevoorzitters hebben zo´n vensterbank of zitten in een pand,op een plek, met zo’n uitzicht. Hillenius kijkt uit over de Rijn,die er uit het hart van Europa naar de wereldzeeën meandert.

Het architectonische monument op die plaats bleek ook een nadeel.Hillenius mocht het bouwwerk niet van nieuwe zijvleugels ofbijgebouwen voorzien. Zowel dat feit als zijn oplossing blekentypisch Nederlands: eigenwijs, pragmatisch en esthetisch. Denieuwbouw kwam in een gewaagde sleuf in de grond naast Rietveldsbouwwerk. Boven het maaiveld zag je niks.

Artez maaiveld

Willem Hillenius wilde eerst helemaal niet komen werken inhet hbo, begin jaren tachtig. Hij had het bij de omroep erg naar dezin. “Ik was hoofd televisievormgeving bij de NOS. Daarvoor had ikeen grote studio met heel veel ontwerpers in dienst die mooiedingen deden. Dat was echt een leuke baan, hoor! Maar goed, zebenaderden me en toen ik me erin verdiepte, hoorde ik dat de zaakvast zat. De klad zat in het proces van bewegingen om in hetArnhemse tot een goed aanbod van kunstopleidingen te komen.

Er was een reeks kleine opleidingen, los van elkaar, inclusief eengemeentelijk conservatorium en dansacademie. Allemaal heelgevoelig, want de wethouder had natuurlijk niet veel zin om zo’nbelangrijk deel van zijn  openbaar onderwijs over te dragen.Tegelijk moesten ze wel tempo maken, want de STC-operatie vanminister Deetman, de schaalvergroting van het HBO van 450 naar nuzo’n 40 instellingen, was in volle gang. Ik dacht dat ik dit welvlot kon krijgen, in elk geval had je als bestuurder hier wel watte doen, was mijn indruk.”

In 1984 kwam Hillenius aan de bak en twee jaar later was de nieuweconcentratie in een Hogeschool voor Kunsten een feit. “Toen ik kwamhebben we als academie voor beeldende kunsten  na een jaarnotabene twee theateropleidingen ‘onderdak verschaft’…… Ze wildenzelf graag hoor! Die kwamen uit de Theaterschool in Amsterdam, eendocentdramaopleiding en de acteursopleiding. Ook de Academie van Bouwkunst haakte aan. . Zo ontstond een cluster vankunstonderwijs met een breed aanbod. Dat zette druk op de omgeving,ook op de gemeente, omdat  duidelijk werd  dat er eenechte kunsthogeschool zou komen. De gemeente kwam toenlangszij.”

De inzet van de multi´s

Als lid van de commissie Noorman hielp Hillenius in diefase de invulling van hbo-kwaliteit in de kunstsector vormgeven.”Die club lijkt wat vergeten, ten onrechte. Wij wilden toe naar 6tot 8 centra voor kunstonderwijs met eigen profielen en draagvlakin de kunstpraktijk. Dat zit niet zo ver van Dijkgraaf, denk ik nu.Zulke profielen en centra zouden de kwaliteit versterken, dachtenwe toen al.”

Maar de realiteit had ‘Noorman’ ingehaald. Er waren inverschillende grote regionale hogescholen kunstopleidingenopgenomen. “Dat maakt de sector vandaag wel bestuurlijk complex,ook als het inhoudelijk op zichzelf prima blijkt te kunnen. Wantwees nou eerlijk: die ‘multi’s’ zijn wel echt trots op hunkunstopleidingen. Ze hebben daar vaak ook veel voor over en in deHBO-raad nemen ze het graag op voor het KUO.”

Bovendien heeft ‘Noorman’ de dreigende versnippering van de sectorkunst helpen voorkomen, meent Hillenius. “De kunst disciplines zijnsindsdien veel meer gaan samenwerken, binnen hogescholen en ooklandelijk. . Er is nu aanzienlijk meer samenhang dan in hetverleden ooit het geval was. De verhalen over de huidige situatiemoet je flink relativeren als je naar de feiten kijkt. Dat moet jeook met verhalen over fusies in het hbo, trouwens. Die worden welerg makkelijk weggezet tegenwoordig. Realistisch kun je dat nietnoemen. Doen alsof alle kwaad in de wereld van het onderwijs deschuld is van fusies. Toe nou. Stel je voor dat we nu nog met meerdan 500 hogeschooltjes mensen moesten opleiden, of dat elkegemeente zijn eigen conservatorium beheerde…… Dat kan hoor, maarhou dan verder op na te denken over kwaliteit of focus bij selectievan talent.”

Het beste is nooit goed genoeg

Hillenius vindt zulk realisme noodzakelijk voor wie pleitvoor profilering en selectiviteit van topkwaliteit in het hogeronderwijs van vandaag. En dat geldt ook voor zijn eigen hogeschoolArtEZ. “De situatie uit het verleden waarbij in Oost Nederlandbinnen een straal van 60 kilometer drie academies voor beeldendekunsten en drie conservatoria bestonden was onhoudbaar enuiteindelijk ook slecht voor de kwaliteit. Met het ontstaan vanArtEZ kan de deskundigheid van docenten en het talent van studentenworden gebundeld. Dat betekent meer diepgang, meer kritische massaen dus meer kwaliteit. De cruciale  rol van dekunstopleidingen voor de infrastructuur in  Oost Nederland kondankzij de fusie echt overeind worden  gehouden. Dat is vanbelang omdat ‘in de provincie’die infrastructuur veel ijler is danin de Randstad.”

Kwaliteit is gediend met selectiviteit. En die selectiviteitvraagt op zijn beurt om een heldere profilering van opleidingen,zegt Hillenius. “Zo ontstaat een samenhangend, gevarieerd en zichduidelijk van elkaar onderscheidend aanbod van kunstopleidingen.Daarmee help je getalenteerde studenten de opleiding te kiezen diehet beste bij ze past. Dat is winst, niet alleen voor de studentmaar ook voor het onderwijs. Want laten we eerlijk zijn, we kunnenons gewoon niet veroorloven alles te versnipperen, zoveel talent enzoveel uitstekende docenten zijn er gewoon niet.”

In het kunstonderwijs is volgens Hillenius het beste nu eenmaalnooit goed genoeg. “Het moet altijd beter. Het gaat er in onzeopleidingen steeds om op je tenen te leren staan. Niet even, maarpermanent. Anders kun je wel ophouden. Studenten vergen hetuiterste van zichzelf en dan nog net een beetje meer. Het gaat tever, ik weet het, en toch doe je het. Het KUO staat in diegedrevenheid en prestatiedrang lijnrecht tegenover dezesjescultuur. Het zit erg mooi in het rapport Dijkgraaf, dat hetals eerste kernpunt voor de toekomst ‘ambitie’ definieert. Precies!Dat is de sleutel.”

Die ambitie is “het perpetuum mobile van  het kunstonderwijs”zegt Hillenius. “Ik hoef toch nooit aan een student te vragen ‘watdoe jij hier eigenlijk?’ Hun motivatie staat nooit ter discussie.Die komt volstrekt uit henzelf. Daarom blijft het ook leuk om zo’nhogeschool te leiden, bij alle gedoe. Zo’n hogeschool met heel veelvan die studenten die veel minder gemotiveerd zijn, ik zou dat nietkunnen….…” De collega’s in het hbo die daar wel aan moeten trekkenbenijdt hij daarom niet, zegt hij. “Over het algemeen zijn datprima mensen, die van zo’n instelling iets willen maken. Ergebeuren ook veel goeie dingen. Maar ik zou dat niet kunnen, datgeef ik grif toe.”

Een aardige springplank

Willem Hillenius

Na 25 jaar ervaring in het kunstonderwijs, in het HO enhbo in den brede is Hillenius niet blasé, maar lovend voor hettoekomstadvies van Robbert Dijkgraaf en de zijnen voor dekunstopleidingen. “Bijvoorbeeld wat daarin staat over dedocentenopleidingen. Erg goed wat Dijkgraaf daar agendeert en daterkent men ook in den brede binnen de sector. Daar moeten we dussamen ook iets mee gaan doen, zou ik zeggen. Pak die dingen waar jehet met elkaar over eens bent in elk geval direct op, nietwaar?”

De  culturele vorming in heel het onderwijs en in hetverlengde daarvan de vooropleidingen voor het KUO staan daarmee nuweer op de agenda. Hillenius wijst  op de “schakelfunctie” vanhet hbo, en het KUO daarbinnen, in de ketenvooropleiding/voortgezet onderwijs/hogeschool/praktijk. “Deverbindingen naar beide kanten moet je helder onderscheiden. Dieanalyse van Dijkgraaf is terecht. Ook hier zullen we de samenhang binnen het kunstonderwijs moeten vergroten.”

Maar “de kern van Dijkgraaf” noemt hij – bewust uitdagend – dat”het tijd is voor de BV Kunstonderwijs Nederland.” Of te wel, ééngeheel van op elkaar afgestemde, onderling geprofileerdeopleidingen die zich wereldwijd gezamenlijk presenteren.Oud-UU-voorzitter Jan Veldhuis wilde zoiets al eens -pre Veerman-voor het WO: de Universitas Neerlandica, naar hetmodel van de University of California.

Die analogie wijst Hillenius gauw grijnzend weg, maar toch… “Dekern van ‘Dijkgraaf’ zul je in één beweging met elkaar moetenoppakken en uitvoeren. Want het is niet genoeg als elke hogeschoolhaar profiel formuleert, zonder dat de samenhang van die profielenvoor het geheel van het kunstonderwijs uitgewerkt wordt.

We zullen ook de ambities en zwaartepunten van het geheel,internationaal kijkend, moeten durven formuleren met elkaar. Endaaruit conclusies trekken. Dat is geen eenvoudige opgave…… Neezeg, we zijn daar in het KUO ook niet sterk in, geef ik toe. Maarik ben vol goede moed!” Reden voor dat optimisme is de gedachte vande commissie Dijkgraaf om de aanpak van het kunstonderwijs als’springplank’ voor de uitvoering van het rapport-Veerman tebenutten. “Die gedachte vind ik zo aardig. Je merkt dat daar inbrede kring verrast-positief op gereageerd wordt. Ook op OCWtrouwens, merk ik.”

Bachelors inleveren voor masters?

Hillenius ziet veel mogelijkheden voor zo’n sprongvoorwaarts met behulp van die plank. Dat kan lukken als het KUO bijzijn concrete profilering over de eigen schaduw heen mag springen.Zo zou de ingesleten invulling van de bachelor en master opleidingjuist vanwege de scherpere profilering vernieuwd moeten én kunnenworden.

“De masters moeten we gaan benutten als een speciale uiting vanwat ons profiel is als instelling. Daar komen de mensen terecht dieecht tot de top kunnen gaan behoren. Met begeleiding vantopdocenten, inbreng van lectoraten en betrokkenheid  van dekunstpraktijk. In ieder geval zijn zij in veel gevallen hetinternationale visitekaartje van het kunstonderwijs. Waarmeeoverigens niet is gezegd dat masteropleidingen het enige middelzijn om je als instelling te profileren! Dat kan ook met eenfantastisch aanbod van vooropleidingen, om maar eens iets tenoemen.”

“De bacheloropleidingen zijn in de loop van de tijd  meer enmeer  versnipperd over specialismen, voor een deel omdat hethbo geen inhoudelijk brede ‘range’ van masters kon krijgen van OCW.Nu zien we hoe onverstandig dat is. Dijkgraaf bepleit dan ook hetaanbieden van meer bredere bachelors. . Ook voor de educatievefuncties en de creative industry banen. De masteropleiding is erdan voor de doorstroom van uitzonderlijk talent, passend bij hetprofiel  waar je als hogeschool voor hebt gekozen en ook echtgoed in bent.”

De bestaande verdeling en capaciteiten van opleidingen passen nietaltijd bij deze visie. Hillenius zit daar niet echt mee, zegt hij.”Ik ben best bereid 100 plaatsen in bacheloraanbod als het ware inte leveren, om 10 nieuwe, geprofileerde masterplekken op te kunnenbouwen. Als dat de oplossing is bij mijn hogeschool of bij eencollega, om zulke ‘Ba’ en ‘Ma’ plaatsen ‘uit te ruilen’, dan moetenwe dat vooral doen. Het gaat om de ambitie en de inhoud die je wiltrealiseren. Dat moet je samen en concreet doen binnen de ruimte dieer reëel voor bestaat.”

Niet giftig uit ongeduld

De nieuwste trends in de kunstsector en de creatieveindustrie vragen hier ook om. “Die wachten echt niet op wat wijsamen allemaal procedureel of bestuurlijk ingewikkeld gaan zittenmaken,” lacht Hillenius. Zo is  ArtEZ  onlangs gestartmet een masteropleiding Muziekprogrammering. “Het vinden van degoede match tussen kunst en het publiek van vandaag en morgen wordtsteeds belangrijker. Publiek is anders, de technologie om mensen tebereiken is anders, de rol van musici is anders. We  hebben deze opleiding als LLL, als concurrencymodel voor mensen dieal in dit vak werken opgezet. Dat bouwt tegelijk voort op detraditie elders, in dit geval bij de bouwkunst. Daar is decombinatie van werken en studeren al veel langer de gewoonste zaakvan de wereld. De kunsten kunnen zo nog veel vaker echt inspirerendzijn voor elkaar.”

Kunstenaars zijn in 2010  ook geen smalopgeleideambachtslieden meer, benadrukt Hillenius. “Een product ofvoorstelling komt inmiddels bijna altijd tot stand in directesamenwerking met andere disciplines. Niemand kan zich meerpermitteren zich op te sluiten in zijn eigen vakgebied. Samenkunnen werken met ‘de buren’ is nu een must.  Veelafgestudeerden uit het kunstonderwijs hebben overigens eenzogenaamde ‘brede, gemengde beroepspraktijk’, opleidingen zettendaar ook op in. Natuurlijk zijn er nog musici  die zichvolledig richten op bijvoorbeeld het klassieke repertoire, maar hetmerendeel van de muzikanten speelt in verschillende vaak zelfopgerichte ensembles met zeer uiteenlopend genres en een eigenpubliek, geven daarnaast les, doen aan begeleiding en zo meer.. Zeverbreden bij voortduring hun eigen inzetbaarheid zelf.”

Dat laat ook de nieuwste loot aan de kunststam zien, CreativeWriting. Internationaal is dit een erkende, kunstopleiding.”Maar bij ons stuiten we dan op Hollandse grenzen. Ook als deuniversiteit en het werkveld volop mee doen. Geen eigen opleidingdus voor schrijvers, dat moffelen we een beetje weg  onder devlag van een theaterspecialisme. Alsof in de wereld alleencreatief met tekst en literaire productie omgegaan kan worden onderde vlag ‘toneel’!” Hillenius gooit zijn felgroene bril op tafel.”Ik ben niet giftig, hoor” verzekert hij. Maar bij zijn afscheid iszijn ongeduld onverminderd.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK