Pro forma maar niet de facto

Lenssen onderzocht de wijze waarop het onderwijs invloeduitoefent op de individuele ontwikkeling van mensen. Aan de handvan literatuuronderzoek en zijn eigen levensgeschiedenis – hij wasleerling, student, leraar, leidinggevende en onderwijsbestuurder- legt Leo Lenssen in zijn proefschrift de wortels bloot vanhet onderwijsstelsel zoals zich dat de afgelopen vijftig jaar heeftontwikkeld.
Mammoetwet onvoldoende verwezenlijkt
Lenssen richt zich vooral op het begrip ’toegankelijkheid’ en demate waarin het bestel werkelijk tegemoet komt aan de behoeften entalenten van het individu. In de periode voor de Mammoetwet (voor1968) was in het onderwijs veel ruimte voor particulier initiatiefvan onderwijsinstellingen en daarmee ook voor individuen om eeneigen onderwijsloopbaan te volgen, constateert hij.
De Mammoetwet beoogde vervolgens verbetering van detoegankelijkheid van het onderwijs, maar die werd onvoldoendegerealiseerd. Als een van de oorzaken wijst Lenssen op degestandaardiseerde principes van het toenmaligeonderwijsbestel, die minder ruimte lieten aan individuelelevenslopen en die nog steeds van invloed zijn op hetonderwijs. Hetzelfde patroon neemt hij waar bij de invoering van deWet educatie en beroepsonderwijs (WEB) vanaf 1996.
Beleid is vooral publiek beheer
Het Nederlandse onderwijs houdt wellicht wel pro formamaar zelden de facto rekening met de belangen van deleerling, concludeert Lenssen. Het onderwijs dient vooralde belangen van maatschappelijke partijen. Het beleid is dan ookgericht op de verdeling van middelen over die partijen enstaat in het teken van beheer en beheersing endoelmatigheid.
Het onderwijs is voortdurend inzet van een machtsstrijd om hetbezit van de instituties in het publieke domein. Een principi?leherbezinning en herwaardering van de onderwijsdoelstellingen isdaarom gewenst, aldus Lenssen. Het proefschrift laat daarnaast ziendat de individuele (waarde)oriëntaties van mensen en hun ambitiesvan meer invloed zijn op hun onderwijsloopbaan dan het milieu vanafkomst.
