HO-profielen gaan spelen bij verdeling geld

Nieuws | de redactie
8 september 2011 | Talent moet beter moet worden benut en er moet meer worden geïnvesteerd in het hoger onderwijs om de kwaliteit ervan te verhogen en de Top 5 ambitie waar te maken. SER-voorzitter Alexander Rinnooy Kan verschilt hier met het kabinet van visie, erkent hij. En groot is niet per se goed, en omgekeerd.

Tijdens het Kameroverleg over het SER-advies over deHO-strategie en -beleidsvorming zei hij tegen Sander de Rouwe(CDA), dat als Nederland zijn ambitie wil waarmaken zal er optermijn meer geld naar het hoger onderwijs moeten. Het VVD-KamerlidLucas vroeg daarop hoe de SER een bekostiging van het hogeronderwijs op basis van kwaliteit voor zich zag. Rinnooy Kan wees opde discussie die in Europa gevoerd wordt over profielen vooruniversiteiten, bijvoorbeeld van research universiteit, technischeuniversiteit of regionale universiteit. Het profiel geeft aan waarde universiteit de nadruk op legt. Verandering in de plaatsing vande universiteit binnen het profiel zou dan een rol kunnen spelenbij de bekostiging.

Minder opleidingen, beter onderscheid

Het CDA-Kamerlid vroeg zich in het licht van de noodzakelijkeverbeteringen en gewenste investeringen af hoe het SER-pleidooi omte schrappen in het aantal opleidingen te rijmen is met hetpleidooi voor een veelzijdig onderwijsaanbod. Rinnooy Kan gaf aandat hier vooral in het HBO enige acties nodig zijn. Met name daarkomen nogal wat opleidingen voor die naar de inhoud weinig vanelkaar verschillen, maar toch een andere naam hebben. De SER vindthet verstandig deze opleidingen te clusteren in het kader van devorming van brede bachelors, zodat studenten makkelijker kunnenkiezen en werkgevers beter de waarde van een opleiding kunneninschatten.

De SER-voorzitter benadrukte tege over de PvdA dat hij selectieop een positieve manier wil benaderen, het gaat erom de juistestudent op de juiste plaats te krijgen. Dat is goed voor hetstudierendement, omdat het minder studie-uitval tot gevolg zalhebben. De SER wil selectie niet verplichten, maar ook nietverbieden. Iedere onderwijsinstelling moet zelf beslissen of ze wilselecteren en hoe ze dat gaat doen.

Afwijzing van een student moet goed worden beargumenteerd. DePvdA is misschien bang dat er dan aspirant-studenten bij deaanmelding vooraf als het ware ‘overblijven’, maar volgens RinnooyKan is die angst niet nodig. Dit gebeurt op dit moment feitelijknergens in het HO en het is ook niet in het belang van deonderwijsinstellingen.

Prikkels voor keuze werken niet vanzelf

Anne-Wil Lucas (VVD) vroeg zich af wat voor positieve prikkelsde SER zou willen inzetten om een studie te kiezen die goedaansluit bij de vraag van de arbeidsmarkt. Rinnooy Kan vond dit eenlastige vraag. Enerzijds is er veel voor te zeggen studenten diestudie te laten kiezen die ze interessant vinden. Vaak komt datvanzelf wel goed, zeker bij de krapper wordende arbeidsmarkt.

Toch is het niet onverstandig studies waarvoor erg veelbelangstelling is en waar niet zoveel behoefte aan bestaat op dearbeidsmarkt enigszins te ontmoedigen. Opleidingen waar we echtveel behoefte aan hebben en waar het niet storm loopt quastudenten, zoals bèta- en technische opleidingen, zouden we juistaantrekkelijker en dus goedkoper moeten maken.  Hij benadruktedat het overigens niet altijd goed is in te schatten hoe grootprecies de behoefte in de toekomst zal zijn aan afgestudeerden ineen bepaalde opleiding. Niet voor werkgevers, maar ook niet voor deoverheid.

Groot niet per se goed

De PVV wilde de opvattingen van de SER horen over de plannenvoor samenwerking tussen universiteiten in Zuid-Holland enOost-Nederland. Schaalvergroting betekent volgens HO-woordvoerderBeertema niet vanzelf verbetering, zoals hij zelf had ondervondenbij een MBO-instelling in Rotterdam. Rinnooy Kan merkte op datgrote universiteiten niet per se goede instellingen hoeven te zijn.Maar goede universiteiten zijn soms ook groot van omvang. In de topvan de ranking van de beste universiteiten ter wereld staan ookhele grote universiteiten.

Samenwerking van academische instellingen kan de rankingverbeteren. Essentieel voor de kwaliteit van een universiteit ishoe er met de massa aan studenten wordt omgegaan. Met plaatselijkecampussen kan de schaal voor studenten klein blijven. Rinnooy Kanbegreep de zorg in dat verband van CDA-Kamerlid De Rouwe overdocenten die zich opgejaagd voelen door prestatie-indicatoren. Denadruk op onderzoekprestaties noemt hij wel degelijk belangrijk,maar de universiteiten moeten ook ruimte hebben omonderwijsprestaties te waarderen. Onderwijsinstellingen en docentenhebben hier primair een eigen verantwoordelijkheid.

Op een vraag in een Kameroverleg over  het SER-advies overde HO-strategie en -beleidsvorming zei hij tegen Sander de Rouwe(CDA), dat als Nederland zijn ambitie wil waarmaken zal er optermijn meer geld naar het hoger onderwijs moeten. Het VVD-KamerlidLucas vroeg daarop hoe de SER een bekostiging van het hogeronderwijs op basis van kwaliteit voor zich zag. Rinnooy Kan wees opde discussie die in Europa gevoerd wordt over profielen vooruniversiteiten, bijvoorbeeld van research universiteit, technischeuniversiteit of regionale universiteit. Het profiel geeft aan waarde universiteit de nadruk op legt. Verandering in de plaatsing vande universiteit binnen het profiel zou dan een rol kunnen spelenbij de bekostiging.

Minder opleidingen, beter onderscheid

Het CDA-Kamerlid vroeg zich in het licht van de noodzakelijkeverbeteringen en gewenste investeringen af hoe het pleidooi om teschrappen in het aantal opleidingen te rijmen is met het pleidooivoor een veelzijdig onderwijsaanbod. Rinnooy Kan gaf aan dat hiervooral in het HBO enige acties nodig zijn. Met name daar komennogal wat opleidingen voor die naar de inhoud weinig van elkaarverschillen, maar toch een andere naam hebben. De SER vindt hetverstandig deze opleidingen te clusteren in het kader van devorming van brede bachelors, zodat studenten makkelijker kunnenkiezen en werkgevers beter de waarde van een opleiding kunneninschatten.

De SER-voorzitter benadrukte tege over de PvdA dat hij selectieop een positieve manier wil benaderen, het gaat erom de juistestudent op de juiste plaats te krijgen. Dat is goed voor hetstudierendement, omdat het minder studie-uitval tot gevolg zalhebben. De SER wil selectie niet verplichten, maar ook nietverbieden. Iedere onderwijsinstelling moet zelf beslissen of ze wilselecteren en hoe ze dat gaat doen.

Afwijzing van een student moet goed worden beargumenteerd. DePvdA is misschien bang dat er dan aspirant-studenten bij deaanmelding vooraf als het ware ‘overblijven’, maar volgens RinnooyKan is die angst niet nodig. Dit gebeurt op dit moment feitelijknergens in het HO en het is ook niet in het belang van deonderwijsinstellingen.

Prikkels voor keuze werken niet vanzelf

Anne-Wil Lucas (VVD) vroeg zich af wat voor positieve prikkelsde SER zou willen inzetten om een studie te kiezen die goedaansluit bij de vraag van de arbeidsmarkt. Rinnooy Kan vond dit eenlastige vraag. Enerzijds is er veel voor te zeggen studenten diestudie te laten kiezen die ze interessant vinden. Vaak komt datvanzelf wel goed, zeker bij de krapper wordende arbeidsmarkt.

Toch is het niet onverstandig studies waarvoor erg veelbelangstelling is en waar niet zoveel behoefte aan bestaat op dearbeidsmarkt enigszins te ontmoedigen. Opleidingen waar we echtveel behoefte aan hebben en waar het niet storm loopt quastudenten, zoals bèta- en technische opleidingen, zouden we juistaantrekkelijker en dus goedkoper moeten maken.  Hij benadruktedat het overigens niet altijd goed is in te schatten hoe grootprecies de behoefte in de toekomst zal zijn aan afgestudeerden ineen bepaalde opleiding. Niet voor werkgevers, maar ook niet voor deoverheid.

Groot niet per se goed

De PVV wilde de opvattingen van de SER horen over de plannenvoor samenwerking tussen universiteiten in Zuid-Holland enOost-Nederland. Schaalvergroting betekent volgens HO-woordvoerderBeertema niet vanzelf verbetering, zoals hij zelf had ondervondenbij een MBO-instelling in Rotterdam. Rinnooy Kan merkte op datgrote universiteiten niet per se goede instellingen hoeven te zijn.Maar goede universiteiten zijn soms ook groot van omvang. In de topvan de ranking van de beste universiteiten ter wereld staan ookhele grote universiteiten.

Samenwerking van academische instellingen kan de rankingverbeteren. Essentieel voor de kwaliteit van een universiteit ishoe er met de massa aan studenten wordt omgegaan. Met plaatselijkecampussen kan de schaal voor studenten klein blijven. Rinnooy Kanbegreep de zorg in dat verband van CDA-Kamerlid De Rouwe overdocenten die zich opgejaagd voelen door prestatie-indicatoren. Denadruk op onderzoekprestaties noemt hij wel degelijk belangrijk,maar de universiteiten moeten ook ruimte hebben omonderwijsprestaties te waarderen. Onderwijsinstellingen en docentenhebben hier primair een eigen verantwoordelijkheid.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK