Op zoek naar een nieuw soort bètatechnicus

Nieuws | de redactie
11 juli 2011 | Jeroen van der Veer kijkt naar 25 jaar bètabeleid in Nederland en kijkt vooruit. “De uitstroom uit de bètatechniek moet weer terug naar de ‘4 op 10’ uit de jaren vijftig, maar er zal wel een heel ander soort bètatechnicus moeten komen dan die van destijds,” stelt de oud-Shell topman vast.

Jeroen van der Veer trekt niet alleen het topgebied Energie voorhet kabinet, hij is ook de voorzitter van het Platform BètaTechniek (PBT). Hogescholen met een krachtig en innovatiefbèta-pro?el zijn hem dan ook welkom en sympathiek. Tergelegenheid van het 25-jarig jubileum van de HogeschoolLeiden sprak hij met ScienceGuide voor hun boek ’25jaar Perspectief’ en analyseert daarin samen met Hans Corstjens,directeur van PBT, de voorbije jaren. En kijkt vooral ookvooruit.

Tekort aan techneuten

We beginnen een beetje somber, terugblikkend op de periode datde belangstelling voor opleidingen in bèta en techniek gedurigterugliep. Van der Veer vindt de bredere, maatschappelijke contextvan die achteruitgang cruciaal om deze te kunnen begrijpen.”Relatief daalde de instroom in deze sector van het hbo al langeretijd. Sinds het begin van de jaren negentig ook in absolute zin.Dat was geen nationale afwijking, dat beeld zag je overal in deontwikkelde, westerse wereld.”

“Maar ons land liep wel opvallend voorop. Om een idee te geven:in de wederopbouwjaren na 1945 waren vier van de tien hbo-alumnitechneuten, eind jaren negentig waren het er nog maar twee van detien. Dat was de jaren voordien nooit zo opgevallen door de omvangvan de geboortegolfgeneratie die via mts en hts en masse dearbeidsmarkt op kwam. Maar zodra de demogra?e afvlakte merkten wepas hoe groot dat gat, de terugval zowel relatief als absoluutgeworden was.”

Complexe omslag

De omslag was daardoor complex: demogra?sch, kwalitatief enkwantitatief tegelijk. Van der Veer wijst er op welke factorennaast elkaar en elkaar versterkend doorwerkten. “Hetvergrijzingse?ect werd versneld en scherp zichtbaar. Veel bèta’sgingen weg, er was weinig nieuwe aanwas. Tevens was er eenhoogconjunctuur in de technologiesector en een hoogwaardigeindustrie die de vraag naar nieuwe talenten aanjoeg. Tekorten zagener dramatisch uit.”

“Bovendien veranderde bètatechniek fundamenteel. In plaats vaneen heel zichtbare, herkenbare sector met zijn eigen productie enproducten werd het helemaal ’embedded’. Het zat overal in, maar alszichtbare, onderscheidende omgeving en werkzaamheden viel het veelmeer weg.”

Andere toon

Dat hier een brede, integrale aanpak nodig was – en nog steedsis – zagen Van der Veer en zijn collega’s in het bedrijfsleven wel.Ook politiek en onderwijskundig was dit besef volop gekomen. Axis,de voorloper van het huidige PBT, ging als denktank enprojectorganisatie als eerste aan de slag.

“Hun analyse van wat er mis ging was heel goed: het alleen maarsturen op het aanbod zou niet helpen. Je kunt mooie promotiepostersplakken en roepen dat techniek toch zo leuk is, maar daar kwamen weer niet mee. De toon werd een andere: Ga van de jongeren zelf uit.We hadden lange tijd institutioneel geredeneerd, of vanuit detechniek zelf. Techneuten praten nu eenmaal vanuit hun vak,jongeren praten vanuit hun interesses en de waarden, de oriëntatiesen culturele patronen die daar bepalend voor zijn.”

Voorzitter Van der Veer en directeur Hans Corstjens van PBTlachen als de vraag gesteld wordt: “Uw PBT heeft dus eigenlijk eenculturele opdracht en veel minder een ‘tech-driven’-taak?”Corstjens zegt: “Het heeft wel iets, een culturele opdracht” en Vander Veer valt hem meer in ernst bij. “We hebben gewerkt aan eenoriëntatieverandering, dat klopt.”

“Daarom zijn we in scholen zelf en in bedrijven aan de slaggegaan. Meer dan duizend bedrijven doen nu mee, ook hetmaatschappelijk debat is hierover veranderd. Zie de ambitie om in’de top-5 van de kennisnaties’ te komen. Ook de negen topgebiedenvan minister Verhagen hebben allemaal hoogwaardigetechnologieaspecten.”

Mensen voor de maakindustrie

Hogescholen als die van Leiden zijn daarom ook nu weer nodig.Het vakmanschap op professioneel, hoger onderwijsniveau blijftessentieel, maar is de voorbije 25 jaar wel sterk veranderd. En datgaat onverminderd door. “Waar het nu om gaat is de mensen te vormendie de machines ontwerpen en concreet weten te bouwen die in denieuwste versies van de maakindustrie de robotisering realiseren.Voor ons land biedt dit echt perspectief, want we zijn sterk in detoeleverende hightech voor de industrie elders.”

Corstjens legt tussen deze perspectieven voor hethbo-vakmanschap en de discussies over ‘tekorten’ een nieuw verband.De tekorten waar het hoger onderwijs aan werkt, konden weleensandere zijn dan die welke de komende decennia zich nijpend gaanvoordoen. “De tekorten van nu daar praten we over enkele jarenwellicht anders over. En we hebben het dan ineens over anderetekorten dan we nu zien! Dat punt van de hightech ontwikkelingwijst daar al op, vermoed ik.”

“We zullen innovatief moeten zien te blijven om wereldwijd opzulke trends in de industrie geprepareerd te zijn. De robotiseringgaat vast leiden tot een ander soort bètatekort. Veel productie zalnog verder gerationaliseerd kunnen worden. De tekorten zullen daardus niet meer zitten, maar bij de mensen die zulke processen kunnenontwerpen en die robots bouwen en deze steeds verder weten op tewaarderen. We gaan daar, vermoed ik, anders naar kijken.”

Beroepen van morgen

MBO en HBO noemen zij beiden de ruggengraat van deeconomische ontwikkeling die hierachter schuilgaat. “HogeschoolLeiden heeft anders leren denken op dit terrein. Ze hebben nu meteen reeks partners een keten van kennisontwikkeling gevormd bij hunbètatechnische specialismen. Kwalitatief is dat ook succesvol, datsluit aan op de commissie Veerman,” benadrukt Corstjens.

Van der Veer diept uit waarom deze trend en ‘Veerman’ nu actueelen nodig zijn. “De uitstroom uit de bètatechniek moet weer terugnaar die ‘4 op 10’ uit de jaren vijftig, maar er zal wel een heelander soort bètatechnicus moeten komen dan die van destijds. Eenhogeschool leidt op voor een arbeidsmarkt en kennistoepassingen dienu nog niet bestaan. De beroepen van morgen bestaan nauwelijks nog!Je zult dus innovatieve houdingen en mensen moeten vormen die op desnijvlakken van kennis en disciplines kunnen opereren.”

Lukt dat het hbo? De insteek in Leiden is de goede, maar of ditin het geheel van de sector als ‘backbone’ zal slagen? Corstjensstipt punten van zorg aan. “Met de lectoraten en de nadruk opprofessionaliteit van afgestudeerden heeft het hbo de discussiedaarover wel opgepord. Dat de lat omhoog moet, wordt ook bij’Veerman’ niet als een verwijt of zure toonzetting beschouwd. Maarheeft de technieksector de eigenheid van zijn pro?el binnen het hbonet zo herkenbaar gemaakt of gehouden als de kunstopleidingen? Daarkan men van leren, dat moeten ze terug op de agenda brengen. Ook omde bedrijven duidelijkheid te bieden bij hun voortdurende vraag,waar zij nou terechtkunnen voor welke knowhow en mensen. De Centresof Expertise zijn een poging om dat scherper in te vullen.”

Voor het eigen pro?el zullen de hogescholen dus keuzes moetenmaken, bijvoorbeeld voor de kennisketens waarmee zij leidend kunnenzijn in de bètatechnische hoek. “Die keuzes moeten zich ookuitstrekken naar waarvoor men de lectoraten inzet. Dat is nodig,want zo kun je het pro?el, de kennisbasis daarvan en hettrackrecord versterken. De relevante bedrijven weten dan precieswie zij waarvoor kunnen benaderen en wie hun vertrouwenverdienen.”

Andere bekostiging

Van der Veer wijst op een cruciaal punt in het Veerman-advies:de bekostiging. “Dit hebben wij ook ingebracht in de gesprekkendaarover. Het hbo wordt daar niet voldoende mee geholpen. De?nanciering van de hogescholen is puur op groei van de instroom vanstudenten georiënteerd. Volume staat centraal, niet zozeerverscheidenheid in kennisontwikkeling of accenten. En het volumekomt onder druk te staan. Dat gaat ten koste van het inspelen opinstellingspro?elen en het creëren van ketens met innovatievebedrijven en andere ‘afnemers’. Pro?lering in de vorm van marketingom studenten te trekken gaat dan in tegen de pro?lering gericht opeen kwalitatieve kennisomgeving en dat lijkt me niet goed.”

Voor de bètatechniek zal dit extra zwaar gaan gelden,onderstreept hij nog eens. “Een andere bekostiging zal nodigblijken te zijn voor de toekomst. Waarom zouden we delangetermijninvesteringen in deze sector en in de kennisketens vande hogescholen niet meer als een revolving fund inrichten? Daarmeekunnen ook andere ?nanciers dan de overheid aangetrokken worden.Juist voor de intensieve verbinding met die nieuwe, innovatieveontwikkelingen en bedrijven zou dit een interessante aanpak kunnenzijn.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK