Kunstdocenten voldoen aan kwaliteit

Nieuws | de redactie
7 november 2011 | OCW heeft geen “achteloze houding” over de kwaliteit van de kunstdocenten. Kritiek uit de Kamer weerspreekt staatssecretaris Zijlstra scherp. Een voorstel van de PvdA over inzet van onderbevoegde docenten in de kunst noemt hij “onnodig en overbodig”.

In een brief aan de Kamer naar aanleiding van een overlegschrijft de bewindsman onder meer:

“De leden van de PvdA-fractie menen dat ik op het punt vanonderwijsbevoegdheid van docenten in de kunstvakken eenontwijkende, afwachtende en achteloze houding aanneem en een kanslaat liggen. Ik vind het jammer dat deze leden die indrukhebben.

In essentie komt het neer op het volgende:

– de individuele hogeschool biedt een kunstvakdocentopleidingaan gericht op een bepaald beroep;

– de individuele hogeschool kan daarbij in dit geval, hetleraarschap in het voortgezet onderwijs, kiezen voor het modelwaarbij in de bacheloropleiding voor het tweedegraadsgebied wordtopgeleid en in een daaropvolgende masteropleiding voor heteerstegraadsgebied. Feit is dat alle aanbiedende hogescholen hebbengekozen voor een ongedeelde, ongegradeerde bacheloropleiding diemoet leiden tot het voldoen aan wettelijke bekwaamheidseisenwaarmee een afgestudeerde in het gehele voortgezet enberoepsonderwijs kan worden benoemd en, als vakdocent, in hetprimair onderwijs;

– de hogescholen hebben die keus gehandhaafd na en op basis vanhet advies van Smets+Hover+. Dat recht hebben ze;

– de Nederlands Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO) heeft deopleidingen accreditatie verleend. Dat betekent dat de NVAO vanmening is dat de opleidingen voldoen aan eisen van basiskwaliteit.Een dergelijk accreditatiebesluit impliceert dat de NVAO van meningis dat een afgestudeerde kan worden geacht te hebben voldaan aan devan toepassing zijnde bekwaamheidseisen, in dit gevalbekwaamheidseisen voor een ongegradeerd leraarschap;

– in dat hele traject heb ik een beperkte rol. Ik kaninterveniëren als er sprake zou zijn van een ondoelmatig aanbod enals er sprake zou zijn van een aanbod dat blijkens het oordeel vande NVAO niet voldoet aan de eisen van basiskwaliteit. Zoals in debrief van 27 mei 2010 aan uw Kamer als is geconstateerd, waren enzijn er in die zin geen indicaties dat de kwaliteit van debetreffende opleidingen tekort schiet.

– in dat verband is ook meermalen benadrukt dat er geen enkelbeletsel is dat de leraar aansluitend een masteropleiding volgt,die weliswaar niet leidt tot een aanvullende bevoegdheid (want datis niet meer nodig) maar wel kan leiden tot verbreding enverdieping van bekwaamheid. De leraar kan ervoor kiezen daartoe vande lerarenbeurs gebruik te maken. Zijn werkgever kan de leraarstimuleren die opleiding te volgen en kan hem daarbij eventueelfaciliteren. De werkgever kan het afronden van een masteropleidingook zelf als benoemingsvoorwaarde stellen.

Zoals u weet beraad ik mij, naar aanleiding van advisering vande Onderwijsraad op dat punt, ook in den brede over de vraag of wemoeten bevorderen dat er meer masteropgeleide docenten in hetonderwijs werkzaam zullen zijn. Dan gaat het niet of niet in deeerste plaats om een extra bevoegdheid, maar om beterebekwaamheid.

Gelet op bovenstaande kan ik de stelling van de leden van dePvdA niet onderschrijven dat docenten in de kunsten vaak mindergekwalificeerd voor de klas staan dan hun collega’s in anderevakgebieden en dat dat een onacceptabele situatie is. Mij zijn geenrapportages van de Inspectie van het Onderwijs bekend die mij opdat punt van mening zouden doen veranderen.

Deze leden doen het voorstel dat scholen een onvoldoendegekwalificeerde docent wel mogen inzetten voor een vak waarvoor hijon(der)bevoegd is. Met die docent wordt dan vervolgens een bindendeafspraak gemaakt om hem alsnog de noodzakelijke graad te latenbehalen. Deze leden vragen mijn reactie op dat voorstel.

Mijn reactie daarop is dat het voorstel niet nodig is, omdat ergeen sprake is van on- of onderbevoegdheid. Het voorstel is temeeronnodig omdat nadrukkelijk aan de kwaliteit van de opleidingenwordt gewerkt. Dat gebeurt niet alleen door het gezamenlijkvaststellen van de kennisbases, maar ook in andere acties die dehogescholen samen ondernemen.

Immers, de hogescholen hebben, in het verlengde van het rapport van de commissie Dijkgraaf(“Onderscheiden, verbinden, vernieuwen”), een sectorplan kunstonderwijs opgesteld en op 7juli 2011 aan mij aangeboden In vervolg daarop werken zij ditsectorplan 2012-2016 in het najaar (2011) uit met een plan vanaanpak dat het proces schetst dat vóór 1 april 2012 leidt tot debenodigde inhoudelijke verdieping van het sectorplan en vóór dezomer van 2012 maak ik in het verlengde van deze inhoudelijkeverdieping van het sectorplan prestatieafspraken perinstelling.”


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK