De lector als Faust

Nieuws | de redactie
25 augustus 2010 | Volgens lector Chris Kuiper (Hogeschool Rotterdam) hangt aan een ingrijpende vernieuwing als de komst van lectoraten altijd een prijskaartje. De lector kan gaan lijken op Faust, die zijn ziel verkocht, als blijkt dat goed onderzoek op een hogeschool ten koste gaat van goed onderwijs.

Lectoraten als wisselgeld

De officiële lezing voor het invoeren van lectoraten is’achterstallig onderhoud’. Na een periode van fusies in het hbowerd het belangrijk om aandacht te besteden aan professionaliseringvan de staf. De instelling van lectoraten was volgens Sander vanWalsum in de Volkskrant het politieke wisselgeld voor hetaccepteren van de subsidies door universiteiten, met als doel hetEuropees overeengekomen bachelor-masterstelsel in te voeren. Deonderzoeksactiviteiten van de hogescholen lijken niet ontsprotenaan hun academische driften, maar te worden ingezet om deontwikkeling van de staf te bewerkstellingen.

Het wisselgeld zou, mits handig ingezet, wel eens de start vaneen grote verandering kunnen zijn. Het lectoraat is geen curiosummeer. Op dit moment (2010) zijn er ruim 450 lectoren in Nederlanden lijkt het succes en het draagvlak (zowel politiek als vanuit hetbedrijfsleven) ervoor groot! De financiële ruimte voor delectoraten groeit jaarlijks en is van projectsubsidie naarstructurele financiering gegaan. In de aanvangsjaren bleekduidelijk dat de hogescholen moeite hadden het lectoraat een plaatste geven in hun onderwijsorganisatie, zoals te lezen staat in deevaluaties die vanaf 2003 door externe commissies zijn uitgevoerd.Maar dat is veranderd.

Het politieke tij lijkt gunstig voor het verder ontwikkelen vanlectoraten en praktijkgericht onderzoek. Op Prinsjesdag 2009 werdduidelijk dat de ambitie van het kabinet om tot de meestconcurrerende economieën ter wereld te behoren van kracht blijft.Ondanks de gewijzigde economische en financiële omstandighedenwordt vastgehouden aan de eerder geformuleerde ambities en doelenvoor onderwijs, kennis en innovatie.[1] Ditvoornemen wordt ondersteund

door de ‘motie-Hamer’, die unaniem is aangenomen. De motieverzoekt de regering, in de aangekondigde brede heroverweging deambitie mee te nemen om het onderwijs en de wetenschap in Nederlandtot de mondiale top-vijf te laten behoren. De bezuinigingsoperatievan het kabinet mag niet ten koste gaan van kennis. Termen alspraktijkgericht onderzoek, kennisvalorisatie, levenslang leren enexcellentietrajecten doen het goed in de onderhandelingen die hetpolitiek verdelen van de (subsidie)buit kenmerken.

Wat is het wisselgeld dat het hbo inlevert?

Dus de politieke keus te investeren in lectoraten enpraktijkgericht onderzoek was goed…? Terugkijkend over de afgelopenperiode (2001-2009) kan worden gesteld dat de invoering van delectoraten een geslaagde onderwijsinnovatie is geweest. Dehogescholen bleken in staat lectoraten tot ontwikkeling te latenkomen die in grote meerderheid de toets der kritiek kunnendoorstaan. De (drie) uitgevoerde onafhankelijke evaluaties makendat overtuigend duidelijk. Met de recente introductie van een nieuwpraktijkgericht onderzoekprogramma, RAAK Pro geheten, wordt eennieuwe stap gezet in de verdere ontwikkeling van de hogescholen totkennisinstellingen.

Het gaat beter, maar toch. Eind 2008 schreef Hans Wansink, inde Volkskrant:

“Alexis de Tocqueville, de grote Franse denker, wees er inzijn verklaring van de Franse Revolutie al op: De mensen komen nietin opstand op het dieptepunt van de ellende, maar wanneer het watbeter gaat en het regime zich gaat hervormen. Iets soortgelijks iser aan de hand met het onderwijs. Dat heeft meer dan twintig jaarlang tamelijk lijdzaam bezuinigingen, fusiegolven enstructuurhervormingen over zich heen laten gaan. Het beroep vanleraar werd steeds minder aantrekkelijk, het aanzien daaldegestaag. Met de instelling van de commissie-Dijsselbloem, opinitiatief van Mariëtte Hamer, nam de politiek in het algemeen ende sociaal-democratie in het bijzonder eindelijk haarverantwoordelijkheid. Het rapport-Dijsselbloem, dat in februari2008 verscheen, loog er niet om: de overheid had haar kernopdracht,borg te staan voor de kwaliteit van het onderwijs, verzaakt. Dedoorstroming van talenten uit migrantengroepen stagneert. Er isveel te veel schooluitval. Schooltypes sluiten niet op elkaar aan.Beroepsonderwijs sluit niet aan op de behoeften van dearbeidsmarkt. In het hoger beroepsonderwijs krijgen de studentenveel te weinig lesuren. Op de universiteiten heerst eenzesjescultuur. Nederland loopt achter met zowel fundamenteel alstoegepast onderzoek. Er is te weinig internationale uitwisselingtussen studenten. En ten slotte doemt aan de horizon een gigantischlerarentekort op nu de babyboomers met pensioen gaan.”

Om een opstand te voorkomen moet de keerzijde van desuccesmedaille belicht worden. Daartoe moet de vraag beantwoordworden wat het wisselgeld is dat het hbo inlevert om zich bij ‘degrote jongens’ te mogen scharen. De belofte om zowelmaatschappelijk relevant te opereren, te fungeren alsonderwijsinstituut als op te treden als kennisinstituut betekentnogal wat voor het onderwijs en onderzoek! Is het eigenlijkmogelijk op drie onderdelen excellent te zijn? In Een SpraakmakendProject bleek telkenmale dat er niet te licht gedacht magworden over onderzoek doen of over gebruikmaken van kennis uitonderzoek. Hogescholen hebben deze taken inmiddels enthousiastomarmd, maar de snelheid brengt wellicht het gevaar met zich meedat dit ten koste gaat van het opleiden van professionals.

Het wisselgeld zou wel eens kunnen zijn dat deberoepsvaardigheden van de vakmensen van lagere kwaliteit worden.Bovendien vereist de hiervoor genoemde belofte dat de traditionelemuren tussen hoger onderwijs en de omringende stad wordenneergehaald. Het vraagt van studenten en docenten/onderzoekers datdie echt kunnen luisteren naar de ervaren behoeften van de bewonersvan de regio en bovendien acties in gang kunnen zetten om aan dewensen tegemoet te komen.

Wanneer maatschappelijke relevantie een steeds grotere richtinggaat geven aan het onderwijs en onderzoek, betekent dat voor hetonderwijsinstituut dat de complexiteit van de wereld (die vaak inhet kader van hanteerbaarheid, via dosering van leerstof enzorgvuldige planning, buitengehouden is) daadwerkelijk binnen zalmoeten dringen. Efficiëntie, berekenbaarheid voorspelbaarheid encontrole zullen verder onder druk komen te staan als deonberekenbaarheid

van het echte leven onderwerp wordt van onderwijs en onderzoek.De didactiek binnen het hbo – van oudsher een sterk punt – zalaangepast moeten worden aan deze nieuwe situatie. Frits van Oostrombetoogt opScienceGuide: ‘Als academisering betekent “het toevoegen van eenonderzoekscomponent in de hbo-opleiding” dan brengt dit zeker grotevoordelen met zich mee en dan is dit toe juichen.’ Van Oostromdoelt hierbij op het aanleren van een onderzoekende houding,kritische attitude en weerbaarheid. Zijn pleidooi voor meerwerkgroepen, meer activerend probleemgestuurd onderwijs en minderconsumptief onderwijs klinkt me echter gedateerd in de oren. Dehaastigheid waarmee in convenanten de veranderingen getalsmatigzijn vastgelegd staan op gespannen voet met de gepropageerdeonderzoekende houding, kritische attitude en weerbaarheid.

Concrete voorbeelden van afspraken tussen ‘de politiek’ en hetonderwijs staan bijvoorbeeld in de meerjarenafspraak tussen hetministerie van OCW en de HBO-raad. Hieruit volgt onder andere datin 2014 negentig procent van de propedeusestudenten debachelorgraad haalt. Binnen de bacheloropleiding moet in 2014tienprocent van de studenten participeren in een meer uitdagende route,zoals een honoursprogramma, en moet het verschil in rendementtussen allochtone en autochtone studenten gehalveerd zijn. Uit dezeafspraak blijkt eveneens dat in 2014 zeventig procent van dedocenten een mastergraad moet bezitten en tien procent gepromoveerdis of in een promotietraject zit.[2]

Docenten hebben in analogie met de onderzochte professionals inEen Spraakmakend Project tijdens hun werk eveneens temaken met de grote verhalen van de maatschappij, politiek enorganisatie en de kleine individuele verhalen van studenten ofcollega’s. Spanningen tussen deze verhalen leiden eveneens totethisch normatieve keuzes. Het wisselgeld van (te) haastige en (te)weinig doordachte onderwijsvernieuwing zou wel eens het monddoodmaken van de docenten kunnen zijn. Waar het hbo zoals gezegd vanzijn docenten/onderzoekers verwacht dat die echt kunnen luisterennaar de bewoners van de regio en naar aanleiding daarvan acties ingang kunnen zetten, zal het hbo moeten luisteren naar docenten enonderzoekers. Door te grote haast kan deze analogie wel eenszoekraken waardoor de benodigde heroverweging van etnischnormatieve keuzes uitblijft.

Deze keuzes betreffen mijns inziens de vraag: wat is nueigenlijk een onderwijsinstituut en een kennisinstelling anno2010?

Tussen wereldverbeteraar, bestuurder, schoolmeester, ende mondige student

Lectoren en kenniskringen hebben vier (en sommigen vijf)doelen:[3]

– kennisontwikkeling: de lector is verantwoordelijk voor desystematische kennisontwikkeling door middel van een eigenlangjarig onderzoeksprogramma;

– kenniscirculatie van en naar de samenleving;

– professionalisering van docenten;

– doorwerking naar het (opleidings)curriculum: kennis verworvenin onderzoek wordt toegepast binnen andere onderwijs- ofcontractactiviteiten;

– succesvolle verwerving van externe middelen, die wordtvergroot door een sterk onderzoeksprogramma (wetenschappelijkewerfkracht, tweede geldstroom) en een externe gerichtheid op sectoren samenleving (maatschappelijke werfkracht, derde geldstroom).

Op zich is de zoektocht naar een lector die dit allemaal totstand brengt al een schier onmogelijke opgave: je zoekt een schaapmet vijf poten. Want niet alleen ‘de politiek’, ook de student isals het ware de ‘natuurlijke vijand’ van de lector. De pedagogischedriehoek wordt, na de wereldverbeteraar en de schoolmeester,gecompleteerd door de mondige student die de pers zoekt. Degevolgen van het afsluiten van de haastige convenanten doorbestuurders en politiek (waarin de lector een belangrijke taaktoegedicht wordt) als wisselgeld voor status en positie leidt totdilemma’s. Je kunt als lector met een kenniskring niet dewereldverbeteraar (landelijke politiek of branchevereniging diezich op het politieke terrein begeeft) én de bestuurder, docentenén de mondige studenten (die zo nodig de pers zoeken) tevredenstellen zonder je eigenheid te verliezen. Enkele vragen die bij ditalles opkomen, zijn:

– Kan inderdaad negentig procent van elke propedeusestudent zijnbachelorgraad halen, en heeft de lector daar invloed op? Kan iederemanueel therapeut het niveau van een master halen? Gaat de aandachtvoor onderzoek niet ten koste van het recht op betekenisvol leren?Gaat de aandacht voor productie niet ten koste van het recht op eenonvoldoende te behalen; te leren van je fouten?

– De politiek die wel degelijk ambities geformuleerd heeft enzowel landelijk als Europees daarop afgerekend wordt, heeft belangbij een succesvolle realisatie van haar beloften. De indekking voorgezichtsverlies vindt uiteraard plaats door productieafspraken alsgarantie voor het wisselgeld. Gaat de druk op productie niet tenkoste van de kwaliteit van het uiteindelijke niveau?

– Wat is de daadwerkelijke invloed op de professionalisering vandocenten (in de betekenis van academische vorming, enmaatschappelijk relevant werken en projectmatig werken)? Is hetaanwenden van die invloed eigenlijk wel juist als deze docent heelandere betekenisvolle ontwikkelingsvragen heeft?

De kans is levensgroot aanwezig dat de uiteindelijk gevondenbalans een concessie is aan het kwaliteitsstreven. Eenpraktijkvoorbeeld vinden we op ScienceGuide in een artikel van Fikkers en Wiegert:

“Op dit moment is zo’n drie procent van de docentengepromoveerd of met een promotie bezig. Hbo-instellingen hebben vandit lage opleidingsniveau in het verleden nooit een punt gemaakt.Echter, nu hbo-instellingen zich meer alsonderzoeksinstellingen profileren, merken zij dat eenonderzoeksgerichte staf hiervoor onontbeerlijk is. Er zijn driemanieren om het aantal doctors in het hbo te vergroten. Men kan opzoek gaan naar mensen die recent op een universiteit gepromoveerdzijn. Op deze wijze zit men voor een dubbeltje op de eerste rij,echter de kans bestaat dat er een geheel andere onderzoeksvisiewordt binnengehaald dan nagestreefd wordt binnen het hbo. De titelis geen garantie voor goed praktijkgericht onderzoek.

Een tweede manier om het aantal gepromoveerde medewerkers telaten groeien, is het aanstellen van zogenaamde regulierebuitenpromovendi. Dan treden de promovendi in dienst bij dehbo-instelling, maar worden zij bij hun promotie begeleiddoor een hoogleraar van een universiteit, vaak met een lector alscopromotor. Op deze wijze is er meer invloed op de vorm van hetonderzoek. In onderhandeling tussen de instituties universiteit enhogeschool en de betrokken individuen – docent-promovendus,copromotor en promotor – zal dit zijn beslag krijgen. Daar machtwel degelijk een onderdeel van deze onderhandeling is, kan hiergesproken worden van politiek.

Een derde mogelijkheid is de zogenaamde’U-bocht-constructie’. Ook hier draait het om macht en positie.Door een samenwerkingsverband met een buitenlandse universiteitkunnen lectoren het ‘ius promovendi’ bemachtigen. Zo kunnen dekwaliteitseisen die aan een Nederlandse promotie worden gesteld,vermeden worden.”

Wat zou u kiezen en wat levert u dan in?

De lector als Faust

Faust sloot een pact met de duivel omdat hij wilde beschikkenover  superieure kennis, kennis die naar het oordeel van Godeigenlijk aan geen mens toebedeeld zou mogen worden. Het lot vanFaust is ons bekend: door zijn afspraak met de duivel geniet hijenige tijd (van zijn) bovenmenselijke krachten en vindt hij deprachtige Helena van Troje, de mooiste vrouw ter wereld, tot hij deprijs daarvoor moet betalen en de duivel bezit neemt van zijn ziel.Het hbo heeft door een verbond met de overheid ‘hogere’ krachtenlosgemaakt, privileges verworven die eigenlijk voorbehouden warenaan de traditionele universiteit, toegang gekregen tot ‘superieurekennis’. Wat is de prijs die uiteindelijk betaald gaat worden?Verliest de lector niet zijn onderzoekende houding, kritischeattitude en weerbaarheid door te streven de gewenste (politieke)erkenning?

Goethe’s Faust is een vooraanstaand professor, die gekweld wordtdoor de grenzen van de menselijke kennis. De strijd tussen zijndrang naar de hoogste kennis en het toch onderhevig zijn aanalledaagse lusten drukt zwaar op hem. In hun eerste ontmoetingverschijnt Mephistopheles als hond. Nadat de hond transformeert inMephistopheles en zijn krachten aan Faust getoond heeft, laat Faustzich in slaap sussen. Mephistopholes verdwijnt om later terug tekeren en Faust tot het pact te verleiden: zijn wensen zullenvervuld worden, in ruil voor zijn ziel, zodra Faust verzadigd is enniets meer te wensen heeft. Volgens mij is het goed als er wensenoverblijven. Als onderzoekers verzadigd raken en de dagelijkse (aldan niet politieke) spanning verdwijnt, verdwijnt de echtedrive. Niet alleen gevoelig blijven voor wat er te behalenis in de politieke onderhandelingen, maar ook voor welke prijservoor betaald wordt, is mijns inziens een noodzaak.

Chris Kuiper is lector bij de kenniskring Participatie,Arbeid en Gezondheid van de Hogeschool Rotterdam

De volledige versie van dit artikel is verschenen in depublicatie ‘Praktijkgericht onderzoek in de praktijk: Eenspraakmakend project’ van uitgeverij Boom-Lemma. U kunt depublicatie hier bestellen.


[1] Zie Naar een robuustekenniseconomie, opgehaald 17 november 2009 van www.minocw.nl/documenten/152087a.pdf.

[2] Meerjarenafspraken OCW-HBO-raad.Opgehaald op 26 november 2009 van www.minocw.nl/documenten/28439a.pdf.

[3] Onderzoeksplan Kenniscentrum DeGezonde Stad 2008-2011.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK