Nederlandse brain train behoeft nieuw spoorboekje

Nieuws | de redactie
13 december 2010 | Ton van den Bremer en David Ehrhardt (Oxford University) vrezen dat de Nederlandse ‘brain train’ de aansluiting mist met concurrerende kennisnaties. De gebrekkige financiering van Nederlands promotieonderzoek in het buitenland is hier mede debet aan. Kijk eens naar Canada en Noorwegen, raden zij Rutte I aan.

‘Het bezuinigingsspook waart door Europa. Terwijl studenten inverzet de barricades beklimmen en kunstliefhebbers om aandachtschreeuwen, vinden wij dat juist de kennissector nu met de hakkenhet zand in moet. “Nederland is een treurige middenmoter en gaat nuverder afzakken” voorspelt Rinnooy Kan over de toekomst vanonze kenniseconomie. Om dit te voorkomen breken wij een lans voorde broodnodige investeringen in de internationalekennisinfrastructuur, de katalysator van ons onderzoek en onzeeconomie.

De top 5 ambitie

“Nederland heeft de ambitie om te behoren tot de top vijf vankenniseconomieën”, zo opent het kabinet Rutte-I ambitieus deparagraaf over onderwijs in zijn regeerakkoord. Maar ditnobele streven wordt niet gerealiseerd enkel door beloftes:kamerbrede steun voor de motie-Hamer, talrijke rapporten vanevenzoveel overlegorganen, en de ambitieuze doch niet gehaaldeEuropese Lissabondoelstellingen. Zoals één van die rapporten, datvan de commissie Veerman, het kernachtig formuleert “zalNederland haar plaats moeten bevechten op een sterk concurrerendewereldmarkt”.

Die concurrentie komt uit Europa en Noord-Amerika, maar intoenemende mate ook uit landen als China en India. Worden hier nunog vooral productiegoederen voor de Nederlandse marktgefabriceerd, het zwaartepunt zal zich snel verplaatsen naar meerkennisintensieve sectoren. De concurrentie voor Nederlandsebedrijven en instellingen actief in deze sector zal alleen maartoenemen.

Deze landen hebben overigens wel begrepen dat er in hetbuitenland veel te leren valt en sturen recordaantallenwetenschappers naar buitenlandse onderzoeksinstellingen. Onderzoekaan Nederlandse instellingen gaat gebaat bij internationaliseringin de vorm van samenwerking met buitenlandse instellingen enandersom.

De brain train

De traditionele termen van ‘brain drain’ en ‘brain gain’, die dediscussie jarenlang hebben gedomineerd, moeten plaats maken vooreen nieuw concept: de Brain Train. Internationaal mobieleonderzoekers die kennis overbrengen van instituut naar instituut envan land naar land, vormen de spil in dit systeem: de treinen. Hetis dan van belang dat de bereikbaarheid van ‘station Nederland’optimaal is, zowel voor arriverende als vertrekkende treinen. Omdatiedereen uiteindelijk de vruchten plukt van een dergelijkekennisinfrastructuur, is het een eenvoudige economische noodzaakdat regeringen, ook de Nederlandse, daarin investeren.

Kijkend door de bezuinigingsbril van het kabinet Rutteblijft de scherpe tegenstelling tussen ambitieuze doelstellingen enconcrete maatregelen onopgemerkt. Het kabinet gaatdaarmee voorbij aan de opbrengsten van eengeïnternationaliseerde onderzoekssector. De afschaffing van hetRubicon beurzenprogramma – een daad van het vorige kabinet bijhet dichttrekken van de deur – en de gebrekkige financiering voorNederlandse promovendi in het buitenland zijn hier pijnlijkevoorbeelden van.

Drie tot zeven jaar zonder salaris

Het Rubicon beurzenprogramma bood sinds 2005 recentgepromoveerde wetenschappers de mogelijkheid om maximaal twee jaaronderzoek te doen aan de beste universiteiten in het buitenland.Sinds de start zijn in totaal 211 onderzoekersgefinancierd. Een groot aantal van hen hebbenposities gekregen op de universiteiten van Harvard, Berkeley,Oxford en Cambridge. Het programma heeft daarmee haardoelstellingen ruimschoots bereikt. Een conclusie die gedeeld werddoor de onafhankelijke evaluatie eerder dit jaar.

Een vergelijkbaar verhaal is te vertellen over de aljaren gebrekkige financiering van promotieonderzoek doorNederlandse onderzoekers in het buitenland. Anders dan in Nederlandwordt een promotieonderzoek in veel landen gezien als studie. In definanciële praktijk betekent dit: drie tot zeven jaar werken zondersalaris, maar met torenhoge collegegelden en andere studiekosten.Financiering van promovendi geschiedtbij buitenlandse universiteiten veelal via beurzen, maardie zijn slechts bij uitzondering volledig toegankelijk voorbuitenlanders – zeker als die uit een rijk land als Nederlandkomen.

Zoals het ook kan: Canada en Noorwegen

De Nederlandse financiering van haar jonge onderzoekers steektdaarmee schril af bij vergelijkbare landen, kennisnaties meteen gas- en oliereserve voor hun begroting zoals Canada en Noorwegen. Zo verstrekt de Canadeseoverheid via de zogeheten research councils volledigebeurzen aan promovendi en jonge onderzoekers. Deze beurzen kunnenzowel in Canada als daarbuiten gebruikt worden, zolang hetonderzoek van belang is voor de Canadese samenleving.

In Noorwegen zijn promovendi net als in Nederland werknemers meteen vast salaris. Daarnaast verstrekt de Noorse overheidgenereuze beurzen aan Noorse promovendi die hun onderzoek in hetbuitenland willen doen.

Het zijn juist dergelijke maatregelen die met zeer beperktekosten een essentiële bijdrage leveren aan de verwevenheid inde internationale kennisinfrastructuur. Zeker in het licht van detoenemende concurrentie op een zich steeds meer globaliserendewereldmarkt, is investeren in onderzoek en kennis voorNederland evenmin alleen nut, maar ook noodzaak.’

Ton van den Bremer is MPhil student aan de Universiteit vanOxford en bestuurslid bij de stichting NederlandseWereldwijde Studenten. David Ehrhardt promoveert aan deUniversiteit van Oxford.

 


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK