Waak voor voorbarige ingrepen voor de bühne

Nieuws | de redactie
11 mei 2011 | "Loopt Zijlstra niet te hard van stapel? Als de rapporten van de Inspectie en de NVAO nader worden bezien, blijven belangrijke vragen onbeantwoord. Het lijkt alsof de Kamer het liefst zelf tentamens wil nakijken." Vanuit de Commissie-Leers werd Inholland als eerste scherp gescreend en nu kijken experts daarvan naar het vervolg.

“Naar aanleiding van de bevindingen van de Commissie Leers dieafgelopen zomer onderzoek verrichtte naar berichten over hogeschoolInholland, heeft de inspectie uitgebreid onderzoek gedaan naar’alternatieve afstudeerroutes’. Daarbij werd gekeken naar dekwaliteitsborging bij enkele opleidingen van Inholland.” Henno vanHorssen was voorzitter van het ISO en lid van de Commissie Leers.Samen met commissie-expert Michiel Hes van Berenschot schrijft hijnu een eerste evaluatie van wat gebeurde en nagelaten is in hetnatraject na hun eerste bevindingen over de Theoroute.

“Ook werd aan de hand van een vragenlijst en andere input gekeken naar elf andere opleidingen elders in het hbo. DeNederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) heeft verder hetgerealiseerde eindniveau getoetst van afgestudeerden van enkeleopleidingen die in de beklaagdenbank waren gezet.

Er bleek veel mis. Zowel de opleidingen waar een vermoedenbestond dat er iets mis was, als ook opleidingen diesteekproefsgewijs geselecteerd waren ter verificatie van deconclusies, bleken niet van onbesproken gedrag. StaatssecretarisZijlstra heeft direct gereageerd en aangekondigd dat hij deaccreditatie voor vier opleidingen van Inholland gaat intrekken.Een draconische maatregel, die niet snel wordt ingezet.

Maar loopt de Staatssecretaris niet te hard van stapel? Als derapporten van de Inspectie en de NVAO namelijk nader worden bezien,dan blijven twee belangrijke vragen onbeantwoord. Beantwoording vandeze vragen lijkt ons wel van belang voor de Staatssecretaris om dejuiste maatregelen te treffen.

1] Hoe kan het dat een groot deel van de als onvoldoendebeoordeelde opleidingen recent nog is geaccrediteerd?

Instellingen krijgen in Nederland veel speelruimte, als ze maarzijn geaccrediteerd door de NVAO. Opleidingen worden elke zes jaargetoetst. Indien die toetsing wordt doorstaan, dan wordt hun’vergunning’ weer voor zes jaar verlengd. Opmerkelijk in dit lichtis dat twee van die vier opleidingen van Inholland in 2009 door deNVAO nog als voldoende zijn beoordeeld, terwijl diezelfde NVAOnu – na anderhalf jaar dus al – oordeelt “dat het aantalonterecht met een voldoende beoordeelde (eind)werken voor alleopleidingen groot is”. Maar het wordt nog opmerkelijker: tweeopleidingen van de Hanzehogeschool die ook een veeg uit de pankregen, hebben zelfs afgelopen januari -toen de onderzoeken involle gang waren- nog een positieve beoordeling gekregen en zijntot 2018 geaccrediteerd.

In feite constateert de NVAO dat de door haar als goedbeoordeelde opleidingen niet in staat geweest zijn de kwaliteit teborgen. Dat zou op zich nog kunnen, ware het niet dat de NVAOvolgens artikel 5a.8 lid 2 van de WHW in ieder geval moet toetsendat “de opzet en organisatie van de interne kwaliteitszorg [is]gericht op de systematische verbetering van de opleiding.”Verbetering dus, niet verslechtering.

Dit leidt tot de vraag of allerlei nieuwe maatregelen nodig zijnom het accreditatiesysteem aan te scherpen, of dat de NVAO ‘gewoon’beter moet gaan beoordelen. Met andere woorden: het systeem hoeftwellicht geen wijziging, maar eerder de werkwijze van de NVAO.

2] Welke visie op de OER is leidend: die van de Inspectie ofdie van de NVAO?

De onderzoeken van de Inspectie en van de NVAO lijken op eenbelangrijk punt met elkaar in tegenspraak. Hierbij staat deOnderwijs- en Examenregeling (OER) centraal. Hierin zijn de inhoudvan de opleiding, de rechten en plichten van studenten en de ruimtevoor student en docent vastgelegd. Daarmee is de OER in feite deschakel van de wettelijke regels uit de WHW naar de uitvoering vanhet onderwijs in de praktijk.

De Inspectie en de NVAO kijken beide vanuit een anderperspectief naar de OER. De NVAO kijkt in haar onderzoek vooralnaar de uitvoering ervan. Hierbij wordt gefocust op de ‘formeledocumenten ter uitvoering van de OER’. De NVAO vindt dat deze vanprima kwaliteit zijn, alleen dat de uitvoerbaarheid te wensen overlaat:

“Ten eerste bleken docenten weinig binding te hebben met vigerenderegels: veel documenten zijn ver weg van de werkvloergeconcipieerd. Ten tweede bleken de uitvoeringsregels soms zouitgebreid en complex te zijn geformuleerd dat het wel een zeerzware opgave moet worden genoemd zich hier aan te houden. Hetperfectionisme van de regelgever wint het hier van de bruikbaarheiden daarmee van de kwaliteit van het onderwijs.”

Andere visie inspectie

De inspectie kijkt er heel anders tegen aan: “Weinig onderwijs-en examenregelingen bevatten toereikende informatie over devaststelling en de reikwijdte van de regeling zelf (aspect 1), deinhoud van de opleiding (aspect 2), de te realisereneindkwalificaties (aspect 3), de studielast (aspect 4), deopleidingsvarianten (aspect 6), de aard van de tentamens en examens(aspect 8) en de gronden voor vrijstelling (aspect 9). Op al dezeaspecten krijgt minder dan de helft van de opleidingen een positiefoordeel.”

Het lijkt erop dat de inspectie een zeer formele insteek kiest:als informatie ontbreekt, dan voldoet de OER niet aan de wet. DeNVAO kiest vooral een materiële insteek: hoe werkt een OER op dewerkvloer? Daarbij lijkt de NVAO zelfs te zeggen dat te veel regelsin de OER tot vermindering van de kwaliteit van het onderwijsleiden.

Deze insteken zijn niet met elkaar te rijmen. Het zal vooronderwijsinstellingen moeilijk zijn te voldoen aan beide: én allesopnemen in de OER om te voldoen aan “het perfectionisme van deregelgever” én alle regels zo vastleggen dat ze in de praktijkbruikbaar zijn.

Drie risico’s

Antwoord op bovenstaande twee vragen lijkt ons noodzakelijkvoordat maatregelen worden getroffen. Nu ingrijpen brengt volgensons een aantal risico’s mee:

a) De touwtjes zullen strakker wordenaangetrokken. De Kamer zal pleiten voor meer toezicht en eenduidelijke centrale regie vanuit OCW. Dit bleek al bij eerderedebatten over het hoger onderwijs. De SP pleitte voor hetopsplitsen van Inholland tot instellingen van maximaal 2000studenten. (Dit zou overigens betekenen dat Media EntertainmentManagement, de opleiding waar alle problemen zijn begonnen, eenzelfstandige hogeschool wordt…)

De PVV heeft een andere oplossing en wil dat de staatssecretarisvoortaan het bestuur en de raad van toezicht benoemt. Ook bij delangstudeerboete werd gepleit voor duidelijke sturing vanuit DenHaag. Er werden moties ingediend om deeltijdstudenten,bètastudenten en zelfs studenten in een studentenorkest vrij testellen van de maatregel.

Het lijkt alsof de Kamer het liefst zelf tentamens wil nakijken,terwijl het hoger onderwijs in Nederland veel autonomie kent. Daarkomt bij dat de NVAO, maar ook de inspectie, onvoldoende in staatblijken te zijn om misstanden tijdig te signaleren. Het is de vraagof zij een centrale aansturing wel zouden kunnen monitoren.

b) Een ander risico is dat hetaccreditatiesysteem op de schop gaat, terwijl nog onduidelijk is ofhet systeem ‘schuldig’ is aan tekortkomingen op het gebied vankwaliteit, of de toezichthouder zelf. De NVAO heeft volgens ons inieder geval iets uit te leggen.

c) Wat de OER betreft, bestaat hetrisico dat de relatie tussen student en de instelling wordtgejuridiseerd. Als OCW op basis van de politieke reacties centraalde regie over de OER gaat voeren, wordt het speelveld verkleind.Instellingen zullen de OER gaan hanteren als reglement en niet alsregeling.

De insteek die de inspectie kiest, lijkt daar in ieder geval aanbij te dragen. Dat terwijl in het onderwijs professionele ruimteessentieel is om kwaliteit te leveren. Die ruimte is niet in regelste vatten. Wel moeten de kaders helder zijn en dat lijkt op basisvan het onderzoek van de inspectie nog onvoldoende geborgd tezijn.

Deze risico’s zijn wat ons betreft te groot om nu al zwaremiddelen in te zetten. Een onderzoek dat startte naar aanleidingvan misstanden bij een onderdeel – het afstudeertraject voorlangstudeerders – van een opleiding Media & EntertainmentManagement van een hogeschool, bracht een mogelijk falen van hetaccreditatieorgaan en een meningsverschil tussen de Inspectie en deNVAO over de OER op tafel. Dit wordt niet opgelost door hetintrekken van de accreditatie van enkele opleidingen. Dat isslechts ingrijpen voor de bühne en daar komt het hoger onderwijs inNederland niet verder mee.

Michiel Hes (Senior Consultant bij Berenschot, betrokken bijondersteuning Commissie Leers) en Henno van Horssen (lid voormaligeCommissie Leers, oud-voorzitter van het ISO)


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK