Een echt Nederlandsch hart

Nieuws | de redactie
14 december 2011 | De literaire canon met oude meesters als Hooft en Vondel is niet het resultaat van beoordeling op kwaliteit. Hij weerspiegelt vooral culturele idealen van recensenten in de vroege 19e eeuw. “Een echt Nederlandsch hoofd, en een echt Nederlandsch hart, worden het best verkregen door de schriften van echt Nederlandsche mannen te lezen.”

Dat concludeert NWO-onderzoeker Francien Petiet op basis van eenanalyse van tijdschriften en literatuurgeschiedenissen uit deeerste helft van de negentiende eeuw voor haar UvA-promotie. Letterkundige Petiet onderzocht hoe het literaire verledenwerd omgebouwd tot literair erfgoed. De wortels van de hedendaagseliteraire canon liggen in het begin van de negentiende eeuw. Toenverschenen de eerste literair-historische bloemlezingen enhandboeken over de vaderlandse literatuur. Literair-historicihadden vooral een ideologisch doel voor ogen: het herstellen van dein hun ogen vervallen natie.

Restauratie van nationale identiteit

De selectiecriteria die men gebruikte om meesters teonderscheiden van mindere goden waren gekleurd door de tijd: menwilde in de jaren na de Franse overheersing en in de nieuwe tijdvan het romantisch nationalisme voor alles de glorie van de GoudenEeuw herstellen. Alleen door restauratie van de nationaleidentiteit kon het vaderland er volgens hen weer bovenop komen.

Petiet laat zien hoe het nationale karakter van literatuur envan schrijvers daarom hoog gewaardeerd, hoger dan het esthetischekarakter. Zij bestudeerde hiervoor onder andere tijdschriften,voorwoorden bij heruitgaven van oudere werken, prijsvragen vangenootschappen en handboeken uit de periode 1797-1845.

Een van de eerste hoogleraren Nederlands, Cornelis Fransen vanEck, sprak in 1817: “Een echt Nederlandsch hoofd, en een echtNederlandsch hart, worden het best verkregen door de schriften vanecht Nederlandsche mannen te lezen.” Het werd belangrijk gevondendat iedereen kennis kon nemen van de vroegere literatuur, juistvanwege dit nationale doel. Er verschenen tientallen werken gerichtop een divers publiek van jongeren en ouderen, geleerden en leken,mannen en vrouwen en zelfs militairen.

Zedelijk vaderlander, geen middeleeuwer

Van de auteurs verwachtte men nu dat zij zedelijk, tolerant,huiselijk en godsdienstig (lees: protestant) waren. Mannen envrouwen die niet pasten in het ideale plaatje van de ‘vaderlander’werden literair verstoten. Zo werd de middeleeuwse literatuuraanvankelijk ook niet gewaardeerd, als obscuur en ‘tekatholiek’.

Karel ende Elegast werd in het begin vande negentiende eeuw nog omschreven als een misselijkdichtwerk. Later, in de jaren dertig en veertig van de negentiendeeeuw steeg de waardering voor de middeleeuwse werken, onder deinvloed van de modegolf van de middeleeuwse zuiverheid en eenvouden de romantische auteurs die deze propageerden.

Francien Petiet laat zien dat de werken die wij nu nog steedsbeschouwen als de belangrijkste literaire prestaties van onzevroegere schrijvers, deze status kregen in de negentiende eeuw. Decanon zoals die toen ontstond en vastgesteld, is sindsdiennauwelijks nog veranderd. Ook de ‘grote 3’ van Mulisch, Hermans enRevekonden daar weinig aan af of toe doen.


«
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief
ScienceGuide is bij wet verplicht je toestemming te vragen voor het gebruik van cookies.
Lees hier over ons cookiebeleid en klik op OK om akkoord te gaan
OK