Onthutsend onwetend?

Nieuws | de redactie
9 mei 2011 | De NVAO dient haar critici van repliek. Verwijten dat zij “onthutsend onwetend” zou zijn, zoals gedaan in Elsevier, laat het accreditatieorgaan niet op zich zitten. Het weekblad “is inderdaad 'onthutsend onwetend' omdat de schrijvers de feiten niet kennen of naar zich toe schrijven.”



In een ingezonden stuk voor Elsevier Weekblad geeft de NVAO drievoorbeelden van ‘misverstanden’ aan, waaruit dit naar voren komt. Uleest deze reactie hier.

‘Elsevier Weekblad publiceert in haar nieuwste nummer (7 mei2011) onder de kop “Onthutsend onwetend” een artikel over hetaantal contacturen in het hoger onderwijs. Het doet geen recht aande inzet van vele honderden panelleden (waaronder studenten) en isinderdaad ‘onthutsend onwetend’ omdat de schrijvers de feiten nietkennen of naar zich toe schrijven, zo blijkt uit driemisverstanden.

1.

Elsevier stelt in het artikel dat het aantal contacturen en destaf/studentratio elementaire voorwaarden zijn voor deugdelijkonderwijs en dat deze centraal dienen te worden bijgehouden. Het weekblad ziet er echter aan voorbij dat deze normen nietwettelijk zijn vastgelegd. De wetgever heeft in de Wet op het hogeronderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) dwingendvoorgeschreven welke normen bepalend zijn voor de kwaliteit van hetonderwijs en geeft daarbij geen voorschriften over de wijze waaropde instelling de studie vormgeeft en de hoeveelheid (minimum)contact- of lesuren of de staf/studentratio. Dat hangt af van deopleiding.

Het is ook logisch dat op dit punt geen centrale normen zijnvastgesteld: verschillende onderwijsvormen vragen om andersoortigebegeleiding: een masteropleiding stelt andere eisen aan debegeleiding dan een bacheloropleiding en een opleiding tot medischspecialist verloopt anders dan een studie in de wijsbegeerte of eeneconomische opleiding. In het ene onderwijskundig concept wordenhoor- en werkcolleges gegeven, in het andere gaat het om vormen vanprojectwerk.

De door Elsevier gepubliceerde gegevens over destaf/studentratio’s geven daarbij geen aanleiding tot zorg. Recentinternationaal onderzoek laat zien dat een gemiddelde groepsgroottevan rond de 1 op 25 als ideaal gezien mag worden en dat 1 op 30zeker niet als zorgwekkend beschouwd moet worden. 1) Vergeleken metandere sectoren in het onderwijs is deze verhouding zelfsgunstig.

Hoewel het aantal contacturen en de staf/studentratio niet in dewet worden genoemd, vraagt de NVAO sinds 2007 aan deevaluatiebureaus (de commerciële bureaus die de beoordelingenuitvoeren) om deze wel op te nemen in hun beoordelingsrapport. Dedeskundigen die de kwaliteit van de opleiding beoordelen, kunnendie informatie op waarde schatten in relatie tot het gehanteerdeonderwijsprogramma en de daarbij behorende methodes.

Er is inderdaad geen centraal overzicht van de contacturen vanalle Nederlandse hoger onderwijs opleidingen, dat hoefde wettelijkook niet. Maar sinds de invoering van het nieuweaccreditatiestelsel op 1 januari 2011 is er wel iets veranderd.

Opleidingen moeten nu verplicht bij hun accreditatieaanvraag eenaantal kerncijfers leveren. Het gaat dan om in-, door- enuitstroomgegevens van – zo mogelijk – de laatste zes cohorten; degerealiseerde staf/student ratio en het gemiddeld aantalcontacturen per fase van de studie (een fase kan bijvoorbeeldworden aangegeven in reguliere studiejaren, de stage en deafstudeerperiode). Zo ontstaat vanzelf een centraal toegankelijkoverzicht van deze gegevens. Deze informatie is openbaar en staatzowel in de beoordelingskaders van het accreditatiestelsel als opde website van de NVAO.

2.

Elsevier twijfelt aan de verbeteringen die door de regering inhet nieuwe accreditatiestelsel zijn aangebracht onder het motto:’de slager keurt zijn eigen vlees’. Dit is een pertinent onjuisteconstatering. De NVAO vindt het zelfs misleidend dat het artikelbijvoorbeeld op pagina 32 niet vermeldt dat het “panel vanvakgenoten” onafhankelijk is.

Zowel de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijkonderzoek als het oude en nieuwe accreditatiestelsel stellen aan depanels vele dwingende voorschriften, waarvan onafhankelijkheid eeneerste is. Deze informatie is openbaar en staat zowel in de wet alsop de website van de NVAO in haar beoordelingskaders.

De NVAO neemt ook afstand van opmerkingen als “dan komt eenclubje bestuurlijke coryfeeën langs” als het gaat om de beoordelingvan de instelling. De NVAO verwerpt deze terminologie en wijst erop dat aan de commissie die de beoordeling van de instellinguitvoert, de volgende eisen worden gesteld:

– de commissie bestaat uit tenminste vier leden, onder wie eenstudent; en

– beschikt over bestuurlijke deskundigheid,onderwijsdeskundigheid, auditdeskundigheid en is op de hoogte van(inter)nationale ontwikkelingen in de hoger onder wijssector.

– de commissie is gezaghebbend en onafhankelijk (de leden hebbentenminste vijf jaar geen banden – privé noch zakelijk – gehad metde te beoordelen instelling); en

– tekent de NVAO-gedragscode en een onafhankelijkheids- engeheimhoudingsverklaring;

– het is tenslotte de NVAO die de commissie samenstelt, zonderbemoeienis van de betreffende instelling.

Of het nu een opleiding of een instelling is, beide zullenaltijd door onafhankelijke externe experts worden beoordeeld.Panels die verstand hebben van onderwijs, maar ook van het vak enhet verrichten van audits. Dat “bij groen licht meer dan ooit deslager zijn eigen vlees keurt”, zoals wel wordt gesteld in hetartikel, is dus helemaal niet mogelijk.

3.

De koppeling van Elsevier tussen “de NVAO becijferde al eerderdat van alle opleidingen die zij in vijf jaar beoordeelde, slechts1 procent onvoldoende scoorde” en het tumult rond Inholland roeptvragen op. Het is namelijk niet correct.

De NVAO beoordeelt het niveau, de kwaliteit en het curriculumvan de opleiding. De kwestie Inholland gaat over het feit dat dehogeschool zelf te gemakkelijk diploma’s uitreikte, dus eenvoldoende gaf in plaats van de onvoldoende die de student eigenlijkvoor het werkstuk moeten krijgen. Dan gaat de hogeschool z’n boekjete buiten.

Tot slot, Elsevier meldt in het kader over het onderzoek dat zijaan de stukken moest komen via de Wet openbaarheid bestuur, maargeeft niet aan welke stukken en bij wie. De NVAO publiceert sindshaar oprichting in 2002 al haar besluiten en de daaraan tengrondslag liggende rapporten in de databank op haar website. Dezeinformatie is voor iedereen toegankelijk.

Dit neemt niet weg dat ook de NVAO van mening is dat derapporten van de panels en haar eigen besluiten beter toegankelijkmoeten zijn voor het grote publiek en journalisten. Daarom is ervoor gekozen om met ingang van dit jaar alle rapporten te voorzienvan een samenvatting van twee pagina’s, zodat studenten en hunouders gemakkelijker en in een oogopslag een overzicht krijgen vanhoe het gesteld is met de kwaliteit van een beoordeeldeopleiding.’

1) John A.C. Hattie, Visible Learning. A synthesis of over800 meta-analyses relating to achievement London: Roudledge 2009,pp. 85 ev.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK