Werkgevers willen HO fors aanpakken

Nieuws | de redactie
18 maart 2011 | VNO-NCW wil geen vrijblijvendheid bij de doorvoering van 'Veerman'. "Er komt op basis van vrijwillige afspraken geleidelijk aan wel landelijk overleg van de grond, maar het proces gaat langzaam en doordat er geen bestuurlijk en wettelijk kader is, kan met de uitkomsten naar believen worden omgegaan." En het algemeen collegegeld kan omhoog om de bèta-masters te behoeden.

 

VNO-NCW reageert uitvoering op de visie van het kabinet en hetrapport-Veerman. Men vindt van belang dat het hoger onderwijskwalitatief hoogwaardig is door een goede basis en anderzijds extraaccent legt op excellentie.

Daarbij is het zaak dat opleidingen zowel naar kwaliteit alskwantiteit worden aangeboden die aansluiten bij de behoefte van hetbedrijfsleven. Dit moet met extra aandacht voor het verzekerenvan opleidingen voor de economische topsectoren.

 

In een brief aan de Kamer schrijven Wientjes c.s.hierover:

“De commissie Veerman brengt een aantal belangrijkeconstateringen in kaart: de studieuitval is te hoog, talent krijgtte weinig uitdaging, er is te weinig differentiatie voor degevarieerde vraag van studenten en arbeidsmarkt en hetonderwijsaanbod is versnipperd met relatief veel kleine opleidingenen sterke inzet op opleidingen voor de grote massa. Kortom, hethuidige stelsel is niet toekomstbestendig.

Onze analyse is dat dit komt doordat niet wordt afgerekend opprestaties en kwaliteit, maar doordat bekostiging plaatsvindt opstudentenaantallen. Verder menen wij dat het bedrijfsleven, degrootste afnemer van het hoger onderwijs, een te beperkte positieheeft in het onderwijssysteem. Het hoger onderwijs staat dan ook opeen keerpunt. We moeten wat ons betreft het hoger onderwijs forsaan pakken en zien een aantal uitdagingen:

 1.      Meerexcellentie, focus en massa en topkwaliteit:

Het belang van het bedrijfsleven moet in belangrijke mate eenmotor en richtingwijzer zijn voor de profilering van instellingenop basis van thema’s en zwaartepunten. De aanbeveling om te komentot profilering van instellingen mag er immers niet toe leiden datde optelsom van de keuzes van individuele instellingen niet hetlandelijk gewenste landschap oplevert. Dit vraagt in de eersteplaats wat van het bedrijfsleven zelf. Zij kunnen een belangrijkerol spelen bij het aangeven van trends, kansen en behoeften op hetgebied van onderzoek en onderwijs.

De link met het topsectorenbeleid die in de kabinetsreactieVeerman expliciet wordt gelegd juichen we toe.  Dat is in hetbijzonder het geval wanneer het gaat om onderzoek. We vinden hetdan ook positief dat in het bedrijfslevenbeleid van dit Kabinet eenkoppeling wordt gelegd tussen de topsectoren en deonderzoeksfinanciering via NWO en de financiering van TNO.

Om tot meer focus te komen moet in onze visie het hogeronderwijs toe naar een model van brede (bachelor) opleidingen,zoals ook door Veerman bepleit met specialisatie later in hettraject. Verder is het zaak dat de wildgroei aan opleidingen (35%van de opleidingen kent 30 of mindere studenten, jaarlijks worden70 opleidingen geïntroduceerd) wordt aangepakt.

Bovendien moet aan de voorkant beter gekeken worden naar nut -en noodzaak van een nieuwe opleiding, zodat niet voor iedereontwikkeling of nieuwe trend een nieuwe opleiding moet wordengestart maar dit op andere manieren geaccommodeerd moet worden (bvvia een module of een minor). Het arbeidsmarktperspectief en debetrokkenheid van het werkveld moeten daarom een sterkere rolspelen bij de accreditatie van opleidingen en bij demacrodoelmatigheid.

2.      Basiskwaliteitomhoog en het invoeren van prestatiefinanciering:

Een goede basiskwaliteit vraagt om een duidelijkecentrale normstelling wat betreft het (eind)niveau peronderwijssector en (in beroepsonderwijs en hoger onderwijs) peropleiding. In het hoger onderwijs is een kwaliteitsstelsel vanaccreditatie (onafhankelijk toezicht op de kwaliteit vanopleidingen), maar er is geen wettelijk basis voor betrokkenheidvan het werkveld bij het bepalen van de eindnormen peropleiding.

Er komt op basis van vrijwillige afspraken geleidelijk aan wellandelijk overleg van de grond, maar het proces gaat langzaam endoordat er geen bestuurlijk en wettelijk kader is, kan met deuitkomsten van landelijk overleg naar believen worden omgegaan. Inhet hoger (beroeps)onderwijs moet het bedrijfsleven waar relevanteen grotere rol krijgen bij het opstellen van de eindnormen, zodater betere aansluiting is op de behoeften van de markt.

De examinering moet niet alleen onderdeel zijn van deaccreditatie, maar ook tussentijds moet de inspectie op basis vanklachten onderzoek kunnen doen en zonodig ingrijpen. Dat dit nodigis, bewijzen de recente problemen rond de bijzonderediplomatrajecten in het hoger onderwijs.

De aanbeveling van Veerman om te komen tot missiebekostiging opbasis van het profiel van de instelling biedt perspectief om dehuidige primaire focus op studentenaantallen terug te brengen. Datkan door de missiebekostiging te koppelen aan prestatieafsprakendie passen bij het gekozen profiel en gebaseerd op kwaliteitseisen.Ook pleiten we ervoor   de instelling af terekenen op de arbeidsmarktrelevantie van de opleidingen,bijvoorbeeld door te kijken naar de mate waarin alumni van eenopleiding succesvol zijn op de arbeidsmarkt (vlot aan de slagkomen, voldoen aan kwalificatiebehoeften, op het niveau van hunstudie werk vinden).

Ook is er een link met profilering, hiervoor zou in debekostiging een incentive kunnen worden gegeven, bijvoorbeeld in devorm van een missiebudget of steun aan een Centre of Excellence opeen bepaald terrein, waarbij voorwaarde zou kunnen zijn dat hetbedrijfsleven betrokken is bij niet alleen het proces vanprofilering. Ook op het terrein van onderzoek kunnen dit soortpubliek-private onderzoeksinitiatieven (zoals de TTI’s) een rolspelen om te komen tot scherpere focus.

3.  Selectie

Bij selectie moet centraal staan dat de student op de juisteplaats terecht komt. Zo kan talent optimaal worden benut. Dat kandoor het voor instellingen mogelijk te maken om specifieke eisen testellen aan de student (vakken, of bij opleidingen met een numerusfixus cijfers) of door selectie mogelijk te maken voorkleinschalige, intensieve en residentiële programma’s voortopstudenten (zoals university colleges) en programma’s die deinstroom reguleren om voldoende kwaliteit te kunnen bieden. Ook kangekeken worden naar selectievere doorstroom (HO-WO) door hettoelatingsrecht van studenten te veranderen in toelaatbaarheid.

Op macroniveau moet dit echter niet ten koste gaan van detoegankelijkheid van het hoger onderwijs. Een Havo of VWO diplomamoet in principe toegang blijven geven tot het HO. Verder moetgekeken worden naar mogelijkheden van selectie na depoort  bijvoorbeeld via een bindendadvies tijdens de propedeuse en selectie voor zwaardere trajectenmet bijzondere kenmerken (honours programmes; university colleges).Bij een dergelijke differentiatie past ook gedifferentieerdcollegegeld.

4.  Invoering Ad binnen het hoger onderwijs

Met de Associate degree (tweejarige hbo-opleiding met eigengraad en studiefinanciering) is inmiddels op veleopleidingsgebieden gedurende vier jaarervaring  opgedaan inhet hbo. Uit de tussenevaluatie van twee jaar geleden en de zojuistverschenen eindevaluatie in opdracht van het Ministerie van OCWblijkt dat de realisatie en huidige invulling van de Ad grotetevredenheid oplevert bij studenten en werkgevers.

Randvoorwaarde bij een verdere uitrol van deze opleidingsvariantis dat er in het desbetreffende werkveld aantoonbaar behoefte moetzijn aan een Ad op dat vakgebied. Op dit criterium moet de NVAO,nog beter dan nu het geval is, toezien. Wij pleiten voor hethandhaven van de Ad als onderdeel van de totale bachelor in die zindat een student die de Ad heeft afgerond zonder studievertragingdirect door moet kunnen stromen naar de bachelor. Dat is nu ook hetgeval en blijkt in de praktijk goed realiseerbaar.

5.  Het aantrekken van private financiering

In principe steunen wij het invoeren van een sociaal leenstelselin de masterfase, zeker omdat de middelen terug in het systeem gaanvoor een (broodnodige) kwaliteitsimpuls. Natuurlijk is het zaak datbij invoering van dit soort maatregelen goed gekeken wordt naar deneveneffecten. Een van de aandachtspunten is het negatief effect opde aantrekkelijkheid van Beta-technische studies. Studenten doenhier immers een 2-jarige master, waar andere studenten er slechts 1jaar over doen en dus slechts een jaar hoeven te lenen. 

We pleiten er dan ook voor dat beta-techniek studenten nog eenjaar studiefinanciering krijgen in de masterfase. Een dergelijkeoplossing is fair omdat dan de ene student niet per se meerstudieschuld opbouwt dan de andere. Volgens onze cijfers zijn er opdit moment 176  tweejarige masteropleidingen in hetdomein Natuur en Techniek en telde het collegejaar 2009-2010 15.370studenten bij tweejarige bètatechniek masters. We schatten dekosten van deze maatregel op ongeveer € 16.5 miljoen perjaar.  Compensatie kan wat ons betreft bijvoorbeeld gevondenworden in het verhogen van het collegegeld voor alle studenten.

Ondernemend Nederland wil graag meedenken over de manier waaropscholarships (beurzen) aantrekkelijker kunnen worden gemaakt. We willen er wel op wijzen dat er geen sprake kan zijn van eenverplichte basis. Uiteindelijk is en blijft dit een zaak voorindividuele bedrijven in relatie tot maatwerk voor de individuelestudent. Dat leent zich slecht voor landelijkeafspraken/coördinatie. Natuurlijk levert het bedrijfsleven al weleen bijdrage aan het HO, denk aan stageplaatsen, gastdocenten,bijzondere hoogleraren etc. 

6.  Handhaven onderscheid HbO-WO ook intitulatuur

Het pleidooi van Veerman dat het onderscheid tussen HBO en WOmoet blijven gehandhaafd ondersteunen we van harte. We zijn hetechter niet eens met zijn conclusie dat de titulatuur wel kanworden gelijk getrokken. Voor de herkenbaarheid voor zowel studentals bedrijfsleven van het onderscheid is het juist van belang datdit onderscheid ook gehandhaafd blijft.

Op dit punt is het rapport Veerman intern niet consistent. Wijpleiten er dan ook voor het doortrekken van de goede keus van hetrapport Veerman, handhaving van het onderscheid tussen HBO en WO,naar behoud van onderscheid in de titulatuur.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK