De motie-Hamer van Obama

Nieuws | de redactie
23 november 2011 | Obama's basketbalmaatje Arne Duncan was prof in Australië. Terug in Chicago was zijn eerste baan bij Greg Darnieder, die hij ging helpen in de ruigste buurten. Nu is Duncan Obama's onderwijsminister en is Darnieder zijn rechterhand. ScienceGuide sprak hem over studiesucces, eerste generaties en Obama's tweede termijn.

“We gingen aan de slag met studiesucces en doorstroomprojectenin Cabrini Green, een ‘tough neighbourhood’. Mag je wel zeggen, ja.Ik onderhandelde met drie gangs die er de straten en de scholendomineerden. Dat was de realiteit waarmee de scholieren enstudenten hadden te leven en wij gingen die dan ook niet ontkennen.’We had to deal with it.’ Dat heb ik 15 jaar gedaan, na jaren alsdocent in St. Louis en in Maryland.”

Alles meegemaakt

“Alles heb ik in Cabrini Green meegemaakt. Heb studenten op wegkunnen helpen die ik nu 25 jaar later als ‘mijn alumni’ nog steedsontmoet. Sommigen kregen verantwoordelijke functies in het ChicagoPublic Schoolsystem toen Arne Duncan daar de CEO van was, ook alsmijn assistenten daar. Binnenkort vier ik Thanksgiving met hen. Datis wel symboliek, inderdaad.

Maar alles meemaken houdt ook in dat ik kinderen vermoord hebzien worden. Eén van mijn scholieren was op weg naar school metzijn moeder. Hij raakte in een kruisvuur verzeild tussen gangs dieelkaar bij klaarlichte dag op straat aan het uitmoorden waren. ‘Atough neighbourhood’.”

Greg Darnieder ging na die jaren een stichting leiden diegeld van een bankiersfamilie  in één buurt van ‘the WindyCity’ gericht, bewust investeerde, in scholing, huisvesting,kinderopvang en studiesuccesprojecten. Zo richtte hij een CharterHigh School op in deze wijk die in 1968 bij de rellen na de moordop Dominee King grotendeels in vlammen was opgegaan. In 2003 haaldeArne Duncan hem naar het CPS, naar het ‘CvB’ van alle openbarescholen van  miljoenenstad Chicago met zijn jongeren uit allewerelddelen.

“Ik moest mij vooral wijden aan – al weer – studiesucces, deeffectieve doorstroom van jongeren naar het beste wat ze kunnen. Wehadden te maken met 400.000 van hen op onze scholen in de stad. Vande doorstromers van VO naar HO waren bij ons zo’n 100.000 echteeerste-generatie-studenten. Zij komen uit gezinnen waar leren,studeren, academische vorming en taal, heel die cultuur daar omheendus echt geen usance zijn.

Daar komt nog iets bij in ons land. Daarin verschillen wij vanNederland, een fundamenteel punt. Het uitstroomniveau en hetdiploma van de highschool vormt er geen garantie voor de doorstroomnaar het hoger onderwijs. Het is cruciaal voor jongeren om opvoldoende niveau af te studeren om toegang te krijgen tot adequatehogescholen en universiteiten. Veel jongeren halen dat niet, vooralin die eerste-generatie-milieus.”

Hoger onderwijs geen OSM

“Vergis u trouwens niet, dat is heus geen ‘urban problem only’.Dit komt ook veel voor in die grote, uitgestrekte gebieden van’rural America’. Deze dunbevolkte, vaak geïsoleerde regio’s enplaatsen kennen grote bevolkingsgroepen die zonder HO-tradities of-opleiding op boerderijen en in het plaatselijke MKB werk zijn gaandoen. Men dacht lange tijd dat in zulke plattelandsgebieden eenhogere opleiding eigenlijk niet zo nodig was.”

Samen met Duncan bouwde Darnieder voort op hun ervaringen inde projecten in Cabrini Green en andere buurten. Ze pakten deaanpak van de ‘I Have a Dream’ stichting op, die studiesucces langseen heel directe route aanwakkerde.

“We gingen tegen talentrijke studenten zeggen: als jij zorgt datje in zo’n doorstroomtraject echt werk maakt van je studie, dangaranderen wij dat je geen collegegeld hoeft te betalen. Dehuivering van veel jongeren – en hun ouders, vaak uit gebrokengezinnen – is hier heel reëel. Het gevoel dat een topuniversiteitof een master en PhD niet ‘OSM’ is, dat is een krachtige rem, ookeconomisch. Deze belemmering namen wij zo in één klap weg. Als jeeruit haalt wat er bij jou inzit, dan hoef je je dus nu al geenzorgen te maken over je studiekosten. Dat raakte een kern van deobstakels van veel van die eerste-generatie-studenten.”

Een roeping

Senator Obama uit Chicago werd president. Hij vroeg directArne Duncan mee te gaan naar Washington als zijn minister vanOnderwijs. (Precies zoals Obama’svriend prof. Arnold Mitchem een half jaar voor deverkiezingen op ScienceGuide al voorzag!) Greg Darnieder had zulkesignalen ook opgevangen, natuurlijk.

“De dagen na de presidentsverkiezingen liep ik Arne op de gangvan ons bureau tegen het lijf. ‘Let me know if I can be of somehelp,’ heb ik hem gezegd. Hij knikte. Doordat mijn kindereninmiddels groot waren, kon ik als het nodig was uit Chicago weg. Omhet geld of zo hoef je het niet te doen, naar Washington gaan. Ikheb nog nooit een baan gedaan om ‘een carrière’. ‘Work is acalling, a purpose. It is something beyond yourself, tocontribute.’

Ik ben meegegaan naar DC, uit respect voor de man. Als ArneDuncan zo’n klus aanpakt en je daarvoor nodig heeft, dan doe jedat. Uit respect voor wie hij is. Zijn inzet, ‘dedication andintegrity.’

Wat interessant is aan zijn visie op goed onderwijsbeleid? Hijzegt altijd: ‘Focus on young people’. Dus veel minder op deinfrastructuren en organisatorische elementen die rond hetonderwijsproces heen draaien. Zijn belangstelling is primairgericht op ‘the dynamic within the structures.’ Hoe kun je diefocus op jongeren en hun potentieel daarin activeren? Dus ook nuweer zijn we bezig strategieën die werken aan te moedigen voor dedoorstroom van VO naar HO. Wat heeft zich bewezen? Waar? Waarom?Hoe vertaal je dat naar elders in die structuren van onderwijs? Ennu niet voor de 400.000 studenten en scholieren in één stad, maarvoor tientallen miljoenen in een land, een continent.”

Het beleid van Obama en Duncan lijkt dan ook op elkaar. Hetkijkt zeer analytisch en bijna afstandelijk naar wat de meestsuccesvolle aanpak blijkt te zijn. En aan de hand van de feiten inplaats van fact-free-politics en broodjes aap over onderwijs- enkennisbeleid wordt een lange termijn aanpak in gang gezet.

“‘Our education system is broken, in many places simultaneously.It is not fulfilling its potential and fails young people infulfilling their potential this way.’ Om dit fundamenteel aan tepakken hebben we vier terreinen fors aangesproken. Verbeteringendaar zijn de topprioriteiten.”

Vier key priorities

“Het eerste terrein klinkt misschien droog, maar is onmisbaar.Data. Het onderwijs moet weten wat het doet, hoe het met jongetalenten feitelijk omgaat. Weet je dat, dan kun je gericht dingenverbeteren. Bovendien moeten we veel slimmer met data omgaan. Er isveel meer beschikbaar en bruikbaar dan de vaste set publiekegegevens die scholen, besturen en districten moeten aanleveren.Veel particuliere fondsen en stichtingen weten heel veel over watin hun programma’s speelt bijvoorbeeld, ‘so using them makes ussmarter’.”

Als tweede terrein noemt Darnieder de noodzaak van helderenormen en benchmarks. De duizenden schooldistricten in de USA en de50 staten zijn behoorlijk autonoom en dat heeft veel voordelen.Maar de normen voor studiesucces en kennisbeleid zijn vandaag dedag niet meer ‘we doen het net iets beter dan het buurdistrict ofde staat ten westen van ons.’

“Dat brengt meteen het derde prioriteitsgebied in beeld. Studiesals die van de OECD, recent een via McKinsey ook, laten zien dat detoonaangevende onderwijsnaties de docent echt als ‘key person’kennen. Dat gaat om veel meer dan de lerarensalarissen. Dat raakthun levensloopbaan en de compensaties en investeringen daarin. Dathangt meteen samen met het prestige dat men die loopbanen geeft ende waarden die in dat vak besloten liggen.

In Korea is een docent niet zozeer een werknemer van eenschoolbestuur, maar ‘a leader, a keyfigure in a learningcommunity.’ Dit voorbeeld laat zien dat je dus standaarden vanprofessionaliteit moet ontwikkelen die verder kijken dan deindividuele school of schooldistricten. Ook die normen zijnwereldwijd relevant geworden.”

De vierde topprioriteit pakt het onderwijs op basis van defeiten en data in de kern van de problemen aan. Darnieder noemt dit’a civil rights issue, in essence.’

“We zullen de echt heel slecht presterende scholen fundamenteelmoeten willen aanpakken. “The bottom 5% in all the districts. Wehave the data, it is clear for all where these schools are and whythey fail to perform to their potential.’ De vraag is daarom niet’waar’ en ‘of’ die scholen te vinden zijn. De vraag is of wij dezedelijke moed op willen brengen juist daar de beste aanpak, bestpractices van onderwijsverbeteringen te verantwoorden. ‘It is aquestion of moral courage and of effective policies’.”

Nog geen Sputnik Moment

“Deze vier terreinen geven de strategische sturing aan hetbeleid. We analyseren dus alle programma’s met de vraag: ‘heeft hetgeld dat we hier inzetten de optimale impact? Wat laten de datazien en welke aanpak is zo effectief dat je daar beter extra geldkunt inzetten?”

Deze ‘evidence based’ benadering leidt soms tot schrik enberoering, maar ook tot actie bij wezenlijke ‘stakeholders’. Zozijn toppers uit het bedrijfsleven bereid mee te doen als zichtbaaris dat ‘hun geld’ ook echt met veel effect studiesucces enonderwijsverbetering oplevert. Maar ook de gouverneurs van de 50staten lijken wakker geschud.

“Zij zien natuurlijk de impact op hun budget voor de langeretermijn hiervan. Ze zien dat publieke verantwoording over de echtefeiten en normen in hun eigen belang is. Staten doen steeds meeractief mee, in het programma ‘Race to the Top’ bijvoorbeeld. Deeerste drie winnaars daarvan waren Tennesse, Rhode Island enMassachusetts. Anderen volgen nu in hoog tempo. Bij de steden dievoorop zijn gaan lopen zijn bekende namen als Boston en Chicago,maar inmiddels ook San Antonio en Austin in Texas, Kansas City enPhiladelphia.”

Op de vraag welk element van Obama’s kennisbeleid de meestezorgen, toch een tegenvaller lijkt op te leveren, lachtDarnieder. “You really try to get me in trouble, are you?”Het antwoord verrast. Alsof Obama en Duncan met hun eigen’motie-Hamer’ worstelen.

“Wat het moeilijkste is, is het besef laten groeien van ‘realurgency’. Het gevoel dat de USA niet meer als vanzelf zijnonderwijs kan laten doen wat het doet. Dat andere landen minstenszo goed en met veel meer sense of urgency bezig zijn. Enzeer doeltreffend bezig zijn. Dat besef vergt veel aandacht, het Sputnik Moment is er nog niet, niet zo heftigals toen eind jaren 50.

Je ziet dat de president in al zijn toespraken hier over begint.Steeds laat hij het kennisbeleid in een wereldwijd perspectief zienen dat hij het als president ook op die manier moet zien. Juist ineen tijd van grote economische veranderingen en in een crisis.’Education is at the core of the economic future of America’.”

Meer  dan ‘a beautiful phrase’

Daarmee is de blik gevestigd op een tweede ambtstermijn vanBarack Obama. De prioriteit daarin zal voor het onderwijsbeleidvooral consistentie en uitbouw van de lange termijn doelenzijn.

“We willen elk van die vier kern-terreinen verder aanwakkeren.Hun focus is helder. Nu zal het er om gaan de investeringen ingeld, tijd, aandacht en ‘urgency’ om te zetten in nog meer concretestrategieën. Welke van de best practices kunnen we in gang zettenper stad, per programma, per staat?

En, hoe bouwen we die ‘vertaalslag’ om in actief meewerkende,meedenkende ‘learning communities’ van burgers, onderwijsmensen enmaatschappelijke stakeholders als bedrijven en civil society? Dusook: hoe vertalen we nu de ervaringen van deHO-toegankelijkheidsprojecten als die van prof. Arnold Mitchem naarstrategieën die in veel scholen en staten ingezet kunnenworden?

Die nadruk op ‘learning communities’ is heel bewust. Hetonderwijs moet zich verder ontplooien in die richting.LifeLongLearning moet echt meer zijn dan ‘a beautiful phrase.'”

Over de kansen van Obama op een herverkiezing noemtDarnieder de houding van diens vertrouwelingen ‘realistic andconfident.’ Dat komt ook door de opstelling van de kandidaten vande Republikeinse partij. Het is daar bonton te pleitenvoor de afschaffing van – oeps – onder meer het ministerie vanOnderwijs. Fijntjes noteert onderwijsminister Duncans rechterhandhet volgende.

“Ja, dat idee leeft daar bij vele kandidaten. Helaas wistgouverneur Rick Perry dit departement als eerste af te schaffenorgaan nog wel te noemen. Toch is dat vanuit zijn eigen staat Texasgezien opvallend. Men wil daar de middelen van ons ministerie voorinvesteringen altijd graag hebben, immers. Blijkbaar is het voor descholen in Texas best goed wat wij doen.”

REACTIE LIETEKE VAN VUCHT TIJSSEN

Lieteke van Vucht Tijssen reflecteert indringend op GregDarnieders verhaal en op de visie van Obama en Duncan opkennisbeleid en de betekenis van onderwijs. En ze bekent haarliefde voor het HBO en haar bekering inzake de waarde van fusiesvan WO en HBO, ‘dankzij’ UvA-HvA.

De noodzaak van kennis

“Obama is zich zeer bewust van de noodzaak van de kennis die desamenleving nodig heeft, dat merk je steeds weer. En niet alleenkennis en onderwijs voor het HO zelf, maar veel breder. Voor heelde economische vooruitgang, het sociale weefsel, voor het goed,hoogwaardig werken van  maatschappelijke instituties en ook decivil society. Je ziet hoe diep die visie verankerd is in zijnbeleid in dit gesprek met Greg Darnieder. Het heeft ons veel tezeggen hier in ons land.”

De vier sleutelprioriteiten in het beleid van onderwijsministerArne Duncan en zijn president herkent zij. “Zeer sterk!” Ook bijons zouden data over onderwijsuitkomsten veel meer en breder benutmoeten worden. “We hebben ze nodig niet alleen maar voorbeleidsmakers en hun werk, maar vooral voor de student. Haar kansenen de juiste plek voor haar studiesucces moeten we daarmee optimaalmaken.”

Niet doorschieten in examens

De nadruk op de scherpe benchmarking voor autonome instellingenwuift Van Vucht Tijssen niet weg. Integendeel. “Dat accent vind ikheel goed en Halbe Zijlstra heeft dit thema best goed opgepakt ook.Als hij niet doorschiet met het ‘opleggen’ van ‘examens’ in hogeronderwijs, heeft dit veel kans op succes. Het is immers nu almerkbaar dat we in de hogescholen veel meer langs deze lijn gaanwerken. Als je de lat hoger wilt leggen, dan moet je immers wetenover welke lat je het eigenlijk met elkaar wilt hebben en hoe hooghij dan op dit moment zou liggen. Met de kennisbasis in het HBOwordt daar concreet handen en voeten aan gegeven.”

Treffend vindt de gasthoofdredacteur hoe juist bij Obama eensterk besef van de globale interdependentie van de kenniseconomieen onderwijsambities doorklinkt. De overeenkomst met de motivatieachter ‘de motie-Hamer’ onderstreept zij dan ook.

“De USA en wij, heel het Westen is in de jaren 90 naïef geweest.We dachten dat we met outsourcen van ‘vuil werk’, van maakindustrievoor onszelf de hoogwaardige taken konden reserveren. Dat modelstort nu in. De snelle groeiers bij de productielanden trekken nuook de knowhow en de kennis naar zich toe. Natuurlijk willen enkunnen zij zich die nu ook eigen maken en zetten daar hun kapitaalvoor in.”

De USA dreigt hiermee een economisch moeilijke situatie op tezien komen, zegt zij. “De middenklasse krimpt, het MKB en destabiele groepen in de samenleving komen onder druk. Dan hou jealleen een kleine top van wereldwijde bedrijven over en verderslechts een groot, laagwaardig bedrijfsleven. Dat is eenwaarschuwing aan ons in Europa: zorg dat je het goede, diverse MKBovereind houdt en vitaal blijft houden.”

“Hier is een grote taak voor het HBO weggelegd. Wij moeten dekennis uit het WO weten te vertalen naar toepassing en succesvollemodellen voor het MKB. Daar zie ik meteen de verbinding met het eScience-verhaal van Lundqvist en Engelen. Datdit met succes kan, zie je in de creatieve industrie en detechnologiesector in ons land.”

Ik ben een bekeerling

“We moeten dus af van het idee dat de universitaire kennis ietsverhevens is, ver boven het HBO. Zij moeten juist dichtbij, naastelkaar hun eigen profiel realiseren. Dan pak je de innovatieparadoxvan ons land, van Europa pas echt aan. Ik ben in dat opzicht eenfan van de visie van Frans Leijnse op lectoraten en de kennisdelingvia die ontwikkeling.” De oud-UU-bestuurder komt dan met een tweedebekentenis. “Ik ben een bekeerling.”

“Bij de UU was ik voor fusies van WO en HBO. Als lid van de RvTvan de HvA heb ik meegeholpen met de besturenfusie. Wat er vanconcrete samenwerking terecht is gekomen heeft mij heel ergteleurgesteld. Als je nu naar Utrecht kijkt, dan zie je dat nauwesamenwerking zonder fusie, met ook sterke fysieke nabijheid op ééncampus heel goed werkt. Beide helpen elkaar zich teprofileren.”

Niet verrast is Van Vucht Tijssen over Greg Darnieders analysedat integratie van eerste generatie studenten allerminst eenurbaan, ‘multiculti’ vraagstuk is. De problemen van leeglopend’rural America’ herkent zij uit eigen ervaring in ons land. “Ik hebhet maken van het sectorplan HBO- Noord Nederland 2010 2014begeleid.. Daar zie je datzelfde ‘rurale’ patroon. Veel eerstegeneratiegezinnen zijn bijna ‘anti-academisch’ in de loopbanen vanjongeren. De omgeving laat talenten steken in het MBO.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK